Psalmen 137:1-4
Psalmen 137:1-4 Herziene Statenvertaling (HSV)
Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij als wij aan Sion dachten. Wij hadden onze harpen gehangen aan de wilgen die daarbinnen zijn. Toen zij die ons gevangenhielden, daar woorden van een lied van ons verlangden, en wie ons omvergeworpen hadden, blijdschap: Zing voor ons een van de liederen van Sion! zeiden wij: Hoe zouden wij een lied van de HEERE zingen in een vreemd land?
Psalmen 137:1-4 BasisBijbel (BB)
We woonden in Babel langs de rivieren. We zaten daar en huilden als we aan Jeruzalem dachten. We hingen onze citers daar aan de bomen. We wilden geen muziek meer maken. De mensen die ons gevangen hielden, wilden dat we voor hen zongen. De mensen die ons mishandelden, wilden dat we vrolijk deden. Ze zeiden: "Zing eens voor ons een lied uit Jeruzalem." Maar hoe zouden we in een vreemd land een lied voor de Heer kunnen zingen?
Psalmen 137:1-4 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn. Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions; Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land?
Psalmen 137:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Aan Babels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij Sion gedachten. Aan de wilgen aldaar hingen wij onze citers; want daar begeerden zij die ons gevangen hielden, van ons een lied, en zij die ons mishandelden, vreugdebetoon: Zingt ons een der liederen van Sion. Hoe zouden wij des HEREN lied zingen op vreemde grond?
Psalmen 137:1-4 Het Boek (HTB)
Wij zaten aan de rivier in de stad Babel en huilden toen wij aan Jeruzalem dachten. Onze citers hadden wij daar aan de takken van een wilg gehangen, omdat onze bewakers wilden dat wij zouden zingen. Ondanks dat zij ons sloegen, wilden zij een vrolijk lied horen. ‘Vooruit,’ zeiden zij, ‘zing eens een lied over Jeruzalem!’ Maar hoe kunnen wij nu in een vreemd land een lied voor de HERE zingen?