Psalmen 44:1-26

Psalmen 44:1-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds. Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs. Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan. Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich. Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet. Gij stelt ons onzen naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn. Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij; Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige. Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond. Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt. Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden god uitgebreid, Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten. Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.

Psalmen 44:1-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds. Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs. Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan. Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich. Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet. Gij stelt ons onzen naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn. Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij; Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige. Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond. Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt. Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden god uitgebreid, Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten. Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.

Psalmen 44:1-26 Herziene Statenvertaling (HSV)

O God, met onze oren hebben wij het gehoord, onze vaderen hebben het ons verteld: U hebt een werk gedaan in hun dagen, in de dagen vanouds. Ú hebt de heidenvolken met Uw hand verdreven, maar hén geplant. U hebt de volken kwaad aangedaan, maar hén zich laten uitbreiden. Want zij hebben het land niet door hun zwaard in bezit genomen en hún arm heeft hun geen verlossing gegeven, maar Uw rechterhand, Uw arm en het licht van Uw aangezicht, omdat U hun goedgezind was. Ú bent mijn Koning, o God; gebied volkomen verlossing voor Jakob! Door U stoten wij onze tegenstanders neer, in Uw Naam vertrappen wij wie tegen ons opstaan. Want ik vertrouw niet op mijn boog, mijn zwaard zal mij niet verlossen. Maar U verlost ons van onze tegenstanders, U maakt wie ons haten, beschaamd. In God roemen wij de hele dag, Uw Naam zullen wij voor eeuwig loven. Sela Niettemin hebt U ons verstoten en te schande gemaakt, omdat U met onze legers niet oprukt. U doet ons terugdeinzen voor de tegenstander, en wie ons haten, plunderen ons uit ten bate van zichzelf. U geeft ons over als schapen om op te eten, U verstrooit ons onder de heidenvolken. U verkoopt Uw volk voor weinig geld, U verhoogt hun prijs niet. U maakt ons tot smaad voor onze buren, tot spot en schimp voor wie ons omringen. U maakt ons tot een spreekwoord onder de heidenvolken en doet de natiën het hoofd over ons schudden. De hele dag zie ik mijn schande voor mij en schaamte bedekt mijn gezicht, vanwege de stem van wie mij hoont en lastert, vanwege de vijand en de wraakzuchtige. Dit alles is ons overkomen, toch hebben wij U niet vergeten of Uw verbond verloochend. Ons hart is niet teruggeweken en onze schreden zijn niet van Uw pad geweken, ook al hebt U ons in een oord van jakhalzen verpletterd, en ons met een schaduw van de dood overdekt. Als wij de Naam van onze God hadden vergeten en onze handen hadden uitgebreid naar een vreemde god, zou God dat niet onderzoeken? Want Hij weet wat er in het hart verborgen ligt. Maar om U worden wij de hele dag gedood; wij worden beschouwd als slachtschapen. Word wakker! Waarom zou U slapen, Heere? Ontwaak! Verstoot ons niet voor altijd. Waarom zou U Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? Want onze ziel ligt neergebukt in het stof; onze buik kleeft aan de aarde.

Psalmen 44:1-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

O God, met eigen oren hebben wij het gehoord, onze vaderen verhaalden het ons: het werk dat Gij gewrocht hebt in hun dagen, in de dagen van ouds. Met uw hand hebt Gij volken verdreven, en hèn geplant, natiën geteisterd, en hèn uitgebreid. Want niet met hun zwaard hebben zij het land verworven, niet hun arm heeft hen gered, maar uw rechterhand en uw arm en het licht van uw aanschijn, omdat Gij in hen een welbehagen hadt. Gij toch zijt mijn Koning, o God; gebied de verlossing van Jakob. Met U stoten wij onze tegenstanders neer, in uw naam vertreden wij wie tegen ons opstaan. Want niet op mijn boog vertrouw ik, en mijn zwaard verlost mij niet; maar Gij hebt ons verlost van onze tegenstanders en onze haters beschaamd gemaakt. In God roemen wij de ganse dag, uw naam zullen wij loven voor altoos. sela Nochtans hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, en zijt met onze heerscharen niet uitgetrokken; voor de tegenstander hebt Gij ons laten wijken, en onze haters hebben naar hartelust geplunderd. Gij hebt ons overgeleverd als slachtvee, ons onder de volken verstrooid; Gij hebt uw volk verkocht voor een spotprijs, en zijt niet rijk geworden door hun koopsom; Gij hebt ons gesteld tot smaad voor onze naburen, tot spot en hoon voor wie ons omringen; Gij hebt ons tot een spreekwoord onder de volken gesteld, Gij doet de natiën over ons het hoofd schudden. De ganse dag staat mijn schande mij voor ogen, en bedekt schaamte mijn aangezicht, om de taal van wie hoont en lastert, om de blik van vijand en wraakgierige. Dit alles is ons overkomen, maar wij vergaten U niet, noch verloochenden wij uw verbond; ons hart werd niet afvallig, noch weken onze voetstappen van uw pad, zodat Gij ons in een oord van jakhalzen moest verbrijzelen, en ons overdekken met diepe duisternis. Indien wij de naam van onze God hadden vergeten, en onze handen uitgestrekt naar een vreemde god, zou God dat niet uitvorsen? Hij toch kent de geheimen des harten. Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij worden gerekend als slachtschapen. Waak op! Waarom slaapt Gij, Here? Ontwaak! Verstoot niet voor eeuwig! Waarom verbergt Gij uw aangezicht, vergeet Gij onze ellende en verdrukking? Want onze ziel is in het stof gebogen, ons lijf kleeft aan de grond.

Psalmen 44:1-26 Het Boek (HTB)

God, onze ouders hebben ons steeds weer verteld hoe U in de geschiedenis met ons volk hebt gehandeld. Wij hebben het zelf gehoord. Eigenhandig hebt U de volken weggejaagd en onze voorouders in het land gezet. U hebt andere volken verdrukt en onze voorouders sterker laten worden. Zij hebben echt niet zelf het land veroverd, noch hun zwaard, noch hun lichamelijke kracht heeft hen bevrijd. Uw kracht en uw zorg hebben dat gedaan, omdat U hen liefhad. God, U bent mijn Koning, zorgt U toch voor de verlossing van uw volk! In uw kracht vellen wij onze tegenstanders en in uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komen onder de voet. Ik vertrouw niet op mijn boog en verwacht geen verlossing van mijn zwaard. U hebt ons bevrijd van onze vijanden, hen die ons haten hebt U voor schut gezet. Wij beroemen ons voortdurend op onze God, uw naam zullen wij altijd prijzen. Toch hebt U ons weggestuurd en vernederd, U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken. U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken, zij konden alles bij ons plunderen. U hebt ons overgeleverd als vee dat wordt geslacht. Wij zijn onder andere volken verdeeld geraakt. U hebt uw volk voor een spotprijs van de hand gedaan, van dat geld bent U niet rijk geworden. Onze buren roddelen over ons, U hebt ons bespottelijk gemaakt voor hen die rondom ons wonen. Onze schande is spreekwoordelijk geworden bij andere volken, ze schudden het hoofd om ons. Dag in, dag uit denk ik aan mijn schande, ik durf mij niet meer te vertonen vanwege de woorden van de roddelaars en de blikken van mijn vijanden en hen die op wraak uit zijn. Ondanks dit alles hebben wij U niet vergeten. Ook hebben wij het verbond met U nooit ontkend. Ons hart bleef op U gericht, wij bleven op het rechte pad. Desondanks hebt U ons op gevaarlijke plaatsen gebracht en tastten wij soms geheel in het duister. Als wij uw naam hadden vergeten en vreemde goden vereerd zouden hebben, zou God dat immers altijd merken? Hij kent immers elke uithoek van het menselijk hart? Werkelijk, ter wille van U zijn wij voortdurend in levensgevaar, wij worden beschouwd als schapen op weg naar het slachthuis. Word wakker! Waarom slaapt U, Here? Word toch wakker! Laat ons toch niet meer in de steek. Waarom keert U ons de rug toe? Waarom trekt U Zich onze ellende en moeiten niet aan? Wij stellen zelf niets meer voor en liggen hulpeloos op de grond.

Psalmen 44:1-26 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Een lied voor de Korachieten , om iets van te leren. Voor de leider van het koor. God, we hebben het zelf gehoord. Onze vaders hebben het ons verteld: U heeft vroeger geweldige dingen voor hen gedaan. U heeft Zelf volken uit hun eigen land weggejaagd om onze voorouders daar een plaats te geven. U heeft andere volken vernietigd, en ons volk steeds groter gemaakt. Niet met hun wapens hebben ze dit land veroverd. Niet hun eigen kracht heeft hen geholpen. Maar úw handen en úw kracht en úw liefde hebben dat gedaan, omdat U van hen houdt. U bent mijn Koning, God. Red alstublieft uw volk. Met úw hulp overwinnen we onze vijanden. Met úw hulp slaan we hen neer. Want ik vertrouw niet op mijn boog. Mijn zwaard kan mij niet redden. Ú redt ons van onze vijanden. Ú zorgt ervoor dat de mensen die ons haten voor schut komen te staan. We prijzen U de hele dag. Voor altijd zijn wij blij met U. Toch heeft U ons nu niet willen helpen. We staan voor schut. Want U heeft ons leger niet aangevoerd. We hebben voor onze vijanden moeten vluchten. Ze hebben ons geplunderd. Ze namen mee wat ze maar wilden. U heeft ons verhandeld als schapen die geslacht gaan worden. U heeft ons verspreid onder andere volken. U heeft ons verkocht voor een belachelijk lage prijs. U bent er niet rijk van geworden. U heeft ons voor schut gezet. Onze buurlanden lachen ons uit. Ze maken grappen over ons. Ze schudden spottend hun hoofd. De hele dag door kan ik aan niets anders denken. Ik schaam me verschrikkelijk. De hele dag beledigen ze mij. Aldoor zijn ze uit op wraak. Ook al is ons dit allemaal overkomen, tóch zijn we U niet vergeten. Tóch blijven we vasthouden aan uw verbond met ons. We blijven op U vertrouwen. We blijven de weg volgen die U ons heeft gewezen. Waarom heeft U ons dan verlaten, ons achtergelaten tussen de wilde dieren? Waarom laat U ons in het donker ronddwalen? Als we onze God vergeten zouden zijn, en vreemde goden zouden hebben aanbeden, dan zou U dat toch weten? Want U weet alles van ons. Maar omdat we op U vertrouwen, is ons leven de hele dag in gevaar. We worden behandeld als schapen die geslacht gaan worden. Word wakker, Heer! Waarom slaapt U? Sta op, Heer! Laat ons niet voor altijd in de steek! Waarom blijft U op een afstand? Ziet U onze ellende en moeilijkheden dan niet? Hulpeloos liggen we in het stof. Het is alsof we nooit meer zullen kunnen opstaan.