Mattheüs 5:1-48

Mattheüs 5:1-48 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien. Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn. Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn; Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave. Weest haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben. Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief. Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt, dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand. Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; En zo wie u zal dwingen één mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen. Geeft dengene, die iets van u bidt, en keert u niet af van dengene, die van u lenen wil. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.

Mattheüs 5:1-48 Herziene Statenvertaling (HSV)

Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. En Hij opende Zijn mond en onderwees hen. Hij zei: Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden. Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn. U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan. U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden. Maar Ik zeg u: Al wie ten onrechte boos is op zijn broeder, zal schuldig bevonden worden door de rechtbank. En al wie tegen zijn broeder zegt: Raka! zal schuldig bevonden worden door de Raad; maar al wie zegt: Dwaas! die zal schuldig bevonden worden tot het helse vuur. Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave. Stel u zo snel mogelijk welwillend op tegenover uw tegenpartij, terwijl u nog met hem onderweg bent; opdat de tegenpartij u niet misschien aan de rechter overlevert en de rechter u aan de gerechtsdienaar overlevert en u in de gevangenis geworpen wordt. Voorwaar, Ik zeg u: U zult daar beslist niet uitkomen, voordat u de laatste quadrans betaald hebt. U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt. En als uw rechterhand u doet struikelen, hak hem af en werp hem van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt. Er is ook gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een echtscheidingsbrief geven. Maar Ik zeg u dat wie zijn vrouw verstoot om een andere reden dan hoererij, maakt dat zij overspel pleegt; en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel. Verder hebt u gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult de eed niet breken, maar u zult voor de Heere uw eden houden. Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. Ook bij uw hoofd mag u niet zweren, want u kunt niet één haar wit of zwart maken; maar laat uw woord ja ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze. U hebt gehoord dat er gezegd is: Oog voor oog en tand voor tand. Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze; maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; en als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleding nemen, geef hem dan ook het bovenkleed; en wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem. Geef aan hem die iets van u vraagt, en keer u niet af van hem die van u lenen wil. U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo? Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.

Mattheüs 5:1-48 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Toen Hij nu de scharen zag, ging Hij de berg op en nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen zijn discipelen tot Hem. En Hij opende zijn mond en leerde hen, zeggende: Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij de profeten vóór u vervolgd. Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur. Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave. Wees vriendelijk jegens uw tegenpartij, tijdig, terwijl gij nog met hem onderweg zijt, opdat uw tegenpartij u niet aan de rechter overlevere en de rechter aan zijn dienaar en gij in de gevangenis wordt geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar voorzeker niet uitkomen, voordat gij de laatste penning hebt betaald. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd. Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare. Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven. Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk. Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen. Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; bij de aarde niet, omdat zij de voetbank zijner voeten is; bij Jeruzalem niet, omdat het de stad van de grote Koning is; ook bij uw hoofd zult gij niet zweren, omdat gij niet één haar wit kunt maken of zwart. Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan, doch wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe; en wil iemand met u rechten en uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel; en zal iemand u voor één mijl pressen, ga er twee met hem. Geef hem, die van u vraagt, en wijs hem niet af, die van u lenen wil. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, die in de hemelen is; want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.

Mattheüs 5:1-48 Het Boek (HTB)

Op een dag, toen Jezus zag dat er weer veel mensen gekomen waren, liep Hij de berg op en ging zitten. Zijn leerlingen kwamen bij Hem. Hij onderwees hun: ‘Gelukkig zijn zij die nederig zijn, want het Koninkrijk van de hemelen is voor hen bestemd. Gelukkig zijn zij die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden. Gelukkig zijn de zachtmoedigen, want de aarde is voor hen. Gelukkig zijn de mensen die ernaar hunkeren dat Gods wil wordt uitgevoerd, want zij zullen volkomen tevreden worden gesteld. Gelukkig zijn de mensen met een liefdevol en helpend hart, want zij zullen zelf liefde ontmoeten en hulp ontvangen. Gelukkig zijn de mensen met een zuiver hart, want zij zullen God zien. Gelukkig zijn de mensen die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God worden genoemd. Gelukkig zijn de mensen die vervolgd worden omdat zij Gods wil doen, want het Koninkrijk van de hemelen is voor hen. Gelukkig bent u als u beledigingen, vervolgingen, leugens en laster te verdragen krijgt omdat u bij Mij hoort. Juich van blijdschap, want in de hemel ligt een geweldige beloning voor u klaar. Vroeger zijn de profeten immers ook zo vervolgd. U bent als zout voor de wereld. Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe moet je het dan smaak geven? Waar is het dan nog goed voor, behalve om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld, een stad op een berg kan iedereen zien. Men steekt immers geen lamp aan om er vervolgens een emmer overheen te zetten? Die lamp moet toch op een standaard staan en licht geven voor iedereen in huis? Laat daarom ook uw licht voor alle mensen schijnen. Als zij dan de goede dingen zien die u doet, zullen zij uw hemelse Vader eren. Denk niet dat Ik ben gekomen om de wetten van Mozes en de woorden van de profeten af te schaffen. Ik ben juist gekomen om er de volle betekenis aan te geven. Ik zeg u met nadruk: tot het moment waarop hemel en aarde vergaan, blijft iedere letter, ieder leesteken van de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie zelfs maar het kleinste gebod afschaft en anderen leert dat ook te doen, zal de kleinste zijn in het Koninkrijk van de hemelen. Maar wie zich aan Gods wetten houdt en anderen leert dat ook te doen, zal in dat Koninkrijk in hoog aanzien staan. Want Ik waarschuw u. Als u zich niet méér houdt aan Gods wetten dan de bijbelgeleerden en de Farizeeën, komt u het Koninkrijk van de hemelen zeker niet binnen. U hebt gehoord dat tegen onze voorouders gezegd is: “U mag niemand doodslaan” en “wie iemand doodslaat, zal veroordeeld worden.” Maar Ik zeg zelfs: iedereen die kwaad is op een ander, zal veroordeeld worden. En wie een ander uitscheldt, moet zich voor de rechtbank verantwoorden, ja, die zal voor het hellevuur komen te staan. Stel dat u in de tempel voor het altaar staat om God een offer te brengen. Als u zich daar dan herinnert dat iemand iets tegen u heeft, moet u het offer naast het altaar laten liggen. Ga eerst naar die ander toe, maak het met hem in orde en breng daarna pas uw offer aan God. Zorg ervoor dat u het op tijd eens wordt met uw tegenpartij. Want als hij u voor de rechter sleept, wordt u misschien wel in de gevangenis gegooid. En daar komt u pas weer uit als u de laatste cent betaald hebt. De wet van Mozes zegt: “U mag geen overspel plegen.” Maar Ik zeg: wie met begerige ogen naar een vrouw kijkt, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Als uw oog u tot verkeerde dingen brengt, ruk het dan uit en gooi het weg. Want het is beter één lichaamsdeel kwijt te raken dan dat uw hele lichaam in de hel wordt gegooid. En als uw hand u tot verkeerde dingen brengt, hak hem dan af en gooi hem weg. Want het is beter één lichaamsdeel kwijt te raken dan dat uw hele lichaam in de hel wordt gegooid. De wet van Mozes zegt: “Als iemand van zijn vrouw wil scheiden, moet hij haar wel een brief meegeven waarin staat dat zij niet langer zijn vrouw is.” Maar Ik zeg: als u zich van uw vrouw laat scheiden zonder dat zij met een andere man gemeenschap heeft gehad, drijft u haar tot overspel. En wie met een weggezonden vrouw trouwt, pleegt ook overspel. In de wet van Mozes staat ook: “U moet zich aan uw eed houden. Wat u voor God hebt gezworen, moet u nakomen.” Maar Ik zeg: zweer nooit! Zeg niet: “Ik zweer bij de hemel,” want de hemel is de troon van God. Of: “Ik zweer bij de aarde,” want de aarde is Gods voetenbank. Of: “Ik zweer bij Jeruzalem,” want dat is de stad van de grote Koning. Zeg ook niet: “Ik zweer bij mijn hoofd,” want u kunt niet één haar wit of zwart maken. Houdt u aan uw woord. Ja is ja en nee is nee. Wat u meer zegt, komt van de duivel. De wet van Mozes zegt: “Oog om oog en tand om tand.” Maar Ik zeg u: verzet u niet tegen wie u kwaad doet. Als iemand u een klap op de ene wang geeft, keer hem dan ook uw andere wang toe. Als iemand in een proces uw hemd opeist, geef hem dan ook uw jas. Als iemand u dwingt om één kilometer met hem mee te lopen, ga dan twee kilometer met hem mee. Als iemand u iets vraagt, geef het hem. En als iemand geld van u wil lenen, weiger het dan niet. U hebt gehoord dat er gezegd is: “Heb uw naaste lief en haat uw vijanden.” Maar Ik zeg: houd ook van uw vijanden! En bid voor wie u vervolgen! Als u dat doet, bent u echt kinderen van uw hemelse Vader. Want Hij laat zijn zon opgaan voor goede en slechte mensen. Hij laat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Als u alleen maar houdt van mensen die ook van u houden, krijgt u geen beloning. Dat doen zelfs bedriegers. Als u alleen maar vriendelijk bent voor uw vrienden, doet u niets bijzonders. Dat doet immers iedereen. Wees volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is.’

Mattheüs 5:1-48 BasisBijbel (BB)

Toen Jezus de grote groep mensen zag, klom Hij de berg op. Daar ging Hij zitten. Zijn leerlingen waren Hem gevolgd. Jezus begon hun les te geven. Hij zei: "Het is heerlijk voor je als je begrijpt dat je God nodig hebt. Want dan zul je het Koninkrijk van God mogen binnengaan. Het is heerlijk voor je als je verdrietig bent. Want je zal getroost worden. Het is heerlijk voor je als je vriendelijk en geduldig bent. Want dan zul je de aarde erven. Het is heerlijk voor je als je honger en dorst hebt naar rechtvaardigheid. Want je honger zal gestild worden. Het is heerlijk voor je als je goed en vriendelijk bent voor andere mensen. Want dan zal God voor jou ook goed en vriendelijk zijn. Het is heerlijk voor je als je leeft zoals God het wil. Want dan zul je Hem zien. Het is heerlijk voor je als je vrede probeert te maken en te bewaren. Want dan zul je 'kind van God' worden genoemd. Het is heerlijk voor je als je wordt vervolgd omdat je leeft zoals God het wil. Want je zal het Koninkrijk van God mogen binnengaan. Het is heerlijk voor je als de mensen je uitschelden, belachelijk maken, vervolgen en allerlei leugens over je vertellen omdat je in Mij gelooft. Wees er blij over. Want je zal er in de hemel een grote beloning voor krijgen. Want op dezelfde manier zijn vroeger ook de profeten vervolgd." Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Jullie zijn het zout voor de wereld. Maar als het zout niet meer zout is, waarmee kun je het dan nog zout maken? Het is nergens meer voor te gebruiken. Je kan het alleen nog maar weggooien. Het wordt vertrapt door de mensen. Jullie zijn het licht voor de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. En als je een olielamp aansteekt, zet je er daarna geen emmer overheen. Nee, je zet hem hoog neer, zodat iedereen in huis licht heeft. Laat op dezelfde manier jullie licht schijnen voor de mensen. Laat hun de goede dingen zien die jullie doen. Dan zullen ze jullie hemelse Vader ervoor prijzen." Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Denk niet dat Ik ben gekomen om de Boeken van de Wet en de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om alles te doen wat er in staat. Luister goed! Ik zeg jullie dat niet één letter of komma van de wet zal worden afgeschaft voordat de hemel en aarde ophouden te bestaan. Eerst zal alles gebeuren wat er in staat. Jullie moeten je aan alle wetten en leefregels houden die er in staan. Ook aan alle kleine dingen die er in staan. Je mag de mensen niet leren dat iets uit de wet onbelangrijk is. Als je dat wel doet, zul je zelf ook onbelangrijk zijn in het Koninkrijk van God. Je moet je aan alle wetten en leefregels houden en aan de mensen leren om dat ook te doen. Dán zul je geprezen worden in het Koninkrijk van God. Want Ik zeg jullie: als jullie niet beter leven dan de wetgeleerden en Farizeeërs, zullen jullie het Koninkrijk van God niet binnengaan. Jullie hebben gehoord dat tegen onze voorouders is gezegd: 'Je mag niemand doden.' En ook: 'Als je een ander doodt, ben je schuldig en zul je door de rechtbank gestraft worden.' Maar Ik zeg jullie: als je kwaad blijft op iemand, ben je schuldig. Je zal door de rechtbank gestraft worden. En als je iemand voor sukkel uitscheldt, ben je schuldig. Je zal voor de Hoge Raad komen. En als je iemand voor dwaas uitscheldt, zul je in de hel terechtkomen. Stel dat je God een offer gaat brengen. En stel dat je je onderweg opeens herinnert dat er iemand kwaad op je is, omdat je hem iets gedaan hebt. Laat dan je offer bij het altaar staan en ga het eerst goedmaken. Kom daarna pas je offer brengen. Stel dat iemand je meeneemt naar de rechter. Maak het dan onderweg naar de rechtbank in orde met je tegenstander. Want anders zal hij je door de rechter laten veroordelen. En de rechter zal je door een bewaker in de gevangenis laten gooien. Ik zeg jullie dat je daar zal moeten zitten totdat je de laatste cent hebt betaald. Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken tegen onze voorouders wordt gezegd dat je niet ontrouw mag zijn aan je vrouw. Dus dat je niet met een andere vrouw naar bed mag gaan. Maar Ik zeg jullie: als je naar een andere vrouw kijkt en denkt: 'Ik zou best eens met haar naar bed willen,' ben je in gedachten al ontrouw aan je vrouw geweest. Als je door iets wat je ziet in de verleiding komt om iets slechts te doen, ruk dan je oog uit en gooi het weg. Want het is beter dat je één lichaamsdeel kwijtraakt, dan dat je met je hele lichaam in de hel wordt gegooid. En als je in de verleiding komt om met je hand iets slechts te doen, hak hem dan af en gooi hem weg. Want het is beter dat je één lichaamsdeel kwijtraakt, dan dat je met je hele lichaam in de hel wordt gegooid. Er is ook in de Boeken gezegd: 'Als je je vrouw wegstuurt, moet je haar een brief meegeven waarin staat dat je van haar gescheiden bent.' Maar Ik zeg jullie: je mag je vrouw alleen maar wegsturen als ze met een andere man naar bed is geweest. Als je haar om een andere reden wegstuurt en ze trouwt met iemand anders, is het jouw schuld dat zij dan ontrouw is aan jou. En als je trouwt met een vrouw die zomaar door haar man is weggestuurd, ga je eigenlijk naar bed met de vrouw van iemand anders. Jullie hebben ook gehoord dat in de Boeken tegen onze voorouders is gezegd: 'Als je iets gezworen hebt, mag je die belofte niet breken. Je moet doen wat je bij de Heer God hebt gezworen.' Maar Ik zeg dat jullie helemaal niet moeten zweren. Niet bij de hemel, omdat die de troon van God is. Niet bij de aarde, omdat die zijn voetenbankje is. Niet bij Jeruzalem, omdat daar de grote Koning woont. Ook mag je niet bij je hoofd zweren. Want je kan nog niet één haar wit of zwart maken. Als je 'ja' zegt, moet dat ook 'ja' zijn. En als je 'nee' zegt, moet het ook 'nee' zijn. Alles wat je daaraan toevoegt, komt van de duivel. Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken is gezegd: 'Oog om oog en tand om tand.' Maar Ik zeg jullie dat je je niet moet verzetten tegen iemand die jou slecht behandelt. Maar als hij je op je rechterwang slaat, draai dan ook je andere wang naar hem toe. En als iemand je meeneemt naar de rechter en je hemd wil als schadevergoeding, geef hem dan ook je mantel. En als iemand je dwingt om één kilometer zijn spullen voor hem te dragen, loop dan twee kilometer met hem mee. Als iemand wat van je vraagt, geef het hem dan. En als iemand iets van je wil lenen, zeg dan geen 'nee'. Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken is gezegd: 'Houd van je broeders en haat je vijanden.' Maar Ik zeg tegen jullie: houd van je vijanden en bid voor de mensen door wie jullie slecht behandeld worden. Want dan zijn jullie kinderen van jullie hemelse Vader. Want Hij laat zijn zon schijnen op goede mensen en op slechte mensen. Ook laat Hij het regenen op goede mensen en op slechte mensen. Als jullie houden van de mensen die ook van jullie houden, waarom zou God jullie dan een beloning geven? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde? En als jullie alleen je vrienden groeten, dan doen jullie toch niets bijzonders? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde? Wees volmaakt, want jullie hemelse Vader is óók volmaakt."