Psalmen 73:21-26
Psalmen 73:21-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U. Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Psalmen 73:21-26 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen mijn hart verbitterd was en ik in mijn nieren geprikkeld werd, hoe onverstandig was ik toen, ik wist niets! Ik was een redeloos dier bij U. Ik zal echter voortdurend bij U zijn, U hebt mijn rechterhand gegrepen. U zult mij leiden door Uw raad, daarna zult U mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik behalve U in de hemel? Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde. Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart, dan is God de rots van mijn hart en voor eeuwig mijn deel.
Psalmen 73:21-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. Nochtans zal ik bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig.
Psalmen 73:21-26 Het Boek (HTB)
Toen bitterheid in mijn hart opkwam en ik opstandig en geprikkeld was, reageerde ik als een dwaas zonder inzicht. Ik gedroeg mij onredelijk tegenover U. Toch zal ik altijd bij U blijven, U houdt mij stevig vast. Door uw raadgevingen zal ik mij laten leiden en wanneer ik eenmaal sterf, mag ik in uw heerlijkheid bij U komen. Wie of wat heb ik, buiten U, nog nodig? Als ik U heb, heb ik verder niets nodig en verlang ik niets meer. Noch op aarde, noch in de hemel. Al zou ik geestelijk en lichamelijk bezwijken, mijn hart vertrouwt op God, Hij is mijn rots. Voor eeuwig houdt Hij mij vast.
Psalmen 73:21-26 BasisBijbel (BB)
Toen ik er boos en bitter over was, dat het zo goed met hen gaat, was ik een grote dwaas. Ik was als een dier zonder verstand. Want ik mag altijd dicht bij U zijn. U houdt mijn hand vast. Zo leidt U mij en geeft U mij raad. Later zult U mij eervol ontvangen. Wie heb ik in de hemel behalve U? Ook op aarde verlang ik niets anders dan U. Zelfs als ik zou sterven, bent U alles voor mij. U bent de rots onder mijn voeten. Voor eeuwig bent U alles voor mij.