Numeri 6:2-27

Numeri 6:2-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden zal hebben, belovende de gelofte eens Nazireërs, om zich den HEERE af te zonderen; Van wijn en sterken drank zal hij zich afzonderen; wijnedik, en edik van sterken drank zal hij niet drinken, noch enige vochtigheid van druiven zal hij drinken, noch verse of gedroogde druiven eten. Al de dagen van zijn Nazireërschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de basten toe. Al de dagen der gelofte van zijn Nazireërschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat die dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij heilig zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen. Al de dagen, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam eens doden niet gaan. Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal hij zich niet verontreinigen, als zij dood zijn; want het Nazireërschap zijns Gods is op zijn hoofd. Al de dagen van zijn Nazireërschap is hij den HEERE heilig. En zo de gestorvene bij hem onvoorziens haastelijk gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireërschap zou verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; op den zevenden dag zal hij het bescheren. En op den achtsten dag zal hij twee tortelduiven, of twee jonge duiven brengen tot den priester, tot de deur van de tent der samenkomst. De priester nu zal een bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, en zal voor hem verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam gezondigd heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. Daarna zal hij de dagen van zijn Nazireërschap den HEERE afzonderen, en zal een lam, dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer; en de vorige dagen zullen vallen, omdat zijn Nazireërschap verontreinigd was. En dit is de wet des Nazireërs: op den dag, als de dagen van zijn Nazireërschap zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot de deur van de tent der samenkomst. Hij dan zal tot zijn offerande den HEERE offeren een volkomen eenjarig lam ten brandoffer, en een volkomen eenjarig ooilam ten zondoffer, en een volkomen ram ten dankoffer. En een korf ongezuurde koeken, koeken van meelbloem, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken, mitsgaders hun spijsoffer, en hun drankofferen. En de priester zal het voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden. Hij zal ook den ram ten dankoffer den HEERE bereiden, met den korf der ongezuurde koeken; en de priester zal zijn spijsoffer en drankoffer bereiden. Alsdan zal de Nazireër, aan de deur van de tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireërschap bescheren; en hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireërschap nemen, en hij zal het leggen op het vuur, dat onder het dankoffer is. Daarna zal de priester een gezoden schouder nemen van den ram, en een ongezuurden koek uit den korf, en een ongezuurde vlade; en hij zal ze op de handen des Nazireërs leggen, nadat hij zijn Nazireërschap afgeschoren heeft. En de priester zal die bewegen ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor den priester, met de borst des beweegoffers, en met den schouder des hefoffers; en daarna zal die Nazireër wijn drinken. Dit is de wet des Nazireërs, die zijn offerande den HEERE voor zijn Nazireërschap zal beloofd hebben, behalve wat zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte, welke hij beloofd zal hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireërschap. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Spreek tot Aäron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult gijlieden de kinderen Israëls zegenen, zeggende tot hen: De HEERE zegene u, en behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israëls leggen; en Ik zal hen zegenen.

Numeri 6:1-27 Het Boek (HTB)

De HERE gaf Mozes ook de volgende opdrachten voor het volk Israël: ‘Als een man of een vrouw een Nazireeërgelofte wil afleggen en zich zo op een speciale manier aan de HERE wil toewijden, mag hij gedurende zijn speciale wijding aan de HERE geen sterke drank of wijn drinken. Zelfs jonge wijn, druivensap, druiven en rozijnen zijn verboden voor hem! Hij mag niets eten dat afkomstig is van de wijnrank, zelfs de pitten en velletjes niet. Gedurende de hele periode van zijn Nazireeërschap mag hij zijn haar niet laten knippen, want hij is heilig en aan de HERE gewijd, daarom moet hij zijn haar laten groeien. Gedurende de periode van zijn wijding mag hij niet in de buurt van een dode komen, zelfs al is het zijn vader, moeder, broer of zuster. Want het Nazireeërschap van God rust op zijn hoofd en gedurende de hele periode is hij heilig voor de HERE. Als iemand in zijn naaste omgeving plotseling sterft en hem verontreinigt, moet hij op de zevende dag zijn hoofdhaar afknippen en zo worden gereinigd van de nabijheid van de dood. De volgende dag, de achtste, moet hij twee tortelduiven of jonge duiven naar de priester brengen bij de ingang van de tabernakel. De priester zal de ene duif als zondoffer en de andere als brandoffer offeren en zo verzoening over hem doen. Die dag moet hij zijn gelofte opnieuw afleggen en zijn haar weer laten groeien. De dagen van zijn gelofte voor zijn verontreiniging tellen niet meer mee. Hij moet opnieuw beginnen met een nieuwe gelofte en een eenjarig lam als schuldoffer brengen. Aan het einde van zijn Nazireeërschap moet hij naar de ingang van de tabernakel gaan met de volgende offers: een eenjarig lam zonder gebreken als brandoffer, een eenjarige ooi zonder gebreken als zondoffer, een ram zonder gebreken als vredeoffer, een mand met ongezuurd brood, koeken van meelbloem met olie vermengd en ongezuurde wafels met olie bestreken, het begeleidende spijsoffer en de drankoffers. De priester zal deze offers aan de HERE aanbieden, eerst het zondoffer en het brandoffer, dan de ram van het vredeoffer, samen met de mand met ongezuurd brood en ten slotte het spijsoffer met het drankoffer. Dan moet de Nazireeër zijn hoofdhaar—het teken van zijn wijding aan de HERE—afknippen. Dit zal worden gedaan bij de ingang van de tabernakel, waarna het haar op het vuur onder het vredeoffer zal worden verbrand. Nadat zijn haar is afgeknipt, zal de priester de geroosterde schouder van de ram, een van de ongezuurde koeken en een van de ongezuurde wafels nemen en deze in de handen van de man leggen. De priester zal het daarna allemaal aan de HERE offeren door het omhoog te heffen. Alles is heilig voor de priester, evenals de borst en de schouder die als een beweegoffer aan de HERE zijn geofferd. Daarna mag de Nazireeër weer wijn drinken, omdat hij van zijn gelofte is ontslagen. Dit zijn de voorschriften voor het Nazireeërschap en de offers die hij moet brengen aan het einde van de periode van speciale wijding aan de HERE. Naast deze offers moet hij ook die offers brengen die hij de HERE beloofde toen hij zijn gelofte aflegde.’ Toen zei de HERE tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten op de volgende wijze moeten zegenen: De HERE geve u zijn zegen en bescherming, de HERE geve u zijn nabijheid en inzicht, de HERE geve u zijn genade, laat de HERE zijn oog op u gericht houden en u vrede geven. Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen en Ik Zelf zal hen zegenen.’

Numeri 6:2-27 BasisBijbel (BB)

"Zeg tegen de Israëlieten: Iemand kan een bijzondere belofte aan Mij doen. Dat is de 'naziréeër-belofte'. Daarmee geeft hij zichzelf voor een bepaalde tijd aan Mij. Als hij Mij die belofte wil doen, mag hij geen wijn meer drinken. Ook mag hij geen azijn gebruiken die van wijn gemaakt is, of andere dranken die van druiven worden gemaakt. Hij mag geen verse of gedroogde druiven eten. Hij mag al die tijd helemaal niets eten wat van de wijnstruik komt. Zelfs geen pitten of bladeren. Al de tijd dat hij naziréeër is, mag hij zijn haar niet knippen en zijn baard niet scheren. De tijd die hij aan Mij beloofd heeft, is hij voor Mij. Daarom moet hij zijn haar lang laten groeien. Ook mag hij al die tijd niet in de buurt van een dode komen. Zelfs niet als die dode zijn vader, zijn moeder, zijn broer of zijn zus is. Want dan zou hij onrein worden. Hij mag niet onrein worden zolang hij naziréeër is. Al de tijd dat hij naziréeër is, is hij voor Mij. Maar als er plotseling vlak bij hem iemand sterft, wordt hij onrein. Dan moet hij op de zevende dag nadat dat gebeurd is zijn haar afknippen. Op de achtste dag moet hij twee duiven naar de priester brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet de ene duif als vergevings-offer offeren en de andere als brand-offer. Zo zal de priester vergeving aan Mij vragen voor de man die onrein is geworden doordat hij een dode heeft aangeraakt. Op diezelfde dag moet hij zichzelf opnieuw aan Mij geven. Daarbij moet hij een schaap van één jaar als schuld-offer offeren. De tijd die al voorbij was, zal niet meetellen omdat hij onrein geworden was. Dit zijn de regels voor de naziréeër: als zijn tijd als naziréeër voorbij is, moet hij naar de ingang van de tent van ontmoeting gaan. Daar moet hij een offer aan Mij geven: een gezond mannetjes-schaap van één jaar als brand-offer, een gezond vrouwtjes-schaap van één jaar als vergevings-offer en een gezond mannetjes-schaap als dank-offer. Verder een mand ongegiste broden van fijn meel, broodkoeken van meel dat gemengd is met olijf-olie en dunne ongegiste broden die zijn bestreken met olijf-olie. Verder de meel-offers en wijn-offers die bij de offers horen. De priester moet alles bij Mij brengen en het vergevings-offer en het brand-offer offeren. Daarna moet hij het mannetjes-schaap aan Mij offeren als dank-offer, samen met de mand ongegiste broden, het meel-offer en het wijn-offer. Dan moet de naziréeër bij de ingang van de tent van ontmoeting zijn haar laten afknippen. Hij moet dat haar op het vuur van het dank-offer leggen. Daarna moet de priester het gekookte schouderstuk van het mannetjes-schaap neerleggen op de open handen van de naziréeër. Hij moet er één ongegist brood en één ongegiste dunne koek uit de mand op leggen. De priester moet ze naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Daarna zijn ze voor de priester, samen met de delen die altijd al voor hem zijn van een beweeg-offer. Namelijk het borststuk en de rechter schouder die hij naar Mij omhoog heeft gehouden en heen en weer heeft bewogen. Hierna mag de naziréeër weer wijn drinken. Dit zijn de regels voor de naziréeër. Verder moet hij ook de offers brengen die hij aan Mij beloofd heeft toen hij zijn belofte deed." De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen Aäron en zijn zonen: Zó moeten jullie de Israëlieten zegenen: 'Ik wens jullie toe dat de Heer met jullie zal zijn en jullie zal beschermen. Dat Hij goed voor jullie zal zijn en voor jullie zal zorgen. Dat Hij over jullie zal waken en jullie vrede zal geven.' Zo zullen ze mijn naam op de Israëlieten leggen en Ik zal goed voor hen zijn."

Numeri 6:2-27 Herziene Statenvertaling (HSV)

Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer een man of een vrouw een gelofte aflegt door de gelofte van een nazireeër te doen, om zich aan de HEERE te wijden, dan moet hij zich van wijn en sterkedrank onthouden; azijn uit wijn of azijn uit sterkedrank mag hij niet drinken; verder mag hij helemaal geen druivensap drinken en geen verse of gedroogde druiven eten. Alle dagen van zijn nazireeërschap mag hij niets eten wat van de wijnstok afkomstig is, van de pitten tot en met de velletjes. Alle dagen van de gelofte van zijn nazireeërschap mag geen scheermes over zijn hoofd gaan. Totdat de dagen waarvoor hij zich aan de HEERE gewijd had, voorbij zijn, moet hij heilig zijn en de haarlokken van zijn hoofd lang laten groeien. Alle dagen van zijn wijding aan de HEERE mag hij niet bij het lichaam van een dode komen. Vanwege zijn vader of vanwege zijn moeder, vanwege zijn broer of vanwege zijn zuster, vanwege hen mag hij zich niet verontreinigen als zij gestorven zijn, want het nazireeërschap van zijn God is op zijn hoofd. Alle dagen van zijn nazireeërschap is hij heilig voor de HEERE. En wanneer de gestorvene onverwachts, plotseling, in zijn nabijheid sterft, zodat hij het hoofd van zijn nazireeërschap verontreinigt, dan moet hij op de dag van zijn reiniging zijn hoofd scheren; op de zevende dag moet hij het scheren. En op de achtste dag moet hij twee tortelduiven of twee jonge duiven naar de priester brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. De priester moet er één als zondoffer en één als brandoffer bereiden, en moet verzoening voor hem doen, omdat hij gezondigd heeft vanwege die dode. Hij moet zijn hoofd op diezelfde dag weer heiligen. Daarna moet hij opnieuw de dagen van zijn nazireeërschap aan de HEERE wijden; hij moet als schuldoffer een lam van een jaar oud brengen. En de vorige dagen vervallen, omdat zijn nazireeërschap verontreinigd was. Dit is de wet voor de nazireeër: Op de dag dat de dagen van zijn nazireeërschap voorbij zijn, moet hij het volgende bij de ingang van de tent van ontmoeting brengen: hij moet de HEERE als zijn offergave één lam zonder enig gebrek van een jaar oud als brandoffer aanbieden, één ooilam zonder enig gebrek van een jaar oud als zondoffer en een ram zonder enig gebrek als dankoffer. Verder een mand met ongezuurd brood, koeken van meelbloem, met olie gemengd, en ongezuurde platte koeken met olie bestreken, en het bijbehorende graanoffer en de bijbehorende plengoffers. En de priester moet dat voor het aangezicht van de HEERE aanbieden, en moet zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden. Hij moet ook de ram als dankoffer voor de HEERE bereiden, met de mand met ongezuurde broden; en de priester moet zijn graanoffer en plengoffer bereiden. Dan moet de nazireeër bij de ingang van de tent van ontmoeting het hoofd van zijn nazireeërschap scheren. Hij moet het hoofdhaar van zijn nazireeërschap nemen en op het vuur leggen dat onder het dankoffer is. Daarna moet de priester een gekookt schouderstuk van de ram nemen, één ongezuurd brood uit de mand, en één ongezuurde platte koek. Die moet hij in de handen van de nazireeër leggen, nadat hij zich het haar van zijn nazireeërschap afgeschoren heeft. En de priester moet die als beweegoffer bewegen voor het aangezicht van de HEERE; het is een heilig deel voor de priester, met het borststuk van het beweegoffer en de achterbout van het hefoffer. Pas daarna mag de nazireeër wijn drinken. Dit is de wet voor de nazireeër, die zijn offergave voor zijn nazireeërschap aan de HEERE beloofd heeft, naast datgene waartoe zijn vermogen reikt. Hij moet zo handelen volgens de gelofte die hij gedaan heeft, overeenkomstig de wet van zijn nazireeërschap. En de HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen: De HEERE zegene u en behoede u! De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede! Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.

Numeri 6:2-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer iemand, man of vrouw, een bijzondere gelofte wil afleggen, de nazireeërgelofte, om zich aan de HERE te wijden, dan zal hij zich van wijn en bedwelmende drank onthouden, geen azijn van wijn of van bedwelmende drank drinken noch enige uit druiven bereide drank, en geen druiven eten, noch verse noch gedroogde. Al de tijd van zijn nazireeërschap zal hij niets eten, dat van de wijnstok afkomstig is, van de pitten af tot de toppen der ranken toe. Al de tijd van zijn nazireeërgelofte zal geen scheermes over zijn hoofd komen; totdat de tijd, voor welke hij zich aan de HERE gewijd heeft, ten einde is, zal hij heilig zijn, hij zal zijn hoofdhaar lang laten groeien. Al de tijd, dat hij zich aan de HERE gewijd heeft, zal hij bij geen dode komen; aan zijn vader noch zijn moeder, aan zijn broeder noch zijn zuster mag hij zich, na hun sterven, verontreinigen, want het nazireeërschap zijns Gods is op zijn hoofd. Al de tijd van zijn nazireeërschap is hij de HERE heilig. Sterft echter geheel onverwacht iemand in zijn omgeving, zodat hij het hoofdhaar van zijn nazireeërschap verontreinigt, dan zal hij zijn hoofdhaar afscheren op de dag van zijn reiniging, op de zevende dag zal hij het afscheren; op de achtste dag zal hij twee tortelduiven of twee jonge duiven naar de priester aan de ingang van de tent der samenkomst brengen. Dan zal de priester de ene tot een zondoffer en de andere tot een brandoffer bereiden, en hij zal verzoening over hem doen, omdat hij zich door aanraking van een lijk heeft bezondigd, en hij zal op diezelfde dag zijn hoofd heiligen. Dan zal hij opnieuw aan de HERE de tijd van zijn nazireeërschap wijden en een éénjarig schaap tot een schuldoffer brengen; de voorafgaande tijd zal niet meetellen, omdat zijn nazireeërschap verontreinigd was. Dit nu is de wet aangaande de nazireeër. Wanneer de tijd van zijn nazireeërschap ten einde is, dan zal men hem naar de ingang van de tent der samenkomst brengen, en hij zal zijn offergave de HERE aanbieden: een gaaf éénjarig schaap als brandoffer en een gave, éénjarige ooi als zondoffer en een gave ram als vredeoffer, met een korf ongezuurde broden van fijn meel, koeken aangemaakt met olie, en dunne ongezuurde broden bestreken met olie, met het bijbehorend spijsoffer en de bijbehorende plengoffers. En de priester zal het voor het aangezicht des HEREN brengen en zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden; de ram zal hij toebereiden als vredeoffer aan de HERE, met de korf ongezuurde broden; ook zal de priester het bijbehorend spijsoffer en het bijbehorend plengoffer bereiden. Dan zal de nazireeër vóór de ingang van de tent der samenkomst het hoofdhaar van zijn nazireeërschap afscheren en dat hoofdhaar van zijn nazireeërschap nemen en het in het vuur onder het vredeoffer werpen. De priester zal de schouder van de ram nemen, nadat deze gekookt is, en één ongezuurde koek uit de korf, met één ongezuurde dunne koek, en deze leggen op de handpalmen van de nazireeër, nadat deze zich het haar van zijn nazireeërschap heeft afgeschoren; vervolgens zal de priester deze voor het aangezicht des HEREN bewegen als een beweegoffer; het zal een heiligheid voor de priester zijn, met de beweegborst en de hefschenkel. Eerst daarna zal de nazireeër wijn mogen drinken. Dit is de wet aangaande de nazireeër. Hetgeen hij als offergave de HERE belooft op grond van zijn nazireeërschap, behalve datgene waartoe hij in staat is, overeenkomstig zijn gelofte die hij belooft, aldus zal hij doen overeenkomstig de wet op zijn nazireeërschap. De HERE nu sprak tot Mozes: Spreek tot Aäron en zijn zonen: Zó zult gij de Israëlieten zegenen: De HERE zegene u en behoede u; de HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Zo zullen zij mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.