Marcus 16:1-8
Marcus 16:1-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salóme specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden. En zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging; En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen? (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot. En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd. Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazaréner, Die gekruist was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galiléa; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft. En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets; want zij waren bevreesd.
Marcus 16:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
En toen de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht om Hem te gaan zalven. En heel vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging. En zij zeiden tegen elkaar: Wie zal voor ons de steen van de ingang van het graf wegrollen? En toen zij opkeken, zagen zij dat de steen weggerold was, want hij was heel groot. En toen zij het graf ingegaan waren, zagen zij aan de rechterzijde een jongeman zitten, gekleed in een wit, lang gewaad, en zij waren ontdaan. Maar hij zei tegen hen: Wees niet ontdaan. U zoekt Jezus de Nazarener, de Gekruisigde. Hij is opgewekt! Hij is hier niet; zie de plaats waar ze Hem gelegd hadden. Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft. En zij gingen haastig naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want beving en ontsteltenis had hen aangegrepen; en zij zeiden tegen niemand iets, want zij waren bevreesd.
Marcus 16:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. En zij zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf? En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft. En zij gingen naar buiten en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd.
Marcus 16:1-8 Het Boek (HTB)
De volgende avond, toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala, Salomé en Maria, de moeder van Jakobus, kruiden om het lichaam van Jezus te balsemen. Op zondagmorgen, bij het opgaan van de zon, gingen zij naar het graf. Onderweg vroegen zij zich af hoe zij ooit die zware steen voor de opening konden wegrollen. Maar toen zij bij het graf kwamen, ontdekten zij dat de steen al weg was. Zij stapten het graf binnen en zagen rechts een jongeman zitten, met witte kleren aan. Ze stonden als aan de grond genageld. ‘U hoeft niet te schrikken,’ zei hij tegen hen. ‘U zoekt Jezus van Nazareth, die gekruisigd is. Hij is hier niet meer, want Hij leeft weer! Kijk, daar heeft Hij gelegen. Vertel zijn leerlingen en Petrus dat Jezus naar Galilea gaat. Daar zullen zij Hem ontmoeten, zoals Hij hun voor zijn sterven al heeft gezegd.’ Bevend van schrik en helemaal overstuur gingen zij het graf uit en zetten het op een lopen. Zij waren zo bang dat zij er met niemand over spraken.
Marcus 16:1-8 BasisBijbel (BB)
Toen de heilige rustdag voorbij was, kochten Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen en olie om Jezus' lichaam te gaan zalven. Heel vroeg op de eerste dag van de week gingen ze naar het graf. De zon kwam net op. En ze zeiden tegen elkaar: "Wie zal voor ons de steen wegrollen die voor de ingang van het graf ligt?" Toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al weggerold was. Het was een heel grote steen. Ze gingen het graf binnen. Daar zagen ze aan de rechterkant een jongeman zitten in witte kleren. Ze schrokken heel erg. Hij zei tegen hen: "Schrik maar niet! Jullie zoeken Jezus uit Nazaret, die gekruisigd is. Maar Hij is opgestaan uit de dood. Hij is hier niet. Kijk, dit is de plek waar ze Hem hadden neergelegd. Maar ga nu naar de leerlingen en naar Petrus. Zeg tegen hen dat Hij voor hen uit zal reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd." Ze gingen zo snel mogelijk naar buiten en vluchtten weg van het graf, bevend van angst. En ze durfden tegen niemand iets te zeggen.