Numeri 21:10-20
Numeri 21:10-20 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen verreisden de kinderen Israëls, en zij legerden zich te Oboth. Daarna reisden zij van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim in de woestijn, die tegenover Moab is, tegen den opgang der zon. Van daar reisden zij, en legerden zich bij de beek Zered. Van daar reisden zij, en legerden zich aan deze zijde van de Arnon, welke in de woestijn is, uitgaande uit de landpalen der Amorieten; want de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten. (Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen Waheb, in een wervelwind, en tegen de beken Arnon, En den afloop der beken, die zich naar de gelegenheid van Ar wendt, en leent aan de landpale van Moab). En van daar reisden zij naar Beër. Dit is de put, van welken de HEERE tot Mozes zeide: Verzamel het volk, zo zal Ik hun water geven. (Toen zong Israël dit lied: Spring op, gij put, zingt daarvan bij beurte! Gij put, dien de vorsten gegraven hebben, dien de edelen des volks gedolven hebben, door den wetgever, met hun staven.) En van de woestijn reisden zij naar Mattana; En van Mattana tot Nahaliël; en van Nahaliël tot Bamoth; En van Bamoth tot het dal, dat in het veld van Moab is, aan de hoogte van Pisga, en dat tegen de wildernis ziet.
Numeri 21:10-20 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen braken de Israëlieten op en zij sloegen hun kamp op in Oboth. Daarna braken zij op vanuit Oboth en sloegen hun kamp op bij de ruïnes van Abarim, in de woestijn die ten oosten van Moab ligt, waar de zon opkomt. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op in het beekdal van Zered. Vandaar braken zij op en sloegen hun kamp op aan deze kant van de Arnon, die in de woestijn stroomt en uit het gebied van de Amorieten komt, want de Arnon is de grens van Moab, tussen Moab en de Amorieten. Daarom wordt er gezegd in het boek van de oorlogen van de HEERE: Waheb in Sufa, en de dalen van de Arnon, en de helling van de dalen, die zich uitstrekt tot de nederzetting Ar en aan het gebied van Moab grenst. Vandaar reisden zij naar Beër. Dat is de bron waarvan de HEERE tegen Mozes zei: Verzamel het volk en Ik zal hun water geven. Toen zong Israël dit lied: Spring op, put, zing ervan in beurtzang! Put, die de vorsten gegraven hebben, die de edelen van het volk gedolven hebben, met een scepter, met hun staven. Van de woestijn reisden zij naar Mattana, van Mattana naar Nahaliël, van Nahaliël naar Bamoth, en van Bamoth naar het dal dat in het veld van Moab ligt, bij de top van de Pisga, en dat uitziet over de wildernis.
Numeri 21:10-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De Israëlieten nu braken op en legerden zich te Obot. En zij braken op uit Obot en legerden zich bij de puinhopen van Abarim, in de woestijn, die ten oosten van Moab ligt, tegen de opgang der zon. Vandaar braken zij op en legerden zich in het dal van de Zered. Vandaar braken zij op en legerden zich aan de overzijde van de Arnon, die in de woestijn stroomt en die uit het gebied der Amorieten komt, want de Arnon is de grens tussen Moab en de Amorieten. Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEREN: Waheb in Sufa en de dalen, de Arnon, en de helling der dalen, die zich uitstrekt naar de woning van Ar en leunt tegen de grens van Moab. Vandaar ging het naar Beër. Dit is de bron, waarvan de HERE tot Mozes gezegd had: Vergader het volk, dan zal Ik hun water geven. Toen heeft Israël dit lied gezongen: Wel op, gij bron: zingt haar in beurtzang toe; de bron, die de vorsten groeven, die edelen des volks boorden met hun scepter, met hun staven. En van de woestijn ging het naar Mattana. En van Mattana naar Nachaliël; en van Nachaliël naar Bamot, en van Bamot naar het dal, dat in het veld van Moab is, bij de top van de Pisga, die uitziet over de Wildernis.
Numeri 21:10-20 Het Boek (HTB)
Hierna reisden de Israëlieten verder naar Obot en sloegen daar hun kamp op. Vandaar trokken zij naar Ijje-Haäbarim in de woestijn die ten oosten van Moab ligt. Daarna ging het verder naar het dal van de beek Zered, waar zij hun kamp opsloegen. Vervolgens trokken zij verder naar de overkant van de rivier de Arnon, dichtbij de grens van de Amorieten. De Arnon is de grensrivier tussen het land van de Amorieten en dat van de Moabieten. Deze gebeurtenis wordt ook vermeld in het boek over de oorlogen van de HERE, waarin wordt gezegd dat het dal van de rivier de Arnon en de stad van Waheb tussen de Moabieten en de Amorieten liggen. Toen reisden de Israëlieten naar Beër. Hier is de put waar de HERE tegen Mozes zei: ‘Roep het volk bijeen, dan zal Ik het water geven.’ Bij die gebeurtenis zong het volk dit lied: ‘Spring op, waterbron! Zing beurtelings van het water! Dit is een bron, gegraven door vorsten. De edelen van het volk boorden hem aan met hun scepter en hun leidersstaf.’ Toen verlieten zij de woestijn en trokken verder naar Mattana, Nachaliël en Bamot. Vandaar ging het verder naar het dal in het plateau van Moab, vanwaar men uitkijkt over de woestijn en in de verte de berg Pisga ziet.
Numeri 21:10-20 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Daarna vertrokken de Israëlieten naar Obot. Daar zetten ze hun tenten op. Van Obot trokken ze naar de heuvels van Abarim. Die liggen in de woestijn die aan de oostkant van Moab ligt. Van daar gingen ze naar de Zered-beek. Van de Zered trokken ze naar de overkant van de Arnon. De Arnon stroomt in de woestijn en komt uit het gebied van de Amorieten. Want de Arnon is de grens tussen Moab en de Amorieten. (Daarom wordt er gezegd in het Boek van de Oorlogen van de Heer: 'Waheb in Sufa, en de dalen van de Arnon, en op de hellingen van de beken die stromen naar de plaats Ar en tot aan de grens van Moab komen.') Van daar gingen ze naar Beër. Daar bij Beër is de bron waarvan de Heer tegen Mozes zei: "Laat het volk bij elkaar komen, dan zal Ik ze water geven." Daar maakte het volk dit lied: 'Borrel op, bron! Zing om de beurt van de bron, de bron die door koningen is gegraven, die door de leiders van het volk is geboord met een koningsstaf, met een heersersstaf.' Van de woestijn trokken ze naar Mattana. Van Mattana naar Nahaliël. Van Nahaliël naar Bamot. Van Bamot naar het dal dat in de vlakte van Moab ligt, bij de berg van de Pisga, vanwaar je uitkijkt over de Wildernis.