Psalmen 42:9-11
Psalmen 42:9-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; 's nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven. Ik zeg tegen God: Mijn rots, waarom vergeet U mij? Waarom ga ik in het zwart gehuld, door de onderdrukking van de vijand? Met een doodsteek in mijn beenderen honen mijn tegenstanders mij, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
Psalmen 42:9-11 BasisBijbel (BB)
Toch houdt de Heer elke dag van mij. Elke nacht heb ik een lied in mijn binnenste. Dat lied is een gebed tot de God die mijn leven leidt. Ik zeg tegen Hem: "U bent de rots onder mijn voeten. Waarom bent U mij vergeten?" Waarom maken mijn vijanden me het leven zo moeilijk? Ik loop in zwarte kleren vanwege alle ellende. Mijn vijanden zeggen aldoor tegen me: "Waar is nu die God van jou?" Hun haat is als een messteek in mijn hart.
Psalmen 42:9-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens. Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Psalmen 42:9-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Des daags zal de HERE zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens. Ik wil tot God, mijn rots, zeggen: Waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking? Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn tegenstanders, doordat zij de ganse dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Psalmen 42:9-11 Het Boek (HTB)
Overdag zal de goedheid en liefde van de HERE bij mij zijn en ʼs nachts zal ik tot Hem zingen, bidden tot de God van mijn leven. Ik zal God, mijn rots, vragen: ‘Waarom vergeet U mij? Waarom moet ik terneergeslagen rondlopen, onderdrukt door mijn tegenstanders?’ Mijn vijanden bespotten mij en brengen mij de doodsteek toe door de hele dag maar te zeggen: ‘Waar is uw God nu?’