Marcus 4:35-38
Marcus 4:35-38 Het Boek (HTB)
Toen het avond werd, zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, wij gaan naar de overkant van het meer.’ Zij lieten de mensen achter, stapten bij Jezus in de boot en staken van wal. Er gingen nog enkele boten met hen mee. Terwijl zij op het meer waren, stak er een vreselijke storm op. De opgezweepte golven sloegen over de boot. Er kwam zoveel water in dat die bijna zonk. Jezus lag rustig achterin de boot te slapen met zijn hoofd op een kussen. In paniek maakten zij Hem wakker en schreeuwden: ‘Meester, kan het U niets schelen dat wij vergaan!’
Marcus 4:35-38 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen het al laat was geworden, zei Jezus: "Laten we naar de overkant van het meer varen." Ze verlieten de grote groepen mensen en voeren weg met Jezus die al in de boot zat. Er voeren nog andere bootjes met hen mee. Het begon te stormen. De golven sloegen in de boot, zodat hij volliep. Maar Jezus Zelf lag achter in de boot tegen het kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en riepen: "Meester! Kan het U dan niets schelen dat we zinken?"
Marcus 4:35-38 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En op denzelfden dag, als het nu avond geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren aan de andere zijde. En zij, de schare gelaten hebbende, namen Hem mede, gelijk Hij in het schip was; en er waren nog andere scheepjes met Hem. En er werd een grote storm van wind, en de baren sloegen over in het schip, alzo dat het nu vol werd. En Hij was in het achterschip, slapende op een oorkussen; en zij wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan?
Marcus 4:35-38 Herziene Statenvertaling (HSV)
En op die dag, toen het avond geworden was, zei Hij tegen hen: Laten wij overvaren naar de overkant. En zij lieten de menigte achter en namen Hem, Die al in het schip was, mee; en er waren nog andere scheepjes bij Hem. En er stak een harde stormwind op en de golven sloegen over in het schip, zodat het al volliep. En Hij lag in het achterschip te slapen op een hoofdkussen; en zij wekten Hem en zeiden tegen Hem: Meester, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?
Marcus 4:35-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En Hij zeide tot hen op die dag, toen het laat geworden was: Laten wij oversteken naar de overkant. En zij lieten de schare achter en namen Hem, zoals Hij was, in het schip mede, en er waren andere schepen bij Hem. En er stak een zware stormwind op en de golven sloegen in het schip, zodat het schip reeds vol liep. Maar Hij zelf lag op het achterschip tegen het kussen te slapen. En zij maakten Hem wakker en zeiden tot Hem: Meester, trekt Gij er U niets van aan, dat wij vergaan?