Romeinen 8:23-25
Romeinen 8:23-25 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams. Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
Romeinen 8:23-25 Herziene Statenvertaling (HSV)
En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten in onszelf, in de verwachting van de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam. Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. Immers, wat iemand ziet, waarom zou hij dat nog hopen? Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.
Romeinen 8:23-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding.
Romeinen 8:23-25 Het Boek (HTB)
Dat geldt ook voor ons. Wij hebben als een voorproef van het nieuwe leven de Heilige Geest ontvangen, maar toch zuchten en verlangen ook wij naar de dag dat ons lichaam zal worden verlost van ziekte en dood. Deze verwachting is onze redding. Maar het is nog niet zover, anders zou het geen verwachting meer zijn. Iets dat er al is, hoef je immers niet meer te verwachten. Maar zolang het er nog niet is, blijven wij het geduldig verwachten.
Romeinen 8:23-25 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
En niet alleen de aarde, maar ook wijzelf. Het is wel zo dat we Gods Geest alvast gekregen hebben, als voorproef van de hemelse dingen die we nog gaan krijgen. Maar toch zuchten en kreunen we nu van pijn, terwijl we wachten op het moment dat God ons totaal zal bevrijden. Dan zal Hij ons voorgoed tot zijn kinderen maken. Dat zal zijn op het moment dat we bevrijd zullen worden van ons sterfelijke lichaam. En daar kijken we vol verwachting naar uit. Dat doen we al vanaf de dag dat we werden gered! Als iets er al is, hoef je er niet meer naar uit te kijken. Het is er immers al. Maar wij kijken uit naar iets wat er nog níet is. En we zijn er zeker van dat het komt. Daarom wachten we er vol vertrouwen geduldig op.