Obadja 1:15-21
Obadja 1:15-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd terugvallen. Ja, zoals gij gedronken hebt op mijn heilige berg, zullen alle volken zonder ophouden drinken; ja, zij zullen drinken en zwelgen, en zij zullen worden, als hadden zij nooit bestaan. Maar op de berg Sion zal er ontkoming zijn, en die zal een heiligdom wezen; en het huis van Jakob zal zijn bezittingen weer in bezit nemen. Het huis van Jakob zal het vuur zijn, het huis van Jozef de vlam, en het huis van Esau de stoppels: zij zullen hen in brand steken en verteren, en van het huis van Esau zal niemand ontkomen; want de HERE heeft het gesproken. Dan zal het Zuiderland het gebergte van Esau in bezit nemen, en de Laagte het land der Filistijnen; zij zullen het veld van Efraïm en het veld van Samaria in bezit nemen, en Benjamin Gilead; de ballingen van dit leger der Israëlieten het land der Kanaänieten tot Sarefat toe; en de ballingen van Jeruzalem, die zich in Sefarad bevinden, zullen de steden van het Zuiden in bezit nemen. Verlossers zullen de berg Sion bestijgen om over het gebergte van Esau gericht te oefenen, en het koningschap zal zijn aan de HERE.
Obadja 1:15-21 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. Want gelijk gijlieden gedronken hebt op den berg Mijner heiligheid, zo zullen al de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen zijn alsof zij er niet geweest waren. Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten. En Jakobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezau’s huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze verteren, zodat Ezau’s huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. En die van het zuiden zullen Ezau’s gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van Efraïm en het veld van Samaria erfelijk bezitten; en Benjamin Gilead. En de gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israëls, hetgeen der Kanaänieten was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden van Jeruzalem, hetgeen in Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk bezitten. En er zullen heilanden op den berg Sions opkomen, om Ezau’s gebergte te richten; en het koninkrijk zal des HEEREN zijn.
Obadja 1:15-21 Herziene Statenvertaling (HSV)
Want de dag van de HEERE is nabij over alle heidenvolken; zoals u gedaan hebt, zal u gedaan worden; wat u verdient, zal op uw eigen hoofd terugkeren! Want zoals u op Mijn heilige berg gedronken hebt, zullen alle heidenvolken voortdurend drinken; zij zullen drinken en slurpen; zij zullen worden alsof zij er niet geweest waren! Maar op de berg Sion zal ontkoming zijn: die zal een heilige plaats zijn; zij die van het huis van Jakob zijn, zullen hun bezittingen weer in bezit nemen. Dan zal het huis van Jakob een vuur zijn, het huis van Jozef een vlam, en het huis van Ezau zal tot stoppels worden; zij zullen tegen hen ontbranden en hen verslinden, zodat er geen ontkomene zal zijn voor het huis van Ezau, want de HEERE heeft gesproken! Het Zuiderland zal het gebergte van Ezau in bezit nemen, en het Laagland het gebied van de Filistijnen; ja, zij zullen het gebied van Efraïm en het gebied van Samaria in bezit nemen; en Benjamin dat van Gilead. En de ballingen van dit leger van de Israëlieten zullen dat wat van de Kanaänieten was, tot aan Zarfath in bezit nemen; de ballingen van Jeruzalem die in Sefarad zijn, zullen de steden van het Zuiderland in bezit nemen. Verlossers zullen de berg Sion opgaan om het bergland van Ezau te oordelen, en het koningschap zal van de HEERE zijn.
Obadja 1:15-21 Het Boek (HTB)
Binnenkort zal de HERE een oordeel vellen over alle heidense volken. Wat u Israël hebt aangedaan, zal u nu zelf overkomen. U krijgt uw verdiende loon. Zoals u op mijn heilige berg hebt gedronken, zo zullen alle omringende volken onophoudelijk drinken uit de beker met mijn straf en worden alsof ze nooit hadden bestaan. Maar de berg Sion zal een toevluchtsoord zijn, een afgezonderde, heilige plaats. Het volk Israël zal het land weer in bezit nemen. Israël zal zijn als een vuur dat de stoppelvelden van Edom in brand steekt. Er zullen geen overlevenden in Edom zijn, omdat de HERE het zo heeft bevolen. Dan zal mijn volk dat in de Negev woont, het berggebied van Edom in bezit nemen. Die in het laagland wonen, zullen het land van de Filistijnen innemen en weer beslag leggen op de velden van Efraïm en Samaria. En het volk van Benjamin zal Gilead weer in bezit nemen. De Israëlitische ballingen zullen terugkeren en het land van de Kanaänieten tot Zarfath in het noorden bezetten. En de mensen uit Jeruzalem die in ballingschap waren in Sefarad in Klein-Azië, zullen terugkeren naar hun vaderland en de steden aan de rand van de Negev veroveren. Want verlossers zullen naar de berg Sion komen en heersen over heel Edom. En de HERE zal koning zijn!’
Obadja 1:15-21 BasisBijbel (BB)
Want de dag komt eraan dat de Heer alle volken gaat oordelen. Wat jij gedaan hebt, zal dan met jou worden gedaan. Je zal je verdiende straf krijgen. Jij hebt op mijn heilige berg op de overwinning gedronken. Nu zullen alle volken zonder ophouden moeten drinken uit de wijnbeker van mijn straf. Ze zullen hun straf opdrinken en inslikken: ze zullen helemaal worden vernietigd. Het zal zijn alsof ze nooit hebben bestaan. Maar wie naar Jeruzalem komen, zullen worden gered. Jeruzalem zal een heiligdom zijn. De stammen van het volk Israël zullen allemaal in hun eigen gebied wonen. Het zal hun eigendom zijn. Het volk Israël zal een vuur zijn, een vlam die het volk Edom als droog gras in brand zet. Edom zal helemaal verbranden. Er zal niemand van dat volk overblijven. Ik, de Heer, heb het gezegd en Ik zal het ook doen. De mensen uit het zuiden zullen in de bergen van Edom gaan wonen. De mensen uit de vlakte zullen in het land van de Filistijnen gaan wonen, in het veld van Efraïm en het veld van Samaria. Het zal van hen zijn. En de stam van Benjamin zal in Gilead gaan wonen. Het zal van hem zijn. De Israëlieten die terugkomen van hun gevangenschap, zullen in het land van de Kanaänieten gaan wonen, tot bij Zarfat. En de bewoners van Jeruzalem die gevangen in Sefarat hebben gewoond, zullen in de steden van het zuiden gaan wonen. Die steden zullen van hen zijn. Redders zullen de berg Sion beklimmen om over het land van Ezau recht te spreken. En de Heer zal Koning zijn.