Psalmen 144:1-15

Psalmen 144:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Geprezen zij de HERE, mijn rots, die mijn handen oefent ten strijde, mijn vingers tot de krijg. Mijn goedertierenheid en mijn vesting, mijn burcht en mijn bevrijder, mijn schild en bij wie ik schuil, die volken aan mij onderwerpt. HERE, wat is de mens, dat Gij op hem let, het mensenkind, dat Gij acht op hem slaat? De mens is gelijk aan een ademtocht, zijn dagen zijn als een voorbijglijdende schaduw. HERE, neig uw hemel en daal neder, raak de bergen aan, dat zij roken; slinger uw bliksem en verstrooi hen, werp uw pijlen en breng hen in verwarring; strek uw hand uit den hoge uit, bevrijd mij en red mij uit grote wateren, uit de macht der vreemden, wier mond leugen spreekt, wier rechterhand een hand van bedrog is. O God, een nieuw lied wil ik U zingen, met de tiensnarige harp wil ik U psalmzingen, U, die de koningen de overwinning geeft, en David, uw knecht, bevrijdt van het boze zwaard. Bevrijd en red mij uit de macht der vreemden, wier mond leugen spreekt, wier rechterhand een hand van bedrog is. Dat onze zonen zijn als planten, hoog opgegroeid in haar jeugd, onze dochters als hoekzuilen, gebeeldhouwd als voor een paleis; dat onze voorraadschuren gevuld zijn, leverende allerlei waren, dat onze kudden bij duizenden, bij tienduizenden zich vermeerderen op onze weiden; dat onze runderen wèl dragen; dat er geen bres zij en geen vlucht, en geen geschreeuw op onze pleinen. Welzalig het volk, waarmee het zo gaat! welzalig het volk, welks God de HERE is!

Psalmen 144:1-15 Herziene Statenvertaling (HSV)

Geloofd zij de HEERE, mijn rots, Die mijn handen leert om te strijden, mijn vingers om oorlog te voeren; mijn goedertierenheid en mijn burcht, mijn veilige vesting en mijn, ja, mijn Bevrijder, mijn schild, tot Wie ik de toevlucht heb genomen, Die mijn volk aan mij onderwerpt. HEERE, wat is de mens, dat U hem kent, de sterveling, dat U aan hem denkt? De mens lijkt op een zucht, zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. Buig Uw hemel, HEERE, en daal neer, raak de bergen aan, zodat zij roken. Slinger Uw bliksem en verspreid hen, schiet Uw pijlen af en breng hen in verwarring. Steek Uw handen uit van omhoog, bevrijd mij en ontruk mij aan de grote wateren, uit de hand van vreemdelingen; want hun mond spreekt valse dingen, hun rechterhand is een hand vol bedrog. O God, ik zal een nieuw lied voor U zingen, met de luit en het tiensnarig instrument zal ik psalmen voor U zingen. U bent het Die koningen de overwinning geeft, Die Zijn dienaar David bevrijdt van het zwaard dat onheil brengt. Bevrijd mij en red mij van de hand van vreemdelingen, van wie de mond valse dingen spreekt, van wie de rechterhand een rechterhand vol bedrog is. Dan zullen onze zonen als planten zijn, hoog opgegroeid in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgesneden naar het ontwerp van een paleis. Dan zijn onze schuren vol en leveren zij de ene voorraad na de andere; dan werpen onze kudden bij duizenden, ja, met tienduizenden nemen zij toe in onze velden. Dan zijn onze runderen zwaarbeladen, dan wordt er geen inval of uitval gedaan en is er geen gejammer op onze pleinen. Welzalig het volk dat het zo vergaat, welzalig het volk waarvan de HEERE zijn God is.

Psalmen 144:1-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een psalm van David. Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog; Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht? De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken. Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen. Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden; Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid. O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen. Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis. Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten. Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de HEERE is.

Psalmen 144:1-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een psalm van David. Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog; Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt! O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht? De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken. Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen. Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden; Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid. O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen. Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid; Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis. Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen. Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten. Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de HEERE is.

Psalmen 144:1-15 Herziene Statenvertaling (HSV)

Geloofd zij de HEERE, mijn rots, Die mijn handen leert om te strijden, mijn vingers om oorlog te voeren; mijn goedertierenheid en mijn burcht, mijn veilige vesting en mijn, ja, mijn Bevrijder, mijn schild, tot Wie ik de toevlucht heb genomen, Die mijn volk aan mij onderwerpt. HEERE, wat is de mens, dat U hem kent, de sterveling, dat U aan hem denkt? De mens lijkt op een zucht, zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. Buig Uw hemel, HEERE, en daal neer, raak de bergen aan, zodat zij roken. Slinger Uw bliksem en verspreid hen, schiet Uw pijlen af en breng hen in verwarring. Steek Uw handen uit van omhoog, bevrijd mij en ontruk mij aan de grote wateren, uit de hand van vreemdelingen; want hun mond spreekt valse dingen, hun rechterhand is een hand vol bedrog. O God, ik zal een nieuw lied voor U zingen, met de luit en het tiensnarig instrument zal ik psalmen voor U zingen. U bent het Die koningen de overwinning geeft, Die Zijn dienaar David bevrijdt van het zwaard dat onheil brengt. Bevrijd mij en red mij van de hand van vreemdelingen, van wie de mond valse dingen spreekt, van wie de rechterhand een rechterhand vol bedrog is. Dan zullen onze zonen als planten zijn, hoog opgegroeid in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgesneden naar het ontwerp van een paleis. Dan zijn onze schuren vol en leveren zij de ene voorraad na de andere; dan werpen onze kudden bij duizenden, ja, met tienduizenden nemen zij toe in onze velden. Dan zijn onze runderen zwaarbeladen, dan wordt er geen inval of uitval gedaan en is er geen gejammer op onze pleinen. Welzalig het volk dat het zo vergaat, welzalig het volk waarvan de HEERE zijn God is.

Psalmen 144:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Geprezen zij de HERE, mijn rots, die mijn handen oefent ten strijde, mijn vingers tot de krijg. Mijn goedertierenheid en mijn vesting, mijn burcht en mijn bevrijder, mijn schild en bij wie ik schuil, die volken aan mij onderwerpt. HERE, wat is de mens, dat Gij op hem let, het mensenkind, dat Gij acht op hem slaat? De mens is gelijk aan een ademtocht, zijn dagen zijn als een voorbijglijdende schaduw. HERE, neig uw hemel en daal neder, raak de bergen aan, dat zij roken; slinger uw bliksem en verstrooi hen, werp uw pijlen en breng hen in verwarring; strek uw hand uit den hoge uit, bevrijd mij en red mij uit grote wateren, uit de macht der vreemden, wier mond leugen spreekt, wier rechterhand een hand van bedrog is. O God, een nieuw lied wil ik U zingen, met de tiensnarige harp wil ik U psalmzingen, U, die de koningen de overwinning geeft, en David, uw knecht, bevrijdt van het boze zwaard. Bevrijd en red mij uit de macht der vreemden, wier mond leugen spreekt, wier rechterhand een hand van bedrog is. Dat onze zonen zijn als planten, hoog opgegroeid in haar jeugd, onze dochters als hoekzuilen, gebeeldhouwd als voor een paleis; dat onze voorraadschuren gevuld zijn, leverende allerlei waren, dat onze kudden bij duizenden, bij tienduizenden zich vermeerderen op onze weiden; dat onze runderen wèl dragen; dat er geen bres zij en geen vlucht, en geen geschreeuw op onze pleinen. Welzalig het volk, waarmee het zo gaat! welzalig het volk, welks God de HERE is!

Psalmen 144:1-15 Het Boek (HTB)

Ik prijs de HERE, Hij ondersteunt mij. Hij maakt mij klaar voor de strijd, gereed om aan te vallen. God betoont mij zijn goedheid en liefde. Hij beschermt mij. Hij bevrijdt mij en geeft mij een schuilplaats. Achter Hem kan ik schuilen. Hij laat mij volken overwinnen. HERE, hoe is het mogelijk dat U zelfs naar kleine mensen omziet? Waarom zijn zij U zoveel waard? Zoals een ademtocht voorbijglijdt en in het niets verdwijnt, vliegt ook een mensenleven voorbij. HERE, kom uit uw hoge hemel naar beneden en raak de vulkanen aan zodat zij uitbarsten. Zwaai uw bliksemschichten in het rond, schiet uw pijlen af zodat zij in verwarring raken. Kom met uw macht uit de hoge hemel en verlos mij uit dit grote gevaar, uit de macht van vreemde volken. Liegen en bedriegen is voor hen zo gewoon. Mijn God, ik wil voor U een prachtig, nieuw lied zingen. Onder begeleiding van de harp zal ik psalmen voor U zingen. U geeft koningen de overwinning en verlost mij, uw dienaar David, van de vreemde overheersing. Verlos mij uit de overheersing van de vreemde volken, zij liegen en bedriegen alsof geen waarheid bestaat. Laat onze zonen opgroeien als sterke jonge mannen en onze jonge vrouwen worden als de fraaiste beeldhouwwerken. Geef ons voldoende voedselvoorraden, van alles wat wij nodig hebben. Laat onze schaapskudden enorm groot worden. Laat ons vee gezonde jongen werpen. Laat er vrede in het land zijn en geen aanleiding tot paniek of vluchten. Het volk dat zo kan leven, is een gelukkig volk! Het volk dat de HERE God aanbidt, is een gelukkig volk!

Psalmen 144:1-15 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Van David. Prijs de Heer! Bij Hem ben ik veilig. Hij is de rots onder mijn voeten. Hij oefent mijn handen voor de strijd. U bent goed voor mij. Bij U ben ik zo veilig als in een burcht of in een toren. U bent mijn redder. U beschermt mij als een schild. U laat mij heersen over mijn volk. Heer, wat is een mens nu eigenlijk, dat U om hem geeft? Waarom zorgt U voor hem? De mens is maar één zucht. Zijn leven is als een schaduw die voorbij glijdt. Heer, kom uit uw hemel en daal neer. Raak de bergen aan, zodat ze gaan roken. Slinger uw bliksem en jaag [ mijn vijanden ] uit elkaar. Schiet uw pijlen op hen af en dood hen. Steek uw hand uit, uit de hemel en trek me uit het kolkende water: red me uit de macht van buitenlandse koningen, die nooit de waarheid spreken. Zelfs als ze een eed zweren, liegen ze. God, ik wil een nieuw lied voor U zingen. Met de harp wil ik liederen voor U zingen. Want U geeft de koning de overwinning. U redt uw dienaar David van zijn vijand. Red mij uit de macht van buitenlandse koningen, die nooit de waarheid spreken. Zelfs als ze een eed zweren, liegen ze. Laat onze zonen zo sterk zijn als jonge takken aan een boom. Laat onze dochters zo mooi zijn als sierlijke pilaren in een paleis. Geef ons goedgevulde voorraadschuren, vol met allerlei voorraden. Laat onze kudden steeds groter worden, onze graslanden vol worden van duizenden dieren. Zorg ervoor dat onze ossen steeds gezond en sterk zullen zijn. Geef ons altijd vrede in onze steden. Het is heerlijk als het zó goed gaat met het volk! Het is heerlijk als de Heer je God is!