Psalmen 139:2-12
Psalmen 139:2-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, HERE, Gij kent het volkomen; Gij omgeeft mij van achteren en van voren en Gij legt uw hand op mij. Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij. Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er; nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen. Zeide ik: Duisternis moge mij overvallen, dan is de nacht een licht om mij heen; zelfs de duisternis verbergt niet voor U, maar de nacht licht als de dag, de duisternis is als het licht.
Psalmen 139:2-12 Het Boek (HTB)
U weet het als ik zit en als ik weer opsta, vanuit de hemel weet U wat ik denk. U ziet waar ik heen ga en weet wanneer ik ga liggen. Alles wat ik doe, is voor U bekend. Elk woord dat ik uitspreek kent U al, HERE. U bent bij mij, naast mij, voor mij, achter mij. Uw hand rust op mij. Het is voor mij onmogelijk dat te begrijpen. Het is zo wonderlijk, zo hoog. Hoe zou ik mij kunnen verbergen voor uw Geest, waar zou ik naar toe moeten om U te ontvluchten? Als ik naar de hemel ging, zag ik U daar. Als ik neerdaalde in het dodenrijk, zou ik U ook daar ontmoeten. Zelfs als ik vleugels had en ging wonen aan de andere kant van de zee, zou ik U daar ontmoeten. U zou mij vasthouden en uw rechterhand zou mij stevig leiden. Stel dat ik zei dat de duisternis op mij kon vallen, dan zou het nog licht om mij heen zijn. Ook de duisternis kan niets voor U verbergen. Voor U is de nacht net zo licht als de dag en duisternis betekent niets voor U.
Psalmen 139:2-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend. Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles. Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij. De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij. Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee; Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
Psalmen 139:2-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd. Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles. U sluit mij in van achter en van voren, U legt Uw hand op mij. Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij. Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten? Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar. Nam ik vleugels van de dageraad, woonde ik aan het einde van de zee, ook daar zou Uw hand mij leiden en Uw rechterhand mij vasthouden. Zei ik: Ja, duisternis zal mij opslokken! – dan is de nacht een licht om mij heen. Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister, maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.
Psalmen 139:2-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Heer, U kent mij door en door. U weet alles van mij, waar ik ook ben. U weet alles wat ik denk. U bent dag en nacht bij mij, U weet alles wat ik doe. U kent elk woord van mij, nog voordat ik het heb gezegd. U bent aan alle kanten om mij heen en uw hand rust op mij. Het is te wonderlijk om te begrijpen. Het is te bijzonder, ik kan er niet bij. Hoe zou ik kunnen vluchten voor uw Geest? Waar zou ik me voor U kunnen verbergen? Als ik naar de hemel zou gaan – U bent daar. Als ik naar het dodenrijk zou afdalen – U bent daar óók. Als ik zou meevliegen met de opkomende zon, of zou gaan wonen aan de andere kant van de oceaan – ook daar zou U mij leiden. Ook daar zou uw hand mij vasthouden. Als ik me in het donker zou willen verbergen, dan ziet U mij nog, als op klaarlichte dag. Het donker kan mij niet voor U verbergen. Voor U is de nacht zo licht als de dag.