Marcus 1:29-31
Marcus 1:29-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde, kwamen zij in het huis van Simon en Andréas, met Jakobus en Johannes. En Simons vrouws moeder lag met de koorts; en terstond zeiden zij Hem van haar. En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte ze op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende henlieden.
Marcus 1:29-31 Herziene Statenvertaling (HSV)
En toen zij uit de synagoge gegaan waren, gingen zij meteen naar het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes. En de schoonmoeder van Simon lag met koorts op bed, en zij spraken meteen met Hem over haar. En Hij ging naar haar toe, pakte haar hand en richtte haar op, en meteen verliet de koorts haar; en zij diende hen.
Marcus 1:29-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En terstond, uit de synagoge, gingen zij in het huis van Simon en Andreas met Jakobus en Johannes. En de schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed en terstond spraken zij met Hem over haar. En Hij kwam naderbij, vatte haar hand en richtte haar op. En de koorts verliet haar en zij diende hen.
Marcus 1:29-31 Het Boek (HTB)
Uit de synagoge ging Jezus met Simon en Andreas mee naar huis. Jakobus en Johannes waren er ook bij. Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus. Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar bij de hand en hielp haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar.
Marcus 1:29-31 BasisBijbel (BB)
Van de synagoge gingen ze naar het huis van Simon en Andreas. Jakobus en Johannes gingen mee. Daar lag de moeder van Simons vrouw met koorts in bed. Ze vertelden het aan Jezus. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand en hielp haar overeind. De koorts verdween onmiddellijk. Ze stond op en bediende Hem.