Micha 7:8-13
Micha 7:8-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn. Ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist twiste, en mijn recht uitvoere; Hij zal mij uitbrengen aan het licht; ik zal mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid. En mijn vijandin zal het zien, en schaamte zal haar bedekken; die tot mij zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien; nu zal zij worden tot vertreding, als slijk der straten. Ten dage als Hij uw muren zal herbouwen, te dien dage zal het besluit verre heengaan. Te dien dage zal het ook komen tot u toe, van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte. Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen.
Micha 7:8-13 Herziene Statenvertaling (HSV)
Verblijd u niet over mij, mijn vijandin, want als ik gevallen ben, zal ik weer opstaan, als ik in duisternis zit, is de HEERE mij een licht. Ik zal de toorn van de HEERE dragen – want ik heb tegen Hem gezondigd – totdat Hij mijn rechtszaak voert en mij recht verschaft. Hij zal mij uitleiden naar het licht, ik zal Zijn gerechtigheid zien. Mijn vijandin zal dat zien. Schaamte zal haar bedekken die tegen mij zei: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen op haar neerzien. Nu zal zij worden vertrapt als slijk op straat. Op de dag waarop Hij uw muren zal herbouwen, op die dag zal het besluit zich ver verspreiden. Het is een dag waarop men naar u toe komt vanaf Assyrië tot aan de steden van Egypte, en vanaf Egypte tot aan de rivier, van zee tot zee, van berg tot berg. Maar de aarde zal worden tot een woestenij, om zijn bewoners, vanwege de vrucht van hun daden.
Micha 7:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Verblijd u niet over mij, mijn vijandin: al ben ik gevallen, ik zal weder opstaan; al zit ik in het duister, de HERE zal mij tot licht zijn. Des HEREN gramschap zal ik dragen – want ik heb tegen Hem gezondigd – totdat Hij mijn zaak verdedigt en mij recht verschaft; Hij zal mij uitleiden in het licht; ik zal aanschouwen, hoe Hij gerechtigheid oefent. Mijn vijandin zal het zien, en schaamte zal haar bedekken, haar die tot mij zeide: Waar is de HERE, uw God? Mijn ogen zullen op haar neerzien. Nu zal zij vertreden worden, als slijk der straten. Op de dag dat men uw muren herbouwt, op die dag zal de afbakening ruim zijn; die dag, waarop men tot u komen zal van Assur tot Egypte, en van Egypte tot de Rivier, en van zee tot zee, en van berg tot berg. Maar de aarde zal tot een woestenij worden vanwege haar bewoners, om de vrucht van hun handelingen.
Micha 7:8-13 Het Boek (HTB)
Wees niet blij over mij, mijn tegenstandster, want hoewel ik ben gevallen, zal ik toch weer opstaan! Al zit ik in het donker, de HERE zal voor mij een licht zijn. Ik zal de straf van de HERE geduldig dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd. Uiteindelijk zal Hij mij verdedigen tegenover mijn vijanden en mij recht verschaffen. Hij zal mij van het donker naar het licht brengen en ik zal zien hoe Hij een rechtvaardig oordeel uitspreekt. Zij die mij haat, zal het zien en zich schamen omdat zij eens spottend heeft gezegd: ‘Waar is nu de HERE, die God van u?’ Dan zal ik op haar neerzien, wanneer zij als modder op straat wordt vertrapt. Volk van God, uw steden zullen eens worden herbouwd, maar veel groter en ruimer dan vroeger. Massaʼs mensen uit verschillende landen zullen dan naar u toekomen, zij komen van Assyrië tot Egypte, van Egypte tot de Eufraat, van de Dode Zee tot de Middellandse Zee en van verre heuvels en bergen. Maar eerst zal de aarde veranderen in een woestenij vanwege de zonden van haar bevolking.
Micha 7:8-13 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Vijand, verheug je maar niet over mij. Als ik val, zal ik weer opstaan. Als het donker om mij heen wordt, zal de Heer mij licht geven. Ik ben de Heer ongehoorzaam geweest. Daarom zal ik zijn straf verdragen, totdat Hij weer voor mij opkomt en over mij rechtspreekt. Dan zal Hij mij uit het donker naar het licht leiden. Ik zal met eigen ogen zien, dat Hij voor mij zal opkomen. Ook mijn vijand zal het zien. Hij zal bedrogen uitkomen, want hij heeft tegen mij gezegd: 'Waar is nu die God van jou?' Ik zal het zien als hij vertrapt wordt zoals afval in de straten. Maar op een dag zal Hij de stadsmuren weer opbouwen. In die tijd zullen de grenzen vergroot worden. Vanaf Assur tot Egypte en vanaf Egypte tot aan de Rivier [ (= de Eufraat) ], vanaf de ene zee [ in het westen ] tot aan de andere zee [ in het oosten ] en vanaf alle bergen zullen in die tijd de mensen naar jullie toe komen. Maar het land zal [ eerst ] verwoest worden vanwege alle slechte dingen die de mensen hebben gedaan.