Openbaring 7:1-8
Openbaring 7:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Daarna zag ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden der aarde vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, of over de zee, of over enige boom. En ik zag een andere engel opkomen van de opgang der zon, hebbende het zegel van de levende God; en hij riep met luider stem tot de vier engelen, aan wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te brengen, en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. En ik hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren verzegeld uit alle stammen der kinderen Israëls. Uit de stam Juda twaalfduizend verzegelden, uit de stam Ruben twaalfduizend, uit de stam Gad twaalfduizend, uit de stam Aser twaalfduizend, uit de stam Naftali twaalfduizend, uit de stam Manasse twaalfduizend, uit de stam Simeon twaalfduizend, uit de stam Levi twaalfduizend, uit de stam Issakar twaalfduizend, uit de stam Zebulon twaalfduizend, uit de stam Jozef twaalfduizend, uit de stam Benjamin twaalfduizend verzegelden.
Openbaring 7:1-8 Het Boek (HTB)
Daarna zag ik vier engelen op de vier hoeken van de aarde staan. Zij hielden de vier winden vast, zodat er nergens een zuchtje wind was. De zee was zo glad als een spiegel en er ritselde geen blad aan de bomen. Uit het oosten zag ik een andere engel opkomen, die het zegel van de levende God bij zich had. Hij riep naar de vier engelen die van God macht hadden gekregen om de aarde en de zee schade toe te brengen: ‘Wacht! Breng nog geen schade toe aan de aarde, de zee en de bomen, want wij moeten eerst het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren drukken.’ En ik hoorde hoeveel mensen het zegel kregen: honderdvierenveertigduizend uit het volk van Israël: twaalfduizend uit elk van de twaalf stammen, dus uit Juda, Ruben en Gad, uit Aser, Naftali en Manasse, uit Simeon, Levi en Issaschar, uit Zebulon, Jozef en Benjamin.
Openbaring 7:1-8 BasisBijbel (BB)
Daarna zag ik op de vier hoeken van de aarde vier engelen staan. Ze hielden de vier winden van de aarde tegen. Zo waaide er helemaal geen wind meer over het land, over de zee en door de bomen. En ik zag een andere engel komen van waar de zon opkomt. Hij had het stempel van de levende God bij zich. Hij riep luid tegen de vier engelen die de winden tegenhielden en die de macht hadden gekregen om de aarde, de zee en de bomen kwaad te doen: "Jullie mogen de aarde en de zee nog geen kwaad doen. Eerst moeten we een stempel zetten op het voorhoofd van de dienaren van God als bewijs dat ze van God zijn." Ik hoorde hoeveel mensen dat stempel zouden krijgen: 144.000 mensen uit alle stammen van het volk Israël kregen dat stempel op hun voorhoofd. Het waren 12.000 mensen uit de stam van Juda, 12.000 mensen uit de stam van Ruben, 12.000 mensen uit de stam van Gad, 12.000 mensen uit de stam van Aser, 12.000 mensen uit de stam van Naftali, 12.000 mensen uit de stam van Manasse, 12.000 mensen uit de stam van Simeon, 12.000 mensen uit de stam van Levi, 12.000 mensen uit de stam van Issaschar, 12.000 mensen uit de stam van Zebulon, 12.000 mensen uit de stam van Jozef, en 12.000 mensen uit de stam van Benjamin.
Openbaring 7:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde. Zij hielden de vier winden van de aarde tegen, opdat er geen wind zou waaien op de aarde, of op de zee of tegen enige boom. En ik zag een andere engel opkomen vanwaar de zon opgaat, met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tegen de vier engelen aan wie het gegeven was de aarde en de zee schade toe te brengen, en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten. Uit de stam Juda waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Ruben waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Gad waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Aser waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Naftali waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Manasse waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Simeon waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Levi waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Issaschar waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Zebulon waren er twaalfduizend verzegeld, uit de stam Jozef waren er twaalfduizend verzegeld, en uit de stam Benjamin waren er twaalfduizend verzegeld.