Micha 2:1-13

Micha 2:1-13 Herziene Statenvertaling (HSV)

Wee hun die onrecht uitdenken, kwaad uitwerken op hun slaapplaats, en het bij het licht van de morgenstond uitvoeren, omdat zij daartoe bij machte zijn. Zij begeren akkers en roven die, en huizen, en nemen die af. Zo onderdrukken zij de man en zijn huis, de mens en zijn erfelijk bezit. Daarom, zo zegt de HEERE, zie, Ik bedenk kwaad over dit geslacht waar u uw nekken niet uit weg kunt nemen en waardoor u niet rechtop verder kunt gaan, want het zal een kwade tijd zijn. Op die dag zal men een spreuk over u aanheffen, klaaglijk klagend met een rouwklacht, en zeggen: Wij zijn geheel verwoest, Hij doet het deel van mijn volk van eigenaar veranderen. Hoe neemt Hij het van mij weg, Hij deelt onze akkers uit aan afvalligen! Daarom zult u niemand hebben die volgens het lot het meetsnoer uitwerpt in de gemeente van de HEERE. Ze profeteren: Profeteer niet! Ze moeten er niet over profeteren! Er komt geen einde aan al die smaad. U die huis van Jakob genoemd wordt, komt de Geest van de HEERE soms tekort? Zijn dat Zijn daden? Doen Mijn woorden geen goed bij hem die oprecht wandelt? Maar onlangs stelde Mijn volk zich nog op als een vijand tegenover een kledingstuk. U rukt de mantel af van nietsvermoedende voorbijgangers die terugkeren van de strijd. De vrouwen van Mijn volk verdrijft u, elk uit het huis dat haar lief is, haar kleine kinderen ontneemt u voor eeuwig Mijn sieraad. Sta op en ga weg, want dit is niet het land van de rust. Omdat het verontreinigd is, brengt het de ondergang, ja, een verschrikkelijke ondergang. Als er iemand is die wind naloopt, en bedrieglijk liegt en zegt: Ik profeteer voor u voor wijn en sterkedrank, dan is hij voor dit volk de profeet! Ik zal u, Jakob, zeker verzamelen, geheel en al. Ik zal het overblijfsel van Israël zeker bijeenbrengen. Ik zal het samenbrengen als schapen van Bozra, als een kudde midden in zijn weide. Het zal er gonzen van de mensen. De Doorbreker trekt vóór hen op. Zij zullen doorbreken, door de poort trekken en daardoor naar buiten gaan. Hun Koning gaat vóór hen uit, de HEERE gaat aan de spits.

Micha 2:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Wee hun die ongerechtigheid bedenken en kwaad smeden op hun legersteden, die het uitvoeren bij het morgenlicht, omdat het in de macht van hun hand is. Begeren zij akkers, zij roven die, en huizen, zij nemen die. Zo verdrukken zij de man en zijn huis, de mens en zijn erfdeel. Daarom, zo zegt de HERE, zie Ik ga tegen dit geslacht een kwaad bedenken, waaruit gij uw halzen niet zult trekken en waarbij gij niet rechtop zult gaan, want het zal een boze tijd zijn. Te dien dage zal men over u een spreuk aanheffen en weeklagend een klaagzang zingen: Het is gedaan, zal men zeggen, te enen male zijn wij vernietigd. Het erfdeel van mijn volk doet Hij in vreemde handen overgaan. Hoe ontneemt Hij het mij! Aan de afvalligen deelt Hij onze akkers uit. Daarom zult gij niemand hebben, die volgens het lot het meetsnoer uitwerpt in de gemeente des HEREN. Profeteert niet, profeteren zij, men mag hiervan niet profeteren. Er komt geen eind aan de beschimpingen. Mag dat gezegd worden, huis Jakobs, is de HERE zo kort van geduld, is dit zijn handelwijze? Zijn mijn woorden niet vriendelijk jegens de oprechte van wandel? Doch sedert lang treedt mijn volk als vijand op; gij rukt de mantel weg van het kleed bij argeloze voorbijgangers, afkerig van strijd. De vrouwen onder mijn volk verdrijft gij uit de woning van haar geluk, van haar kinderen neemt gij mijn heerlijkheid weg, voor immer. Staat op en vertrekt, want dit is de plaats der ruste niet; doordat het (land) onrein is, brengt het verderf teweeg, ja, een voortwoekerend verderf. Als er maar iemand wind naliep en leugen voorspiegelde: Ik profeteer u van wijn en bedwelmende drank – dan zou hij de profeet van dit volk zijn. Voorzeker zal Ik u, o Jakob, in uw geheel bijeenbrengen, voorzeker vergaderen het overblijfsel van Israël. Ik zal hen bijeenbrengen als schapen in een kooi, als een kudde in het midden der weide. Het zal er gonzen van mensen. De doorbreker trekt vóór hen op; zij breken door en trekken door de poort en gaan daardoor uit; en hun koning trekt vóór hen uit, en de HERE aan hun spits.

Micha 2:1-13 Het Boek (HTB)

Wee hun die onrecht beramen en op hun bed allerlei boze plannen uitdenken. Vroeg in de morgen staan zij op om ze uit te voeren. Niemand zal dat verhinderen, omdat het in hun macht ligt het te doen. Hebben zij hun zinnen gezet op een bepaalde akker, dan zorgen zij ervoor die te krijgen. Zien zij een huis dat zij willen hebben, al is het iemands enige bezit, dan leggen zij er beslag op met dreigementen en geweld. ‘Daarom,’ zegt de HERE, ‘ga Ik voor u een straf bedenken. Het zal een vreselijke straf zijn, waaraan niemand zich kan onttrekken. U zult dan niet meer trots met uw neus in de wind lopen, want het zal een verschrikkelijke tijd zijn. Op die dag zal men een spotlied op u aanheffen. En u zult huilend en jammerend dit klaaglied zingen: “Het is met ons gedaan, we zijn totaal vernietigd! God heeft ons land van ons afgenomen en in vreemde handen laten overgaan. Hij deelt onze akkers uit aan goddelozen!” Daarom zult u niemand hebben die u, door loting, land toewijst in de gemeente van de HERE.’ ‘Houd op met profeteren,’ zeggen de valse profeten. ‘Zeg toch niet zulke dingen. Zulke praat is schandelijk. Zoiets zal ons nooit overkomen.’ Is dat nu een juist antwoord, Huis van Jakob? Denkt u dat de Geest van de HERE het prettig vindt u zo hard aan te pakken? Nee! Hij waarschuwt u met de beste bedoelingen om u weer op het rechte pad te krijgen. Maar tot op dit moment gedraagt u zich tegenover mijn volk heel vijandig. Want u steelt van nietsvermoedende, vredelievende voorbijgangers hun mantel. U verdrijft de weduwen uit hun huis en ontneemt de wezen elk recht dat hun door God gegeven is. Sta op! Wegwezen! Dit is niet langer uw land, want u hebt het met uw zonden gevuld en daarom zult u op een vreselijke wijze omkomen. ‘Ik profeteer dat u wijn en sterke drank zult krijgen,’ dat is het soort dronken leugenprofetie dat u graag hoort. ‘Er zal een tijd aanbreken, Israël, waarop Ik u zal verzamelen. Iedereen die nog in leven is, zal erbij zijn. Ik zal u bij elkaar brengen als schapen in de schaapskooi, als een kudde in de wei. Het zal er gonzen van mensen. Hij die in staat is bressen te slaan, zal u uit uw ballingschap leiden. Hij gaat voor u uit wanneer u door de poorten trekt van de steden waarin u gevangen zat. Uw koning gaat voorop, de HERE is uw aanvoerder.’

Micha 2:1-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is. En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn. Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers. Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN. Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden. O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort? Zijn dat Zijn werken? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt? Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd. De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving. Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks. Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israëls overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen. De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun Koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.

Micha 2:1-13 BasisBijbel (BB)

Het zal slecht aflopen met de mensen die aldoor slechte dingen bedenken. Die 's nachts in bed misdadige plannen smeden en in de vroege ochtend gaan doen wat ze 's nachts hebben bedacht. Ze kunnen doen wat ze willen. Als ze een akker willen hebben, dan roven ze die. Als ze huizen willen hebben, dan nemen ze die. Zo bedriegen ze de mensen en nemen hun huizen en grond in bezit. Daarom, zegt de Heer, zal Ik hen straffen. Ze zullen op geen enkele manier aan hun straf kunnen ontkomen. Ze zullen gebukt lopen van ellende, want het zal een zware tijd zijn. In die tijd zal er over hen een treurlied gezongen worden: 'Het is afgelopen met ons. We zijn vernietigd. De Heer geeft het land van zijn volk aan vreemden. Hij neemt het ons af! Hij deelt onze akkers uit aan vreemden.' Niemand zal nog door loting een nieuw stuk land krijgen in de vergadering van de Heer. Houd toch op met profeteren! Profeteer maar niet. Jullie zullen alleen maar voor schut komen te staan. Jullie die het volk van Israël heten, luister! Zou de Geest van de Heer boos zijn? Kijk wat Hij doet, dan weet je het! De Heer is toch altijd goed voor mensen die leven zoals Hij het wil? Maar sinds enige tijd gedraagt mijn volk zich als een vijand tegen Mij. Want jullie beroven onschuldige voorbijgangers, als mannen die terugkomen van de strijd! Jullie jagen vrouwen hun huis uit, het huis waar ze zo gelukkig waren. Jullie nemen hun kinderen mijn zegen af. Sta nu op en vertrek hier. Jullie zullen hier niet rustig blijven wonen. Want het land is bedorven door wat jullie hebben gedaan. Het is totaal bedorven door de verschrikkelijke dingen die jullie doen. Als er iemand komt die leugens voor jullie profeteert, over wijn en sterke drank, dán mag hij jullie profeet zijn! De Heer zegt: "Het is zeker dat Ik jou, volk van Israël, weer bij elkaar zal brengen. Alle mensen die zijn overgebleven, zal Ik verzamelen als schapen in een stal, als een kudde vee in een weiland. Het land zal vol mensen zijn. De Heer baant voor hen de weg en gaat voorop. Ze zullen doorbreken en door de poort trekken. Hun Koning zal hen aanvoeren, de Heer zal voorop gaan."