Numeri 26:1-65
Numeri 26:1-65 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen de ziekte voorbij was, zei de Heer tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: "Tel het hele volk Israël. Tel per familie alle mannen van 20 jaar en ouder. Dus alle mannen die met het leger kunnen meegaan." Ze waren toen in de velden van Moab langs de Jordaan, bij Jericho. Mozes en de priester Eleazar zeiden tegen het volk: "Iedereen van 20 jaar en ouder [ moet geteld worden ]!" Want dat was wat de Heer aan Mozes had bevolen. Zo telde hij dus de Israëlieten die uit Egypte vertrokken waren. Ruben was de oudste zoon van Israël. De stam van Ruben bestond uit de familie van Henoch, de familie van Pallu, de familie van Hezron en de familie van Karmi. Dit waren de families van de stam van Ruben. Daarvan waren 43.730 mannen 20 jaar of ouder. De zoon van Pallu was Eliab, en de zonen van Eliab waren Nemuel, Datan en Abiram. Deze Datan en Abiram waren de leiders die in opstand waren gekomen tegen Mozes en Aäron, samen met de bende van Korach, toen Korach in opstand kwam tegen de Heer. Toen was de aarde open gegaan en had hen samen met Korach opgeslokt. De andere 250 mannen van de bende werden gedood door het vuur [ van de Heer ]. Zo waren zij een waarschuwing [ voor de rest van het volk ]. Maar de zonen van Korach waren niet gedood. De stam van Simeon bestond uit de familie van Nemuel, de familie van Jamin, de familie van Jachin, de familie van Zera en de familie van Saul. Dit waren de families van de stam van Simeon. Daarvan waren 22.200 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Gad bestond uit de familie van Zefon, de familie van Haggi, de familie van Suni, de familie van Ozni, de familie van Eri, de familie van Arod en de familie van Areli. Dit waren de families van de stam van Gad. Daarvan waren 40.500 mannen 20 jaar of ouder. De zonen van Juda waren Er en Onan. Maar zij stierven in Kanaän [ voordat Jakob met al zijn zonen naar Egypte ging ]. [ Zijn andere zoon was Sela, zijn kleinzonen waren Perez en Zera. ] De stam van Juda bestond uit de familie van Sela, de familie van Perez en de familie van Zera. De familie van Perez bestond uit de familie van Hezron en de familie van Hamul. Dit waren de families van de stam van Juda. Daarvan waren 76.500 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Issaschar bestond uit de familie van Tola, de familie van Puva, de familie van Jasub en de familie van Simron. Dit waren de families van de stam van Issaschar. Daarvan waren 64.300 mannen 20 jaar of ouder. De familie van Zebulon bestond uit de familie van Sered, de familie van Elon en de familie van Jahleël Dit waren de families van de stam van Zebulon. Daarvan waren 60.500 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Jozef bestond uit de stammen van Manasse en Efraïm. De stam van Manasse bestond uit de familie van Machir. Machir kreeg een zoon: Gilead. De familie van Gilead bestond uit de familie van Jezer, de familie van Helek, de familie van Asriël, de familie van Sechem, de familie van Semida en de familie van Hefer. Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar wel dochters. Dat waren Mala, Noa, Hogla, Milka en Tirza. Dit waren de families van de stam van Manasse. Daarvan waren 52.700 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Efraïm bestond uit de familie van Sutela, de familie van Becher en de familie van Tahan. En de familie van Sutela bestond uit de familie van Eran. Dit waren de families van de stam van Efraïm. Daarvan waren 32.500 mannen 20 jaar of ouder. Dit waren de families van de stam van Jozef. De stam van Benjamin bestond uit de familie van Bela, de familie van Asbel, de familie van Ahiram, de familie van Sefufam en de familie van Hufam. En de familie van Bela bestond uit de familie van Ard en de familie van Naäman. Dit waren de families van de stam van Benjamin. Daarvan waren 45.600 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Dan bestond uit de familie van Suham. Dit waren de families van de stam van Dan. Daarvan waren 64.400 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Aser bestond uit de familie van Jimna, de familie van Jisvi en de familie van Beria. De familie van Beria bestond uit de familie van Heber en de familie van Malkiël. De dochter van Aser was Sera. Dit zijn de families van de stam van Aser. Daarvan waren 53.400 mannen 20 jaar of ouder. De stam van Naftali bestond uit de familie van Jazeël, de familie van Guni, de familie van Jezer en de familie van Sillem. Dit waren de families van de stam van Naftali. Daarvan waren 45.400 mannen 20 jaar of ouder. In totaal waren er in Israël 601.730 mannen van 20 jaar en ouder. En de Heer zei tegen Mozes: "Het land waar jullie gaan wonen, moet onder deze stammen worden verdeeld. Elke stam krijgt een eigen gebied. Bij de verdeling moet rekening gehouden worden met de grootte van de stammen. Een stam met een groot aantal mannen van 20 jaar en ouder krijgt een groot gebied. Een stam met een klein aantal mannen van 20 jaar en ouder krijgt een klein gebied. Je moet loten welke stam welk gebied krijgt. Dus elke stam krijgt zijn eigen gebied. Hoe groot dat gebied is, hangt af van de grootte van de stam." De stam van de Levieten bestond uit de familie van Gerson, de familie van Kehat en de familie van Merari. Uit die families ontstonden ook de familie van Libni, de familie van Hebron, de familie van Mali, de familie van Musi en de familie van Korach. Kehat had een zoon: Amram. Amram trouwde met Jochebed, uit de familie van Levi. Ze was in Egypte geboren. Zij en Amram kregen kinderen: Aäron, Mozes en Mirjam. Aäron kreeg vier zonen: Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. Nadab en Abihu stierven toen ze onheilig vuur bij de Heer brachten. Van de Levieten waren 23.000 mannen één maand of ouder. Zij werden niet samen met de andere Israëlieten geteld, omdat zij geen eigen gebied kregen zoals de andere Israëlieten. Dit waren de mannen die door Mozes en de priester Eleazar geteld waren. Ze waren toen in de velden van Moab langs de Jordaan, bij Jericho. Niemand van hen was al eerder door Mozes en de priester Aäron geteld, toen de Israëlieten [ voor de eerste keer ] werden geteld in de Sinaï-woestijn. Want van die getelde mannen had de Heer gezegd: 'Jullie zullen in de woestijn sterven.' Van hen leefde niemand meer, behalve Kaleb en Jozua.
Numeri 26:1-65 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Het geschiedde nu na die plaag, dat de HEERE sprak tot Mozes, en tot Eleazar, den zoon van Aäron, den priester, zeggende: Neem de som van de gehele vergadering der kinderen Israëls op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israël uittrekt. Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israëls, die uit Egypteland uitgetogen waren. Ruben was de eerstgeborene van Israël. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van welken was het geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluïeten; Van Hezron het geslacht der Hezronieten; van Karmi het geslacht der Karmieten. Dit zijn de geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd en dertig. En de zonen van Pallu waren Eliab. En de zonen van Eliab waren Nemuël, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aäron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen den HEERE maakten. En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken. Maar de kinderen van Korach stierven niet. De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuël, het geslacht der Nemuëlieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten; Van Zerah het geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. Dat zijn de geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. Van Ozni het geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; Van Arod het geslacht der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. Dat zijn de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd. De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaän. Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. En de zonen van Perez waren: van Hezron het geslacht der Hezronieten; van Hamul het geslacht der Hamulieten. Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd. De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, waren: van Tola het geslacht der Tolaïeten; van Puva het geslacht der Punieten; Van Jasub het geslacht der Jasubieten; van Simron het geslacht der Simronieten. Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd. De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleël het geslacht der Jahleëlieten. Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd. De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraïm. De zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht der Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten. Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten. En van Asriël het geslacht der Asriëlieten; en van Sechem het geslacht der Sechemieten; En van Semida het geslacht der Semidaïeten; en van Hefer het geslacht der Heferieten. Doch Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd. Dit zijn de zonen van Efraïm, naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten. En dit zijn de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. Dat zijn de geslachten der zonen van Efraïm, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten. De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaïeten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahiramieten; Van Sefufam het geslacht der Sufamieten; van Hufam het geslacht der Hufamieten. En de zonen van Bela waren Ard en Naäman; van Ard het geslacht der Ardieten; van Naäman het geslacht der Naämieten. Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd. Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten. Al de geslachten der Suhamieten, naar hun getelden, waren vier en zestig duizend en vierhonderd. De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaïeten; van Isvi het geslacht der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriïeten. Van de zonen van Beria waren: van Heber het geslacht der Heberieten; van Malchiël het geslacht der Malchiëlieten. En de naam der dochter van Aser was Serah. Dat zijn de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd. De zonen van Nafthali, naar hun geslachten: van Jahzeël het geslacht der Jahzeëlieten; van Guni het geslacht der Gunieten; Van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Sillem het geslacht der Sillemieten. Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en vierhonderd. Dat zijn de getelden van de zonen Israëls: zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Aan dezen zal het land uitgedeeld worden ter erfenis, naar het getal der namen. Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden. Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden tussen de velen en de weinigen. Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten. Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, het geslacht der Hebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten. En Kohath gewon Amram. En de naam der huisvrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aäron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. En aan Aäron werden geboren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. Nadab nu en Abihu waren gestorven, toen zij vreemd vuur brachten voor het aangezicht des HEEREN. En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israëls, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israëls. Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, den priester, die de kinderen Israëls telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. En onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aäron, den priester, als zij de kinderen Israëls telden in de woestijn van Sinaï. Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk zouden sterven; en er was niemand van hen overgebleven, dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Numeri 26:1-65 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde nu na die plaag dat de HEERE tegen Mozes en tegen Eleazar, de zoon van de priester Aäron, zei: Neem het aantal op van heel de gemeenschap van de Israëlieten, van twintig jaar oud en daarboven, naar hun families, ieder die in Israël met het leger uittrekt. Mozes dan en de priester Eleazar zeiden tegen hen, in de vlakten van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho: Neem het aantal op van twintig jaar en daarboven, zoals de HEERE Mozes en de Israëlieten, die uit het land Egypte vertrokken waren, geboden had. Ruben was de eerstgeborene van Israël. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van wie het geslacht van de Hanochieten afstamde; van Pallu het geslacht van de Palluïeten; van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Charmi het geslacht van de Charmieten. Dit waren de geslachten van de Rubenieten; en het aantal van hen die geteld waren, was drieënveertigduizend zevenhonderddertig. De zoon nu van Pallu was Eliab. De zonen van Eliab nu waren Nemuel, Dathan en Abiram. Deze Dathan en Abiram waren afgevaardigden van de gemeenschap, die tegen Mozes en tegen Aäron in opstand waren gekomen, samen met de aanhang van Korach, toen die tegen de HEERE in opstand gekomen was. Maar de aarde had haar mond geopend en hen samen met Korach verzwolgen, toen zijn aanhang stierf, doordat het vuur tweehonderdvijftig mannen verteerd had. Zo waren zij tot een teken geworden. Maar de kinderen van Korach waren niet gestorven. De nakomelingen van Simeon, ingedeeld naar hun geslachten: van Nemuel het geslacht van de Nemuelieten; van Jamin het geslacht van de Jaminieten; van Jachin het geslacht van de Jachinieten; van Zerah het geslacht van de Zerahieten; van Saul het geslacht van de Saulieten. Dit waren de geslachten van de Simeonieten: tweeëntwintigduizend tweehonderd. De nakomelingen van Gad, ingedeeld naar hun geslachten: van Zefon het geslacht van de Zefonieten; van Haggi het geslacht van de Haggieten; van Suni het geslacht van de Sunieten; van Ozni het geslacht van de Oznieten; van Heri het geslacht van de Herieten; van Arod het geslacht van de Arodieten; van Areli het geslacht van de Arelieten. Dit waren de geslachten van de nakomelingen van Gad, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: veertigduizend vijfhonderd. De zonen van Juda waren Er en Onan, maar Er en Onan waren in het land Kanaän gestorven. En dit waren de nakomelingen van Juda, ingedeeld naar hun geslachten: van Sela het geslacht van de Selanieten; van Perez het geslacht van de Perezieten; van Zerah het geslacht van de Zerahieten. En de nakomelingen van Perez waren: van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Hamul het geslacht van de Hamulieten. Dit waren de geslachten van Juda, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: zesenzeventigduizend vijfhonderd. De nakomelingen van Issaschar, ingedeeld naar hun geslachten, waren: van Tola het geslacht van de Tolaïeten; van Pua het geslacht van de Punieten; van Jasub het geslacht van de Jasubieten; van Simron het geslacht van de Simronieten. Dit waren de geslachten van Issaschar, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: vierenzestigduizend driehonderd. De nakomelingen van Zebulon, ingedeeld naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht van de Seredieten; van Elon het geslacht van de Elonieten; van Jahleël het geslacht van de Jahleëlieten. Dit waren de geslachten van de Zebulonieten, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: zestigduizend vijfhonderd. De zonen van Jozef, ingedeeld naar hun geslachten, waren Manasse en Efraïm. De nakomelingen van Manasse waren: van Machir het geslacht van de Machirieten; en Machir verwekte Gilead; van Gilead was het geslacht van de Gileadieten. Dit zijn de nakomelingen van Gilead: van Jezer het geslacht van de Jezerieten; van Helek het geslacht van de Helekieten; van Asriël het geslacht van de Asriëlieten; en van Sechem het geslacht van de Sechemieten; en van Semida het geslacht van de Semidaïeten; en van Hefer het geslacht van de Heferieten. Zelafead, de zoon van Hefer, had echter geen zonen, alleen dochters. De namen van de dochters van Zelafead waren: Machla, Noa, Hogla, Milka en Tirza. Dit waren de geslachten van Manasse en het aantal van hen die geteld waren: tweeënvijftigduizend zevenhonderd. Dit zijn de nakomelingen van Efraïm, ingedeeld naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht van de Sutelahieten; van Becher het geslacht van de Becherieten; van Tahan het geslacht van de Tahanieten. En dit zijn de nakomelingen van Sutelah: van Eran het geslacht van de Eranieten. Dit waren de geslachten van de nakomelingen van Efraïm, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: tweeëndertigduizend vijfhonderd. Dit waren de nakomelingen van Jozef, naar hun geslachten. De nakomelingen van Benjamin, ingedeeld naar hun geslachten: van Bela het geslacht van de Belaïeten; van Asbel het geslacht van de Asbelieten; van Ahiram het geslacht van de Ahiramieten; van Sefufam het geslacht van de Sufamieten; van Hufam het geslacht van de Hufamieten. En de zonen van Bela waren Ard en Naäman; van Ard het geslacht van de Ardieten; van Naäman het geslacht van de Naämieten. Dit waren de nakomelingen van Benjamin, ingedeeld naar hun geslachten, en het aantal van hen die geteld waren: vijfenveertigduizend zeshonderd. Dit zijn de nakomelingen van Dan, ingedeeld naar hun geslachten: van Suham het geslacht van de Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, ingedeeld naar hun geslachten. Al de geslachten van de Suhamieten, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren, waren vierenzestigduizend vierhonderd man. De nakomelingen van Aser, ingedeeld naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht van de Imnaïeten; van Isvi het geslacht van de Isvieten; van Beria het geslacht van de Beriïeten. De nakomelingen van Beria waren: van Heber het geslacht van de Heberieten; van Malchiël het geslacht van de Malchiëlieten. De naam van de dochter van Aser was Serah. Dit waren de geslachten van de nakomelingen van Aser, overeenkomstig het aantal van hen die geteld waren: drieënvijftigduizend vierhonderd. De nakomelingen van Naftali, ingedeeld naar hun geslachten: van Jahzeël het geslacht van de Jahzeëlieten; van Guni het geslacht van de Gunieten; van Jezer het geslacht van de Jezerieten; van Sillem het geslacht van de Sillemieten. Dit waren de geslachten van Naftali, ingedeeld naar hun geslachten, en het aantal van hen die geteld waren: vijfenveertigduizend vierhonderd. Dit was het aantal van de nakomelingen van Israël die geteld waren: zeshonderdeenduizend zevenhonderddertig. En de HEERE sprak tot Mozes: Onder deze stammen moet het land als erfelijk bezit verdeeld worden, overeenkomstig het aantal namen. Voor degenen die met velen zijn, moet u het erfelijk bezit groot maken en voor degenen die met weinigen zijn, moet u het erfelijk bezit minder groot maken; aan ieder moet zijn erfelijk bezit gegeven worden overeenkomstig degenen van hen die geteld zijn. Het land zal echter door het lot verdeeld worden; volgens de namen van de stammen van hun vaderen zullen zij het in erfelijk bezit nemen. Volgens het lot zal ieders erfelijk bezit tussen velen en weinigen in aantal verdeeld worden. Dit zijn degenen van Levi die geteld zijn, ingedeeld naar hun geslachten: van Gerson het geslacht van de Gersonieten; van Kahath het geslacht van de Kahathieten; van Merari het geslacht van de Merarieten. Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht van de Libnieten, het geslacht van de Hebronieten, het geslacht van de Mahelieten, het geslacht van de Musieten, het geslacht van de Korachieten. En Kahath verwekte Amram. En de naam van de vrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, die de vrouw van Levi baarde in Egypte. Jochebed baarde aan Amram Aäron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. En bij Aäron werden geboren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. Maar Nadab en Abihu waren gestorven, toen zij vreemd vuur voor het aangezicht van de HEERE gebracht hadden. En het aantal van de Levieten die geteld waren, was drieëntwintigduizend, al wie mannelijk was, van een maand en daarboven. Dezen werden onder de Israëlieten niet meegeteld, omdat hun in het midden van de Israëlieten geen erfelijk bezit gegeven werd. Dit zijn zij die door Mozes en de priester Eleazar geteld waren, die de Israëlieten telden in de vlakten van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho. Onder hen was niemand meer van hen die door Mozes en de priester Aäron geteld waren, toen zij de Israëlieten telden in de woestijn Sinaï. Want de HEERE had tegen hen gezegd dat zij zeker in de woestijn zouden sterven; van hen was niemand overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Numeri 26:1-65 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Na de plaag zeide de HERE tot Mozes en tot Eleazar, de zoon van de priester Aäron; Neemt het aantal der gehele vergadering der Israëlieten op, van twintig jaar oud en daarboven naar hun families, allen die in het leger uitrukken in Israël. Toen spraken Mozes en de priester Eleazar, tot hen in de velden van Moab aan de Jordaan bij Jericho: Van twintig jaar oud en daarboven! – zoals de HERE Mozes geboden had, te weten de Israëlieten, die uit het land Egypte getrokken waren. Ruben was Israëls eerstgeborene; de zonen van Ruben waren: van Chanok het geslacht der Chanokieten; van Pallu het geslacht der Palluïeten; van Chesron het geslacht der Chesronieten en van Karmi het geslacht der Karmieten. Dit waren de geslachten der Rubenieten, en hun getelden waren drieënveertigduizend zevenhonderd dertig. De zoon nu van Pallu was Eliab, en de zonen van Eliab waren Nemuël, Datan en Abiram. Deze Datan en Abiram waren de opgeroepenen der vergadering, die met Mozes en Aäron getwist hadden in de bende van Korach, toen dezen twistten tegen de HERE, maar de aarde had haar mond geopend en hen met Korach verslonden, toen de bende stierf, doordat het vuur de tweehonderd vijftig mannen verteerde, zodat zij tot een teken werden; maar de zonen van Korach waren niet gestorven. De zonen van Simeon, naar hun geslachten, waren: van Nemuël het geslacht der Nemuëlieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jakin het geslacht der Jakinieten; van Zerach het geslacht der Zarchieten en van Saul het geslacht der Saulieten. Dit waren de geslachten der Simeonieten, tweeëntwintigduizend tweehonderd. De zonen van Gad, naar hun geslachten, waren: van Sefon het geslacht der Sefonieten; van Chaggi het geslacht der Chaggieten; van Suni het geslacht der Sunieten; van Ozni het geslacht der Oznieten; van Eri het geslacht der Erieten; van Arod het geslacht der Arodieten en van Areli het geslacht der Arelieten. Dit waren de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden, veertigduizend vijfhonderd. De zonen van Juda waren: Er en Onan; en Er en Onan stierven in het land Kanaän. De zonen van Juda, naar hun geslachten, nu waren: van Sela het geslacht der Selanieten; van Peres het geslacht der Parsieten en van Zerach het geslacht der Zarchieten. De zonen van Peres waren: van Chesron het geslacht der Chesronieten en van Chamul het geslacht der Chamulieten. Dit waren de geslachten van Juda, naar hun getelden, zesenzeventigduizend vijfhonderd. De zonen van Issakar, naar hun geslachten, waren: van Tola het geslacht der Tolaïeten; van Puwwa het geslacht der Punieten; van Jasub het geslacht der Jasubieten en van Simron het geslacht der Simronieten. Dit waren de geslachten van Issakar, naar hun getelden, vierenzestigduizend driehonderd. De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Sardieten; van Elon het geslacht der Elonieten en van Jachleël het geslacht der Jachleëlieten. Dit waren de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden, zestigduizend vijfhonderd. De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraïm. De zonen van Manasse waren: van Makir het geslacht der Makirieten; en Makir verwekte Gilead; van Gilead het geslacht der Gileadieten. Dit waren de zonen van Gilead: van Iëzer het geslacht der Iëzrieten; van Chelek het geslacht der Chelekieten; van Asriël het geslacht der Asriëlieten; van Sekem het geslacht der Sekemieten; van Semida het geslacht der Semidaïeten en van Chefer het geslacht der Cheferieten; en Selofchad, de zoon van Chefer, had geen zonen, maar wel dochters, en de namen der dochters van Selofchad waren Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. Dit waren de geslachten van Manasse, en hun getelden waren tweeënvijftigduizend zevenhonderd. Dit waren de zonen van Efraïm, naar hun geslachten: van Sutelach het geslacht der Sutalchieten; van Beker het geslacht der Bakrieten en van Tachan het geslacht der Tachanieten. En dit waren de zonen van Sutelach: van Eran het geslacht der Eranieten. Dit waren de geslachten der zonen van Efraïm, naar hun getelden, tweeëndertigduizend vijfhonderd. Dit waren de zonen van Jozef naar hun geslachten. De zonen van Benjamin, naar hun geslachten, waren: van Bela het geslacht der Balieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Achiram het geslacht der Achiramieten; van Sefufam het geslacht der Sufamieten en van Chufam het geslacht der Chufamieten. En de zonen van Bela waren Ard en Naäman; (van Ard was) het geslacht der Ardieten en van Naäman het geslacht der Naämieten. Dit waren de zonen van Benjamin naar hun geslachten, en hun getelden waren vijfenveertigduizend zeshonderd. Dit waren de zonen van Dan, naar hun geslachten: van Sucham het geslacht der Suchamieten. Dit waren de geslachten van Dan naar hun geslachten. Al de geslachten der Suchamieten, naar hun getelden, waren vierenzestigduizend vierhonderd. De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Jimna het geslacht Jimna; van Jiswi het geslacht der Jiswieten en van Beria het geslacht der Beriïeten. Aangaande de zonen van Beria: van Cheber het geslacht der Cheberieten en van Malkiël het geslacht der Malkiëlieten. En de naam der dochter van Aser was Serach. Dit waren de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden, drieënvijftigduizend vierhonderd. De zonen van Naftali, naar hun geslachten, waren: van Jachseël het geslacht der Jachseëlieten; van Guni het geslacht der Gunieten; van Jeser het geslacht der Jisrieten en van Sillem het geslacht der Sillemieten. Dit waren de geslachten van Naftali, naar hun geslachten, en hun getelden waren vijfenveertigduizend vierhonderd. Dit waren de getelden der Israëlieten: zeshonderdéénduizend zevenhonderd dertig. En de HERE sprak tot Mozes: Onder dezen zal het land ten erfdeel worden verdeeld naar het aantal namen; is dit groot, dan zult gij het erfdeel groot maken, en is dit klein, dan zult gij het erfdeel klein maken; overeenkomstig de getelden zal aan ieder zijn erfdeel gegeven worden. Evenwel zal het land door het lot verdeeld worden; naar de namen van de stammen hunner vaderen zullen zij het erven; naar het lot zal ieders erfdeel toegewezen worden, naar gelang van groter of kleiner aantal. En dit waren de getelden der Levieten, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kehat het geslacht der Kehatieten en van Merari het geslacht der Merarieten. Dit waren de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, het geslacht der Chebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Musieten en het geslacht der Korachieten. En Kehat verwekte Amram. En de naam van de vrouw van Amram was Jokebed, de dochter van Levi, die (haar moeder) aan Levi in Egypte baarde; en zij baarde aan Amram Aäron en Mozes en Mirjam, hun zuster. En aan Aäron werden Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar geboren. En Nadab en Abihu stierven, toen zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEREN brachten. En hun getelden waren drieëntwintigduizend, allen van het mannelijk geslacht, van één maand oud en daarboven; want zij werden niet samen met de Israëlieten geteld, omdat hun onder de Israëlieten geen erfdeel werd gegeven. Dit waren degenen, die geteld waren door Mozes en de priester Eleazar, die de Israëlieten telden in de velden van Moab aan de Jordaan bij Jericho. Onder hen bevond zich niemand van hen, die door Mozes en de priester Aäron geteld waren, toen dezen de Israëlieten in de woestijn Sinai telden, want de HERE had van hen gezegd: Zij zullen voorzeker in de woestijn sterven. En van hen was niemand overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
Numeri 26:1-65 Het Boek (HTB)
Nadat de straf was opgehouden, zei de HERE tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: ‘Tel alle Israëlitische mannen van twintig jaar en ouder, om te zien hoeveel mannen van elke stam en familie in een oorlog kunnen meevechten.’ Mozes en Eleazar gaven de stamleiders instructies voor de telling. Het volk verbleef op dat moment op de vlakten van Moab langs de Jordaan, tegenover Jericho. Hier volgen de resultaten van de telling. De stam van Ruben: 43.730 mannen. Ruben was de oudste zoon van Israël. Deze stam bestond uit de volgende families, genoemd naar Rubens zonen: de Chanochieten, genoemd naar hun voorvader Chanoch. De Palluïeten, genoemd naar hun voorvader Pallu. Tot de familie van Eliab, een van de zonen van Pallu, behoorden de gezinnen van Nemuël, Datan en Abiram. Deze Datan en Abiram waren de twee leiders die met Korach samenspanden tegen Mozes en Aäron en in feite het gezag van God in twijfel trokken! Maar de aarde opende zich en slokte hen op, diezelfde dag doodde de HERE tweehonderdvijftig man met vuur als een waarschuwing voor het hele volk. De Chesronieten, genoemd naar hun voorvader Chesron. De Karmieten, genoemd naar hun voorvader Karmi. De stam van Simeon: 22.200 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families, genoemd naar de zonen van Simeon: de Nemuëlieten, genoemd naar hun voorvader Nemuël. De Jaminieten, genoemd naar hun voorvader Jamin. De Jachinieten, genoemd naar hun voorvader Jachin. De Zarchieten, genoemd naar hun voorvader Zerach. De Saulieten, genoemd naar hun voorvader Saül. De stam van Gad: 40.500 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families, die voortkwamen uit de zonen van Gad: de Sefonieten, genoemd naar hun voorvader Sefon. De Chaggieten, genoemd naar hun voorvader Chaggi. De Sunieten, genoemd naar hun voorvader Suni. De Oznieten, genoemd naar hun voorvader Ozni. De Erieten, genoemd naar hun voorvader Eri. De Arodieten, genoemd naar hun voorvader Arod. De Arelieten, genoemd naar hun voorvader Areli. De stam van Juda: 76.500 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families die de namen van de zonen van Juda droegen. Judaʼs zonen Er en Onan zijn hier niet bij, zij stierven in Kanaän. De Selanieten, genoemd naar hun voorvader Sela. De Parsieten, genoemd naar hun voorvader Peres. De Zarchieten, genoemd naar hun voorvader Zerach. Deze telling omvatte ook twee families die voortkwamen uit Peres: de Chesronieten, genoemd naar hun voorvader Chesron. De Chamulieten, genoemd naar hun voorvader Chamul. De stam van Issachar: 64.300 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families met de namen van Issachars zonen: de Tolaïeten, genoemd naar hun voorvader Tola. De Punieten, genoemd naar hun voorvader Puwwa. De Jasubieten, genoemd naar hun voorvader Jasub. De Simronieten, genoemd naar hun voorvader Simron. De stam van Zebulon: 60.500 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families die de naam van een van de zonen van Zebulon droegen: de Sardieten, genoemd naar hun voorvader Sered. De Elonieten, genoemd naar hun voorvader Elon. De Jachleëlieten, genoemd naar hun voorvader Jachleël. De stam van Jozef: 32.500 mannen in de tak van Efraïm en 52.700 mannen in de tak van Manasse. In de tak van Manasse was de familie van de Machirieten, genoemd naar hun voorvader Machir. De familie die voortkwam uit de Machirieten was die van de Gileadieten, genoemd naar hun voorvader Gilead. De stammen van de Gileadieten waren: de Iëzrieten, genoemd naar hun voorvader Iëzer. De Chelekieten, genoemd naar hun voorvader Chelek. De Asriëlieten, genoemd naar hun voorvader Asriël. De Sichmieten, genoemd naar hun voorvader Sechem. De Semidaïeten, genoemd naar hun voorvader Semida. De Cheferieten, genoemd naar hun voorvader Chefer. Chefers zoon Selofchad had geen zonen. Dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. De 32.500 mannen die geteld werden in de tak van Efraïm, omvatten de volgende stammen, genoemd naar de zonen van Efraïm: de Sutalchieten, genoemd naar hun voorvader Sutelach. Onder deze stam viel de familie van de Eranieten, genoemd naar Eran, een zoon van Sutelach. De Bachrieten, genoemd naar hun voorvader Becher. De Tachanieten, genoemd naar hun voorvader Tachan. De stam van Benjamin: 45.600 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families, genoemd naar de zonen van Benjamin: de Balieten, genoemd naar hun voorvader Bela. De families, genoemd naar de zonen van Bela, waren: de Ardieten, genoemd naar hun voorvader Ard. De Naämieten, genoemd naar hun voorvader Naäman. De Asbelieten, genoemd naar hun voorvader Asbel. De Achiramieten, genoemd naar hun voorvader Achiram. De Sufamieten, genoemd naar hun voorvader Sefufam. De Chufamieten, genoemd naar hun voorvader Chufam. De stam van Dan: 64.400 mannen. Deze stam omvatte slechts één familie, die van de Suchamieten, genoemd naar Sucham, de zoon van Dan. De stam van Aser: 53.400 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families, genoemd naar de zonen van Aser: de Jimnaïeten, genoemd naar hun voorvader Jimna. De Jiswieten, genoemd naar hun voorvader Jiswi. De Beriïeten, genoemd naar hun voorvader Beria. De families die de namen van de zonen van Beria droegen, waren: de Cheberieten, genoemd naar hun voorvader Cheber. De Malkiëlieten, genoemd naar hun voorvader Malkiël. Aser had ook nog een dochter, genaamd Serach. De stam van Naftali: 45.400 mannen. Tot deze stam behoorden de volgende families, genoemd naar de zonen van Naftali: de Jachseëlieten, genoemd naar hun voorvader Jachseël. De Gunieten, genoemd naar hun voorvader Guni. De Jisrieten, genoemd naar hun voorvader Jeser. De Sillemieten, genoemd naar hun voorvader Sillem. Zo kwam het totaal aantal inzetbare mannen van Israël op 601.730. Toen zei de HERE tegen Mozes: ‘Verdeel het land onder de stammen, in verhouding tot hun grootte. De grotere stammen krijgen meer land, de kleinere minder. Laat de vertegenwoordigers van de grote stammen loten om de grote stukken land en laat de kleine stammen hetzelfde doen om de kleinere stukken.’ Dit zijn de families van de Levieten die in de telling werden meegerekend: de Gersonieten, genoemd naar hun voorvader Gerson. De Kehatieten, genoemd naar hun voorvader Kehat. De Merarieten, genoemd naar hun voorvader Merari. Dit zijn de families die voortkwamen uit de bovengenoemde families: de Libnieten, de Chebronieten, de Machlieten, de Musieten en de Korchieten. Een van de nakomelingen van Levi was Jochebed. Zij trouwde met Amram, een nakomeling van Kehat. Zij waren de ouders van Aäron, Mozes en hun zuster Mirjam. Aärons kinderen waren Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. Maar Nadab en Abihu stierven toen zij onheilig vuur aan de HERE offerden. Het aantal Levieten bij de telling bedroeg 23.000, waarbij alle mannen van één maand en ouder werden meegerekend. Maar de Levieten telden niet mee bij het bepalen van het totaal aantal Israëlieten, want de Levieten kregen geen land. Dit waren de uitkomsten van de telling die werd gehouden door Mozes en de priester Eleazar, terwijl Israël tegenover Jericho verbleef, op de vlakten van Moab bij de Jordaan. Onder dit aantal Israëlieten was er niet één die ook was geteld bij de vroegere telling in de Sinaï-woestijn! Want de mensen die indertijd werden geteld, waren gestorven zoals de HERE had bevolen toen Hij van hen zei: ‘Zij zullen sterven in de woestijn.’ De enige uitzonderingen waren Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.