Marcus 8:27-31
Marcus 8:27-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Jezus ging uit en Zijn discipelen naar de vlekken van Cesaréa Filippi. En op den weg vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende tot hen: Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Een van de profeten. En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus. En Hij gebood hun scherpelijk, dat zij het niemand zouden zeggen van Hem. En Hij begon hun te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesteren, en Schriftgeleerden, en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan.
Marcus 8:27-31 Herziene Statenvertaling (HSV)
En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de dorpen van Caesarea Filippi. En onderweg stelde Hij Zijn discipelen een vraag; Hij zei tegen hen: Wie zeggen de mensen dat Ik ben? En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elia; en weer anderen: Een van de profeten. En Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? En Petrus antwoordde en zei tegen Hem: U bent de Christus. En Hij gebood hun streng dat zij met niemand over Hem zouden spreken. En Hij begon hun te onderwijzen dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan.
Marcus 8:27-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Jezus vertrok met zijn discipelen naar de dorpen van Caesarea Filippi. En onderweg vroeg Hij zijn discipelen en sprak tot hen: Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? Zij antwoordden en zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elia; weer anderen: Een van de profeten. En Hij vroeg hun: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus. En Hij verbood hun nadrukkelijk met iemand hierover te spreken. En Hij begon hen te leren, dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten en de overpriesters en de schriftgeleerden, en gedood worden en na drie dagen opstaan.
Marcus 8:27-31 Het Boek (HTB)
Later gingen Jezus en zijn leerlingen naar de dorpen rondom de stad Caesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij: ‘Wat zeggen de mensen eigenlijk van Mij? Wie ben Ik volgens hen?’ ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden de leerlingen. ‘Anderen dat U Elia bent of een andere profeet.’ ‘En jullie dan?’ vroeg Hij. ‘Wat denken jullie van Mij? Wie ben Ik?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de Christus.’ Jezus zei dat zij dit aan niemand mochten vertellen. Hij begon hun te vertellen over de verschrikkelijke dingen die Hij, de Mensenzoon, zou moeten doormaken. Hij zei dat de verantwoordelijke oudsten, priesters en bijbelgeleerden Hem zouden veroordelen, dat men Hem zelfs zou doden en dat Hij na drie dagen weer levend zou worden.
Marcus 8:27-31 BasisBijbel (BB)
Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen van de streek Cesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan zijn leerlingen: "Wie ben Ik volgens de mensen?" Ze antwoordden Hem: "Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent. Anderen dat U de profeet Elia bent. Weer andere mensen zeggen dat U één van de profeten bent." Hij vroeg hun: "En jullie? Wie ben Ik volgens jullie?" Petrus antwoordde Hem: "U bent de Messias." En Hij verbood hun streng om dit tegen andere mensen te zeggen. Jezus begon hun uit te leggen dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden. Dat Hij niet geloofd zou worden door de leiders van het volk, de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Dat Hij zelfs zou worden gedood. Maar ook dat Hij op de derde dag uit de dood zou opstaan.