Psalmen 31:1-24

Psalmen 31:1-24 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterken Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. Doe mij uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij zijt mijn Sterkte. In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God der waarheid! Ik haat degenen, die op valse ijdelheden acht nemen, en ik betrouw op den HEERE. Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheden gekend; En mij niet hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte. Wees mij genadig, HEERE! want mij is bange; van verdriet is doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik. Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd. Vanwege al mijn wederpartijders ben ik, ook mijn naburen, grotelijks tot een smaad geworden, en mijn bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden van mij weg. Ik ben uit het hart vergeten als een dode; ik ben geworden als een bedorven vat. Want ik hoorde de naspraak van velen; vreze is van rondom, dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn ziel te nemen. Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg: Gij zijt mijn God. Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden, en van mijn vervolgers. Laat Uw aangezicht over Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid. HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. Laat de valse lippen stom worden, die hard spreken tegen den rechtvaardige, in hoogmoed en verachting. O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! Gij verbergt hen in het verborgene Uws aangezichts voor de hoogmoedigheden des mans; Gij versteekt hen in een hut voor den twist der tongen. Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft Zijn goedertierenheid aan mij wonderlijk gemaakt, mij voerende als in een vaste stad. Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep. Hebt den HEERE lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de HEERE behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft.

Psalmen 31:1-24 Herziene Statenvertaling (HSV)

Tot U, HEERE, heb ik de toevlucht genomen, laat mij niet beschaamd worden, voor eeuwig; bevrijd mij door Uw gerechtigheid. Neig Uw oor tot mij, red mij met spoed, wees voor mij een sterke rots, een burcht om mij te behouden. Want U bent mijn rots en mijn burcht! Wijs mij dan de weg en leid mij zachtjes, omwille van Uw Naam. Trek mij uit het net dat zij heimelijk voor mij spanden, want U bent mijn kracht. In Uw hand beveel ik mijn geest; U hebt mij verlost, HEERE, getrouwe God! Ik haat hen die nietige afgoden vereren. Ík vertrouw op de HEERE. Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, want U hebt mijn ellende gezien en mijn ziel in benauwdheden gekend. U hebt mij niet overgeleverd in de hand van de vijand, maar mijn voeten in de ruimte doen staan. Wees mij genadig, HEERE, want angst benauwt mij; verzwakt van verdriet is mijn oog, mijn ziel en mijn buik. Want mijn leven teert weg door verdriet en mijn jaren door zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid en mijn beenderen zijn verzwakt. Vanwege al mijn tegenstanders ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren het meest, en tot een bron van angst voor mijn bekenden; wie mij op straat zien, ontvluchten mij. Vergeten ben ik, als een dode, verdwenen uit het hart; ik ben geworden als een gebroken kruik. Want ik hoor de laster van velen; angst van rondom, omdat zij tegen mij samenspannen. Zij bedenken plannen om mij het leven te benemen. Maar ík vertrouw op U, HEERE. Ik zeg: U bent mijn God! Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij uit de hand van mijn vijanden en van mijn vervolgers. Doe Uw aangezicht over Uw dienaar lichten, verlos mij door Uw goedertierenheid. HEERE, laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. Laat de leugenlippen verstommen, die hooghartige taal spreken tegen de rechtvaardige, vol hoogmoed en verachting. Hoe groot is Uw goed, dat U weggelegd hebt voor wie U vrezen, dat U bereid hebt voor wie tot U de toevlucht nemen ten aanschouwen van de mensenkinderen. U verbergt hen in het verborgene van Uw aangezicht voor het hoogmoedig gedrag van de man; U doet hen schuilen in een hut voor het getwist van tongen. Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft wonderen aan mij gedaan, wonderen van Zijn goedertierenheid: Hij bracht mij in een versterkte stad. Ik echter zei, in mijn haast: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; maar toch hoorde U mijn luide smeekbeden toen ik tot U riep. Heb de HEERE lief, al Zijn gunstelingen, want de HEERE beschermt de gelovigen, maar vergeldt overvloedig wie hoogmoedig handelt.

Psalmen 31:1-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Bij U, HERE, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd worden. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid, neig uw oor tot mij, red mij haastig. Wees mij tot een beschuttende rots, tot een sterke vesting om mij te redden; want Gij zijt mijn steenrots en mijn vesting, en om uws naams wil zult Gij mij voeren en leiden. Gij zult mij trekken uit het net dat men voor mij had verborgen, want Gij zijt mijn veste. In uw hand beveel ik mijn geest; Gij verlost mij, HERE, getrouwe God. Ik haat hen die ijdele nietigheden vereren; ik immers vertrouw op de HERE. Ik wil juichen en mij verheugen over uw goedertierenheid, daar Gij acht hebt geslagen op mijn ellende, hebt geweten van de benauwdheden mijner ziel. Gij toch hebt mij aan de vijand niet prijsgegeven, Gij hebt mijn voeten in de ruimte doen staan. Wees mij genadig, o HERE, want ik ben benauwd; van verdriet verkwijnt mijn oog, mijn ziel en mijn lichaam. Want mijn leven vergaat in kommer en mijn jaren in zuchten, mijn kracht struikelt door mijn ongerechtigheid, en mijn gebeente verkwijnt. Voor allen die mij benauwen, ben ik tot een smaad geworden, voor mijn buren allermeest, en voor mijn bekenden tot een schrik; wie mij op straat zien, vluchten voor mij weg. Vergeten ben ik, uit het hart, als een dode; ik ben geworden als gebroken vaatwerk. Want ik hoor het gemompel van velen – schrik van rondom –; terwijl zij met elkander tegen mij beraadslagen, smeden zij plannen om mij het leven te benemen. Maar ik vertrouw op U, HERE, ik zeg: Gij zijt mijn God. Mijn tijden zijn in uw hand, red mij uit de hand van mijn vijanden en vervolgers. Doe uw aanschijn lichten over uw knecht, verlos mij door uw goedertierenheid. HERE, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan; laten de goddelozen beschaamd worden, tot zwijgen gebracht in het dodenrijk. Laten de leugenlippen verstommen, die tegen de rechtvaardige verwaten spreken, met trots en hoon. Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen, dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen ten aanschouwen van de mensenkinderen. Gij verbergt hen in het verborgene van uw aanschijn voor de samenscholing der mensen; Gij bergt hen in een hut voor het getwist der tongen. Geprezen zij de HERE, want Hij heeft mij wonderbare goedertierenheid betoond in de gloed der benauwdheid. Terwijl ik in mijn angst dacht: ik ben verbannen uit uw oog – hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord, toen ik tot U riep om hulp. Hebt de HERE lief, al zijn gunstgenoten; de HERE bewaart de getrouwen, maar ruimschoots vergeldt Hij de trotsen.

Psalmen 31:1-24 Het Boek (HTB)

Ik verberg mij bij U, HERE. Geef dat ik nooit tevergeefs bij U aanklop. Doe mij recht en bevrijd mij. Luister toch naar mij en red mij vlug. Wees voor mij als een rots die beschutting biedt, als een sterke burcht, zodat ik word gered. Want U bent voor mij een rots en een burcht, om de eer van uw naam zult U mij leiden op mijn weg. U zult mij redden uit de valstrik die voor mij was uitgezet. Ik vertrouw U helemaal. Mijn leven leg ik in uw handen, want U zult mij zeker bevrijden, HERE, mijn trouwe God. Ik haat mensen die waarde hechten aan onbelangrijke en ijdele dingen. Zelf vertrouw ik alleen op de HERE. Ik zing het uit en verblijd mij over uw goedheid en liefde. Want U hebt naar mij omgezien in mijn ellendige toestand, U kende mijn angst en spanningen. U zorgde ervoor dat de vijand mij niet de baas werd. U hebt mij alle ruimte gegeven. Ik kon gaan waar ik wilde. Help mij met uw genade, HERE, ik heb het zó moeilijk! Alles in mij kwijnt weg van narigheid. Het verdriet overmant mij! Mijn leven gaat voorbij in verdriet en jarenlang leef ik zuchtend. Door mijn eigen slechtheid heb ik geen kracht meer over en lichamelijk ga ik alleen maar achteruit. Voor hen die het mij moeilijk maken, ben ik een mikpunt van spot geworden, vooral voor mijn buren. Vrienden en bekenden schrikken als zij mij zien. Wie mij op straat tegenkomt, maakt rechtsomkeert. Men denkt niet meer aan mij, het lijkt wel of ik dood ben voor anderen. Als gebroken servies ben ik, waardeloos. Ik hoor het wel hoe men achter mijn rug over mij praat. De achterklap: ‘Heb je hém gezien?’ Zij overleggen met elkaar en maken plannen mij van het leven te beroven. Toch is mijn vertrouwen op U gevestigd, HERE, ik spreek het ook tegen U uit: ‘U bent mijn God. U bepaalt hoe lang ik leef, verlos mij van mijn vijanden en achtervolgers. Laat uw licht over mij, uw dienaar, schijnen en bevrijd mij door uw goedheid en trouw. Ik roep tot U, HERE, beschaam mijn vertrouwen niet. Laat hen die zonder U leven, beschaamd staan. Breng hen tot zwijgen in het dodenrijk. Breng de leugenaars tot zwijgen. Die spreken toch alleen maar trots en smalend tegen uw volgeling. Wat een geweldige rijkdom wacht degenen die ontzag voor U hebben, allen die bij U schuilen. Zelfs de ongelovigen zullen het zien. U verbergt de uwen en beschermt hen tegen de aanvallen van de mensen. U neemt hen op in uw huis waar ze veilig zijn voor roddels.’ Alle eer is voor de HERE, want Hij heeft mij op wonderbaarlijke wijze zijn goedheid en liefde getoond. Vooral toen ik het zo verschrikkelijk moeilijk had. Terwijl ik in mijn angst dacht dat U mij vergeten was, hebt U juist mijn luide smeekbeden gehoord. U hoorde mij om hulp roepen. Dit zeg ik tegen allen die God volgen: ‘Heb Hem van harte lief, want de HERE zorgt voor hen die Hem trouw volgen, maar Hij rekent grondig af met de hoogmoedigen.

Psalmen 31:1-24 BasisBijbel (BB)

Een lied van David. Voor de leider van het koor. Ik vertrouw op U, Heer, stel me nooit teleur. Red mij, omdat U rechtvaardig bent. Luister naar mij en kom me snel redden! Wees de rots onder mijn voeten. Wees een sterke burcht voor mij, waar ik veilig ben. Want U bent mijn rots en mijn burcht. U zal mij leiden omdat U bent wie U bent. Red mij uit de val die de mensen voor mij hebben opgezet. U bent mijn kracht. Ik vertrouw mijn leven aan U toe. U redt mij, Heer, trouwe God. Ik haat het als mensen afgoden aanbidden. Want ik vertrouw op U. Ik wil juichen en blij zijn over uw liefde. Want U heeft mij gered toen ik in nood was. U wist van de moeilijkheden in mijn leven. U heeft me niet aan mijn vijand uitgeleverd. U heeft ervoor gezorgd dat ik weer kan gaan waar ik wil. Heb medelijden met me, Heer, want ik zit in grote moeilijkheden. Mijn ogen staan dof van verdriet. Mijn binnenste doet pijn. Mijn lichaam is zwak geworden. Want mijn leven gaat voorbij in ellende. De jaren gaan voorbij in gezucht. Ik ben ziek en mijn kracht stroomt uit me weg. Dat komt doordat ik verkeerd heb gedaan. Mijn vijanden lachen me uit. Mijn buren willen mij niet meer kennen. Mijn vrienden schrikken als ze me zien. Als ze mij op straat tegenkomen, lopen ze snel een andere kant op. Ik ben vergeten, zoals je iemand die al lang dood is, vergeet. Ik ben afgedankt als een gebroken kruik. Ik hoor de mensen over mij fluisteren. Ze overleggen hoe ze me kunnen doden. Van alle kanten dreigt gevaar. Maar ik vertrouw op U, Heer. Want U bent mijn God. Mijn leven is in uw handen. Red mij van mijn vijanden! Zorg alstublieft voor mij. Red mij omdat U van mij houdt. Heer, stel me niet teleur nu ik U om hulp roep. Maar zorg dat het slecht afloopt met de mensen die zich niets van U aantrekken. Stuur hen naar het dodenrijk. Leg al die leugenaars het zwijgen op. Trots en spottend beschuldigen ze onschuldige mensen. Maar U heeft geweldige dingen klaarliggen voor de mensen die ontzag voor U hebben en die op U vertrouwen. Iedereen zal het zien! U redt mensen die ontzag voor U hebben. U verbergt hen in uw huis, dicht bij U. U beschermt hen tegen mensen die praatjes over hen rondstrooien. Prijs de Heer! Want toen ik in nood was, heeft Hij mij op wonderlijke wijze gered. Nu ben ik zo veilig als in een stad met muren. Ik was wanhopig en dacht dat Hij mij was vergeten. Maar ik was te snel: Hij hoorde me wél en heeft me gered toen ik Hem om hulp smeekte. Vrienden van God, houd van de Heer! De Heer beschermt de mensen die op Hem vertrouwen. Maar Hij straft de mensen die denken dat ze kunnen doen wat ze willen.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid