Romeinen 2:17-24
Romeinen 2:17-24 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zie, gij wordt een Jood genaamd en rust op de wet; en roemt op God, En gij weet Zijn wil, en beproeft de dingen, die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit de wet; En gij betrouwt uzelven te zijn een leidsman der blinden, een licht dergenen, die in duisternis zijn; Een onderrichter der onwijzen, en een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet. Die dan een anderen leert, leert gij uzelven niet? Die predikt, dat men niet stelen zal, steelt gij? Die zegt, dat men geen overspel doen zal, doet gij overspel? Die van de afgoden een gruwel hebt, berooft gij het heilige? Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet? Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is.
Romeinen 2:17-24 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zie, u wordt Jood genoemd. U steunt op de wet en roemt in God, en kent Zijn wil en onderscheidt wat wezenlijk is, omdat u uit de wet bent onderwezen. En u bent van uzelf overtuigd dat u een gids voor de blinden bent, een licht voor hen die in duisternis zijn, een opvoeder van onverstandigen, een leermeester van jonge kinderen, omdat u in de wet de belichaming van de kennis en van de waarheid hebt. U dan die een ander onderwijst, onderwijst u uzelf niet? U die predikt dat men niet stelen mag, steelt u zelf? U die zegt dat men geen overspel mag plegen, pleegt u zelf overspel? U die de afgoden verfoeit, pleegt u zelf tempelroof? U die in de wet roemt, onteert u God door de overtreding van de wet? Want de Naam van God wordt, zoals geschreven is, door uw toedoen gelasterd onder de heidenen.
Romeinen 2:17-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Indien gij u dan Jood laat noemen, steunt op de wet, u beroemt op God, zijn wil kent, weet te onderscheiden waarop het aankomt, daar gij onderricht in de wet geniet, en u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn, een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar gij in de wet de belichaming der kennis en der waarheid bezit, – hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij, die predikt, dat men niet stelen mag, steelt gij? Die overspel verbiedt, doet gij overspel? Die gruwt van de afgoden, pleegt gij tempelroof? Die u op de wet beroemt, onteert gij God door uw overtreden van de wet? Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat.
Romeinen 2:17-24 Het Boek (HTB)
En u, die er trots op bent Joden te zijn, vertrouwt op de geschreven wet van God! U bent er trots op dat u de enige, ware God kent en weet wat Hij wil. Omdat u onderwijs uit de wet krijgt, kunt u onderscheiden wat goed is. Daarom beschouwt u zich als mensen die blinden op de goede weg leiden, als een licht voor hen die in het duister leven. Omdat in Gods wet de waarheid en de kennis onder woorden zijn gebracht, denkt u buitenstaanders en kinderen iets te kunnen leren. Maar als u anderen onderwijst, waarom onderwijst u zichzelf dan niet? U beweert dat men niet mag stelen. Steelt u zelf dan niet? U zegt dat men geen overspel mag plegen. Maar wat doet u zelf? U zegt dat u een grote afkeer van afgoden hebt. Toch profiteert u van de tempel! U gaat er prat op Gods wet te kennen. Maar waarom maakt u God dan te schande door zijn wet te overtreden? Er staat niet voor niets in de Boeken: ‘Het is uw schuld dat de naam van God over de hele wereld door het slijk gehaald wordt!’
Romeinen 2:17-24 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
[ Jullie verbeelden je heel wat! ] Jullie heten Joden. Jullie vinden de wet heel belangrijk. Jullie scheppen er over op dat jullie God kennen. Jullie kennen Gods wil. Jullie weten precies wat goed en verkeerd is. Want jullie kennen de wet. Jullie denken dat jullie mensen van andere volken kunnen leren wie God is. Jullie denken dat jullie hun alles over het geloof in God kunnen leren. En dat jullie les kunnen geven aan mensen die nog niet veel van het geloof weten. En dat denken jullie, omdat jullie door de wet precies weten wat God wil. Jullie leren de andere mensen dus hoe het moet. Maar hoe komt het dat jullie zelf niets leren? Jullie leren de mensen dat je niet mag stelen. Maar waarom stelen jullie zelf dan wél? Jullie verbieden andere mensen om ontrouw te zijn aan hun man of vrouw. Maar waarom zijn jullie zelf dan wél ontrouw? Jullie vinden afgoden walgelijk. Maar waarom beroven jullie zelf dan de tempel? [ Want jullie zijn hebzuchtig! ] Jullie scheppen op over de wet. Maar waarom beledigen jullie God dan door je niet aan zijn wet te houden? De Boeken zeggen het al: "Door jullie gedrag zeggen de niet-Joodse volken slechte dingen over God."