Numeri 7:1-89

Numeri 7:1-89 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En het geschiedde ten dage, als Mozes geëindigd had den tabernakel op te richten, en dat hij dien gezalfd, en dien geheiligd had, en al zijn gereedschap, mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, en hij ze gezalfd, en dezelve geheiligd had; Dat de oversten van Israël, de hoofden van het huis hunner vaderen, offerden; deze waren de oversten der stammen, die over de getelden stonden. En zij brachten hun offerande voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, en twaalf runderen; een wagen voor twee oversten, en een os voor elk een; en brachten ze voor den tabernakel. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Neem ze van hen, opdat zij zijn mogen om te bedienen den dienst van de tent der samenkomst; en gij zult dezelve den Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. Alzo nam Mozes die wagens, en die runderen, en gaf dezelve den Levieten. Twee wagens en vier runderen gaf hij den zonen van Gerson, naar hun dienst; En vier wagens en acht runderen gaf hij den zonen van Merari, naar hun dienst; onder de hand van Ithamar, den zoon van Aäron, den priester. Maar de zonen van Kohath gaf hij niet; want de dienst der heilige dingen was op hen, die zij op de schouderen droegen. En de oversten offerden ter inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd werd; de oversten dan offerden hun offeranden voor het altaar. En de HEERE zeide tot Mozes: Elke overste zal (een iegelijk op zijn dag) zijn offerande offeren, ter inwijding des altaars. Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam van Juda. En zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nahesson, den zoon van Amminadab. Op den tweeden dag offerde Nethaneël, de zoon van Zuar, de overste van Issaschar. Hij offerde zijn offerande: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; En een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nethaneël, den zoon van Zuar. Op den derden dag offerde de overste der zonen van Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eliab, den zoon van Helon. Op den vierden dag offerde de overste der kinderen van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeür. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elizur, den zoon van Sedeür. Op den vijfden dag offerde de overste der kinderen van Simeon, Selumiël, de zoon van Zurisaddai. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Selumiël, den zoon van Zurisaddai. Op den zesden dag offerde de overste der kinderen van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuël. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; beide vol meelbloem gemengd met olie, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eljasaf, den zoon van Dehuël. Op den zevenden dag offerde de overste der kinderen van Efraïm, Elisama, de zoon van Ammihud. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Elisama, den zoon van Ammihud. Op den achtsten dag offerde de overste der kinderen van Manasse, Gamaliël, de zoon van Pedazur. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Gamaliël, den zoon van Pedazur. Op den negenden dag offerde de overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Abidan, den zoon van Gideoni. Op den tienden dag offerde de overste der kinderen van Dan, Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahiëzer, den zoon van Ammisaddai. Op den elfden dag offerde de overste der kinderen van Aser, Pagiël, de zoon van Ochran. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Pagiël, den zoon van Ochran. Op den twaalfden dag offerde de overste der kinderen van Nafthali, Ahira, de zoon van Enan. Zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer; Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks; Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer; Een geitenbok, ten zondoffer; En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahira, den zoon van Enan. Dit was de inwijding des altaars van de oversten van Israël, op den dag als hetzelve gezalfd werd: twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden reukschalen. Een zilveren schotel was van honderd dertig sikkelen, en een sprengbekken van zeventig; al het zilver van de vaten was twee duizend en vierhonderd sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. Twaalf gouden reukschalen vol reukwerks; elke reukschaal was van tien sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; al het goud der reukschalen was honderd en twintig sikkelen. Al de runderen ten brandoffer waren twaalf varren, twaalf rammen, twaalf eenjarige lammeren, met hun spijsoffer; en twaalf geitenbokken ten zondoffer. En al de runderen ten dankoffer waren vier en twintig varren, de rammen zestig, de bokken zestig, de eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars, nadat hetzelve gezalfd was. En als Mozes in de tent der samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem tot hem sprekende, van boven het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, van tussen de twee cherubim. Alzo sprak Hij tot hem.

Numeri 7:1-89 Herziene Statenvertaling (HSV)

Het was op de dag dat Mozes gereed was met het opbouwen van de tabernakel, dat hij die zalfde en die heiligde met alle bijbehorende voorwerpen, samen met het altaar en alle bijbehorende voorwerpen; hij zalfde die en heiligde die. En de leiders van Israël, de hoofden van hun families, boden offergaven aan; zij waren de leiders van de stammen, zij stonden boven hen die geteld waren. Zij brachten hun offergave voor het aangezicht van de HEERE: zes overdekte wagens en twaalf runderen; één wagen per twee leiders en één rund voor ieder afzonderlijk; ze boden die aan vóór de tabernakel. En de HEERE sprak tot Mozes: Neem ze van hen aan; ze zijn bestemd om de dienst van de tent van ontmoeting te verrichten. U moet ze aan de Levieten geven, ieder overeenkomstig zijn dienst. En Mozes nam die wagens en die runderen, en gaf ze aan de Levieten. Twee wagens en vier runderen gaf hij aan de zonen van Gerson, overeenkomstig hun dienst. En vier wagens en acht runderen gaf hij aan de zonen van Merari, overeenkomstig hun dienst, onder leiding van Ithamar, de zoon van Aäron, de priester. Maar aan de zonen van Kahath gaf hij niets, want de dienst van de heilige dingen was hun toegewezen. Zij moesten die op de schouders dragen. En de leiders boden hun offergave ter inwijding van het altaar aan, op de dag dat dit werd gezalfd; de leiders boden hun offergave vóór het altaar aan. En de HEERE zei tegen Mozes: Laat telkens één leider per dag zijn offergave aanbieden ter inwijding van het altaar. Het was Nahesson, de zoon van Amminadab, die op de eerste dag zijn offergave aanbood, voor de stam Juda. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Nahesson, de zoon van Amminadab. Op de tweede dag bood Nethaneël, de zoon van Zuar, de leider van Issaschar, zijn offergave aan. Hij bracht als zijn offergave: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Nethaneël, de zoon van Zuar. Op de derde dag bood de leider van de nakomelingen van Zebulon, Eliab, de zoon van Helon, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Eliab, de zoon van Helon. Op de vierde dag bood de leider van de nakomelingen van Ruben, Elizur, de zoon van Sedeür, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Elizur, de zoon van Sedeür. Op de vijfde dag bood de leider van de nakomelingen van Simeon, Selumiël, de zoon van Zurisaddai, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Selumiël, de zoon van Zurisaddai. Op de zesde dag bood de leider van de nakomelingen van Gad, Eljasaf, de zoon van Dehuel, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Eljasaf, de zoon van Dehuel. Op de zevende dag bood de leider van de nakomelingen van Efraïm, Elisama, de zoon van Ammihud, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Elisama, de zoon van Ammihud. Op de achtste dag bood de leider van de nakomelingen van Manasse, Gamaliël, de zoon van Pedazur, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Gamaliël, de zoon van Pedazur. Op de negende dag bood de leider van de nakomelingen van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Abidan, de zoon van Gideoni. Op de tiende dag bood de leider van de nakomelingen van Dan, Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. Op de elfde dag bood de leider van de nakomelingen van Aser, Pagiël, de zoon van Ochran, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Pagiël, de zoon van Ochran. Op de twaalfde dag bood de leider van de nakomelingen van Naftali, Ahira, de zoon van Enan, zijn offergave aan. Zijn offergave was: één zilveren schotel, waarvan het gewicht honderddertig sikkel was; één zilveren sprengbekken van zeventig sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; ze waren beide vol meelbloem gemengd met olie, als graanoffer. Verder één schaal van tien gouden sikkel, vol reukwerk; één jonge stier – het jong van een rund – één ram, één lam van een jaar oud, als brandoffer; één geitenbok als zondoffer. En als dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave van Ahira, de zoon van Enan. Dit was de offergave van de leiders van Israël ter inwijding van het altaar op de dag dat het gezalfd werd: twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden schalen. Eén zilveren schotel woog honderddertig sikkel en één sprengbekken woog zeventig; alle zilveren voorwerpen wogen bij elkaar tweeduizend vierhonderd sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom. Twaalf gouden schalen vol reukwerk; elke schaal woog tien sikkel, gerekend volgens de sikkel van het heiligdom; alle gouden schalen wogen bij elkaar honderdtwintig sikkel. Al het vee voor het brandoffer bestond uit twaalf jonge stieren, twaalf rammen, twaalf lammeren van een jaar oud, met het bijbehorende graanoffer; en twaalf geitenbokken als zondoffer. En al het vee voor het dankoffer bestond uit vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken, zestig lammeren van een jaar oud. Dit was de offergave ter inwijding van het altaar, nadat het gezalfd was. En wanneer Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met Hem te spreken, hoorde hij een stem tot hem spreken van boven het verzoendeksel, dat op de ark van de getuigenis ligt, van tussen de twee cherubs. Zo sprak Hij tot hem.

Numeri 7:1-89 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Op de dag nu, dat Mozes gereed was met het oprichten van de tabernakel, zalfde en heiligde hij die met al zijn toebehoren, benevens het altaar met al zijn toebehoren; en toen hij deze gezalfd en geheiligd had, offerden de vorsten van Israël, de hoofden van hun families – dit waren de vorsten der stammen, degenen, die aan het hoofd van de getelden stonden; – als hun offergave brachten zij voor het aangezicht des HEREN: zes overdekte wagens en twaalf runderen, één wagen voor elke twee vorsten en voor ieder één rund, en zij brachten ze vóór de tabernakel. Toen zeide de HERE tot Mozes: Neem deze van hen in ontvangst en laat ze dienen voor de dienst aan de tent der samenkomst; geef ze aan de Levieten, naardat ieder voor zijn dienst behoeft. Toen nam Mozes de wagens en de runderen in ontvangst en gaf ze aan de Levieten; twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten, naardat zij voor hun dienst behoefden, en vier wagens en acht runderen gaf hij aan de Merarieten, naardat zij voor hun dienst behoefden, onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron. Maar aan de Kehatieten gaf hij niets, omdat op hen rustte de dienst der heilige voorwerpen, die zij op hun schouder droegen. Ook brachten de vorsten een wijdingsgave voor het altaar, op de dag dat het gezalfd werd; de vorsten brachten hun offergave vóór het altaar. En de HERE zeide tot Mozes: laat op elke dag één vorst zijn offergave voor de inwijding van het altaar brengen. Die nu op de eerste dag zijn offergave bracht, was Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam van Juda. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Nachson, de zoon van Amminadab. Op de tweede dag bracht Netanel, de zoon van Suar, de vorst van Issakar, zijn offergave. Hij bracht als zijn offergave één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Netanel, de zoon van Suar. Op de derde dag de vorst der Zebulonieten, Eliab, de zoon van Chelon. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Eliab, de zoon van Chelon. Op de vierde dag de vorst der Rubenieten, Elisur, de zoon van Sedeür. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Elisur, de zoon van Sedeür. Op de vijfde dag de vorst der Simeonieten, Selumiël, de zoon van Surisaddai. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Selumiël, de zoon van Surisaddai. Op de zesde dag de vorst der Gadieten, Eljasaf, de zoon van Reüel. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Eljasaf, de zoon van Reüel. Op de zevende dag de vorst der Efraïmieten, Elisama, de zoon van Ammihud. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Elisama, de zoon van Ammihud. Op de achtste dag de vorst der Manassieten, Gamliël, de zoon van Pedasur. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Gamliël, de zoon van Pedasur. Op de negende dag de vorst der Benjaminieten, Abidan, de zoon van Gidoni. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Abidan, de zoon van Gidoni. Op de tiende dag de vorst der Danieten, Achiëzer, de zoon van Ammisaddai. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Achiëzer, de zoon van Ammisaddai. Op de elfde dag de vorst der Aserieten, Pagiël, de zoon van Okran. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Pagiël, de zoon van Okran. Op de twaalfde dag de vorst der Naftalieten, Achira, de zoon van Enan. Zijn offergave bestond uit één zilveren schotel, honderd dertig sikkels in gewicht, en één zilveren sprengbekken van zeventig sikkels, naar de heilige sikkel, beide gevuld met fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer; één schaal van tien sikkels goud, gevuld met reukwerk; één jonge stier, één ram en één éénjarig schaap tot een brandoffer; één geitebok tot een zondoffer; en tot een vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf éénjarige schapen. Dit was de offergave van Achira, de zoon van Enan. Dit was de wijdingsgave voor het altaar op de dag dat het gezalfd werd, geschonken door de vorsten van Israël: twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden schalen, honderd dertig sikkels zilver elke schotel, en zeventig elk sprengbekken; al het zilver der vaten bedroeg tweeduizend vierhonderd sikkels, naar de heilige sikkel; twaalf gouden schalen gevuld met reukwerk, elke schaal tien sikkels, naar de heilige sikkel; al het goud der schalen bedroeg honderd twintig sikkels. Al het vee voor het brandoffer bestond uit twaalf jonge stieren, twaalf rammen, twaalf éénjarige schapen, met het bijbehorende spijsoffer; daarbij twaalf geitebokken tot een zondoffer. Al het vee van het vredeoffer bestond uit vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken, zestig éénjarige schapen. Dit was de wijdingsgave voor het altaar, nadat het gezalfd was. Wanneer nu Mozes de tent der samenkomst binnenging om met Hem te spreken, dan hoorde hij een stem, die tot hem sprak van boven het verzoendeksel, dat op de ark der getuigenis was, van tussen de beide cherubs, en Hij sprak tot hem.

Numeri 7:1-89 Het Boek (HTB)

Op de dag dat Mozes de opbouw van de tabernakel en de inrichting daarvan voltooide, zalfde hij elk deel van de tabernakel, inclusief het altaar met zijn toebehoren en heiligde het geheel. Toen brachten de leiders van Israël—de stamhoofden die ook de telling hadden geleid—hun offers. Zij brachten zes overdekte wagens en twaalf runderen, één wagen voor twee leiders en één rund per leider. Voor de tabernakel boden zij de HERE hun offers aan. ‘Aanvaard hun geschenken,’ zei de HERE tegen Mozes, ‘en gebruik deze wagens voor de dienst in de tabernakel. Geef ze aan de Levieten, zodat die ze bij hun werk kunnen gebruiken.’ Zo aanvaardde Mozes de wagens en de runderen en gaf ze aan de Levieten. Twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten. De overige vier wagens en acht runderen gingen naar de Merarieten, die onder leiding stonden van Itamar, de zoon van Aäron. De Kehatieten kregen geen wagens of runderen, want zij droegen hun gedeelte van de tabernakel op hun schouders. De leiders brachten ook wijdingsoffers op de dag dat het altaar werd ingewijd en plaatsten die voor het altaar. De HERE zei tegen Mozes: ‘Laat ieder van hen zijn geschenk voor de wijding van het altaar op een andere dag brengen.’ Nachson, de zoon van Amminadab, van de stam Juda, bracht zijn geschenk op de eerste dag. Het bestond uit een zilveren schotel, die ongeveer anderhalve kilo woog en een zilveren schaal met een gewicht van bijna achthonderd gram, beide gevuld met fijn meel vermengd met olie. Hij bracht ook een gouden schaal, gevuld met reukwerk, die honderdtien gram woog. Als brandoffer bracht hij een jonge stier, een ram en een eenjarig schaap, als zondoffer een bok en als vredeoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken en vijf eenjarige schapen. De volgende dag bracht Netanel, de zoon van Suar, het stamhoofd van Issachar, zijn geschenken en offers. Deze waren precies gelijk aan wat Nachson de dag tevoren had gebracht. De derde dag kwam Eliab, de zoon van Chelon, stamhoofd van Zebulon, met zijn offers. Ook deze waren gelijk aan wat de twee voorgaande leiders hadden gebracht. De vierde dag bracht Elisur, de zoon van Sedeür, stamhoofd van Ruben, zijn geschenken en offers. Ook hij schonk de HERE hetzelfde als zijn voorgangers. De vijfde dag was Selumiël, de zoon van Surisaddai, stamhoofd van Simeon, aan de beurt. Ook zijn offers verschilden niet van die van de vorige leiders. De zesde dag bracht Eljasaf, de zoon van Deüel, stamhoofd van Gad, zijn offers. De offers verschilden niet van die van de vorige dagen. De volgende dag—de zevende—was de beurt aan Elisama, de zoon van Ammihud, leider van de stam Efraïm. Hij bracht dezelfde offers als de vorige dagen waren gebracht. Gamliël, de zoon van Pedasur, leider van de stam Manasse, bracht op de achtste dag zijn offers voor de HERE. Ook deze waren gelijk aan die van zijn voorgangers. De negende dag bracht Abidan, de zoon van Gidoni, leider van de stam Benjamin, zijn offers. Het waren dezelfde offers als op de voorgaande dagen waren gebracht. De tiende dag bracht Achiëzer, de zoon van Ammisaddai, zijn offers. Hij was de leider van de stam Dan en zijn geschenken waren gelijk aan die van de vorige leiders. Pagiël, de zoon van Ochran, leider van de stam Aser, bracht zijn offers op de elfde dag. Ook zijn offers waren gelijk aan die van de vorige dagen. De twaalfde dag bracht Achira, de zoon van Enan, leider van de stam Naftali, zijn offers en geschenken. Het waren dezelfde offers en geschenken als de elf voorgaande dagen waren gebracht. Zo werd het altaar door de geschenken en offers van de stamleiders ingewijd op de dag dat het was gezalfd. Het volledige wijdingsoffer bestond na twaalf dagen uit twaalf zilveren schotels, elk van ongeveer anderhalve kilo, twaalf zilveren schalen, elk met een gewicht van bijna achthonderd gram, zodat het totaalgewicht aan zilver ongeveer zesentwintig kilo bedroeg; twaalf gouden schalen van elk honderdtien gram, zodat het totaalgewicht aan goud bijna anderhalve kilo bedroeg. Voor de brandoffers brachten zij: twaalf jonge stieren, twaalf rammen en twaalf eenjarige ooien met het bijbehorende spijsoffer. Voor de zondoffers brachten zij twaalf bokken. Voor de vredeoffers brachten zij vierentwintig jonge stieren, zestig rammen, zestig bokken en zestig eenjarige schapen. Toen Mozes de tabernakel binnenging om met God te spreken, hoorde hij een stem die tegen hem sprak van boven het verzoendeksel dat op de ark lag, tussen de beide engelen op het deksel. God sprak tot hem.

Numeri 7:1-89 BasisBijbel (BB)

Toen Mozes klaar was met het opbouwen van de tent van ontmoeting, zalfde hij de tent voor de Heer, samen met alle dingen die erbij hoorden. Ook zalfde hij het altaar met alles wat erbij hoorde. Zo werd alles van de Heer. Daarna brachten de leiders van het volk Israël hun geschenken bij de Heer. (Zij waren de familiehoofden, de aanvoerders over de getelde mannen.) Ze brachten hun geschenk bij de Heer: zes overdekte wagens met twaalf ossen. Twee leiders gaven dus samen één wagen en elke leider gaf één os. Ze brachten die bij de tent van ontmoeting. De Heer zei tegen Mozes: "Neem ze van hen aan en gebruik ze voor de dienst van de tent van ontmoeting. Geef ze aan de Levieten, net zoveel als iedereen voor zijn werk nodig heeft." Toen nam Mozes de wagens en de ossen aan en gaf ze aan de Levieten. Hij gaf twee wagens en vier ossen aan de Gersonieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk. En vier wagens en acht ossen aan de Merarieten, omdat ze die nodig hadden voor hun werk onder leiding van Itamar, de zoon van Aäron. Maar aan de Kehatieten gaf hij niets, omdat zij de heilige voorwerpen op hun schouders moesten dragen. Toen het altaar was gezalfd, brachten alle leiders ook een geschenk voor het altaar. Ze brachten het naar het altaar. De Heer zei tegen Mozes: "Laat elke dag één leider zijn geschenk brengen wanneer het altaar plechtig in gebruik genomen gaat worden." Op de eerste dag bracht de leider van de stam van Juda zijn geschenk. Dat was Nahesson, de zoon van Amminadab. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met fijn meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dit was het geschenk van Nahesson, de zoon van Amminadab. Op de tweede dag bracht de leider van de stam van Issaschar zijn geschenk. Dat was Netaneël, de zoon van Zuar. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Verder één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Netaneël, de zoon van Zuar. Op de derde dag bracht de leider van de stam van Zebulon zijn geschenk. Dat was Eliab, de zoon van Helon. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eliab, de zoon van Helon. Op de vierde dag bracht de leider van de stam van Ruben zijn geschenk. Dat was Elizur, de zoon van Sedeür. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog en één zilveren schaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elizur, de zoon van Sedeür. Op de vijfde dag bracht de leider van de stam van Simeon zijn geschenk. Dat was Selumiël, de zoon van Zurisaddai. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Selumiël, de zoon van Zurisaddai. Op de zesde dag bracht de leider van de stam van Gad zijn geschenk. Dat was Eljasaf, de zoon van Rehuël. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Eljasaf, de zoon van Rehuël. Op de zevende dag bracht de leider van de stam van Efraïm zijn geschenk. Dat was Elisama, de zoon van Ammihud. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Elisama, de zoon van Ammihud. Op de achtste dag bracht de leider van de stam van Manasse zijn geschenk. Dat was Gamaliël, de zoon van Pedazur. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Gamaliël, de zoon van Pedazur. Op de negende dag bracht de leider van de stam van Benjamin zijn geschenk. Dat was Abidan, de zoon van Gideoni. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Abidan, de zoon van Gideoni. Op de tiende dag bracht de leider van de stam van Dan zijn geschenk. Dat was Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahiëzer, de zoon van Ammisaddai. Op de elfde dag bracht de leider van de stam van Aser zijn geschenk. Dat was Pagiël, de zoon van Ochran. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Pagiël, de zoon van Ochran. Op de twaalfde dag bracht de leider van de stam van Naftali zijn geschenk. Dat was Ahira, de zoon van Enan. Hij bracht één zilveren schaal die 130 sikkels (1½ kilo) woog, en één zilveren offerschaal die 70 sikkels (770 gram) woog. Ze waren gewogen met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De schalen waren gevuld met meel, gemengd met olijf-olie, als meel-offer. Verder bracht hij één gouden schaal die 10 sikkels (110 gram) woog, gevuld met wierook. Ook één jonge stier, één mannetjes-schaap en één vrouwtjes-schaap van één jaar als brand-offer. Verder één mannetjes-geit als vergevings-offer. Ook nog twee jonge stieren, vijf mannetjes-schapen, vijf mannetjes-geiten, en vijf vrouwtjes-schapen van één jaar als dank-offer. Dat was het geschenk van Ahira, de zoon van Enan. Dit was het geschenk van de leiders van Israël, toen het altaar plechtig in gebruik zou worden genomen en het gezalfd werd: twaalf zilveren schalen, twaalf zilveren offerschalen, twaalf gouden schalen, waarbij elke zilveren schaal 130 sikkels (1½ kilo) woog en elke zilveren offerschaal 70 sikkels (770 gram) woog. Al het zilver van de schalen woog bij elkaar 2400 sikkels (26 kilo), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. De twaalf gouden schalen waren gevuld met wierook. Elke schaal woog 10 sikkels (110 gram), gemeten met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Al het goud van de schalen woog bij elkaar 120 sikkels (bijna 1½ kilo). Voor het brand-offer waren er twaalf jonge stieren, twaalf mannetjes-schapen, twaalf vrouwtjes-schapen van één jaar, met de meel-offers die daarbij horen. Verder twaalf mannetjes-geiten als vergevings-offer. Voor het dank-offer waren er 24 jonge stieren, 60 mannetjes-schapen, 60 mannetjes-geiten en 60 vrouwtjes-schapen van één jaar. Dit was hun geschenk toen het altaar plechtig in gebruik genomen werd, nadat het gezalfd was. Als Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met de Heer te spreken, hoorde hij Gods stem. De stem sprak met hem van boven het vergevings-deksel dat op de kist van het verbond lag, tussen de twee engelen. Daar sprak Hij met hem.