Psalmen 116:7-12
Psalmen 116:7-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan. Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot. Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden. Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest. Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars. Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden, aan mij bewezen?
Psalmen 116:7-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Mijn ziel, keer terug tot uw rust, want de HEERE is goed voor u geweest. Ja, U, HEERE, hebt mijn ziel immers gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van struikelen. Ik zal wandelen voor het aangezicht van de HEERE in de landen der levenden. Ik heb geloofd, daarom spreek ik. Ík ben zeer verdrukt geweest. Ík zei, in mijn haast: Alle mensen zijn leugenaars. Wat zal ik de HEERE vergelden voor al Zijn weldaden, die Hij mij bewees?
Psalmen 116:7-12 Het Boek (HTB)
Mijn hart kan weer helemaal tot rust komen, omdat de HERE voor mij heeft gezorgd. U hebt mij voor de kaken van de dood weggerukt, mijn tranen gedroogd en elke steen waarover ik kon struikelen voor mij weggenomen. Ik leef dicht bij de HERE en ik mag leven! Ik bleef op Hem vertrouwen, zelfs toen ik in grote moeilijkheden verkeerde, zelfs toen ik zo bang was dat ik geen mens meer vertrouwde. Hoe kan ik iets voor de HERE terugdoen? Hij heeft zoveel goeds voor mij gedaan!
Psalmen 116:7-12 BasisBijbel (BB)
Ik hoef niet meer onrustig te zijn, want de Heer is goed voor mij geweest: Hij heeft mijn leven gered, mijn tranen gedroogd, mijn voeten beschermd zodat ik niet struikelde. Ik mag dicht bij de Heer leven, Hij heeft mijn leven gered. Ik bleef op Hem vertrouwen – en dat bleef ik zeggen – zelfs toen ik wanhopig was. Ik bleef op Hem vertrouwen toen ik bang was en zei: "Geen mens is te vertrouwen!" Hoe zal ik de Heer kunnen belonen voor alles wat Hij voor mij heeft gedaan?
Psalmen 116:7-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Keer weder, mijn ziel, tot uw rust, omdat de HERE u heeft welgedaan. Want Gij hebt mijn leven van de dood gered, mijn oog van tranen, mijn voet van aanstoot. Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEREN in de landen der levenden. Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: Ik ben zeer verdrukt; toen ik in mijn angst zeide: Alle mensen zijn leugenachtig. Hoe zal ik de HERE vergelden al zijn weldaden jegens mij?