Mattheüs 26:57-67

Mattheüs 26:57-67 Het Boek (HTB)

De mannen die Jezus gevangengenomen hadden, brachten Hem naar het paleis van hogepriester Kajafas. Daar was de hele Hoge Raad bijeen. Petrus volgde op een afstand. Hij ging naar de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar bleef hij bij de soldaten zitten om te zien hoe het met Jezus zou aflopen. De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad zochten getuigen om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Maar zij vonden alleen mensen die een vals getuigenis wilden afleggen. En die getuigenissen waren niet met elkaar in overeenstemming. Ten slotte stapten er twee mannen naar voren die zeiden: ‘Wij hebben Hem horen zeggen dat Hij de tempel van God kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen.’ De hogepriester stond op en vroeg aan Jezus: ‘Wat hebt U daarop te zeggen? Hebt U dat gezegd of niet?’ Maar Jezus bleef zwijgen. ‘Uit naam van de levende God,’ riep de hogepriester. ‘Zeg ons of U de Christus bent, de Zoon van God.’ ‘U zegt het,’ antwoordde Jezus. ‘Straks zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van God. U zult Hem ook zien terugkomen op de wolken aan de hemel.’ Hevig verontwaardigd scheurde de hogepriester zijn kleren kapot. Hij schreeuwde: ‘Hij belastert God! Hebben we nu nog getuigen nodig! U hebt allemaal gehoord wat Hij zei! Wat doen wij met Hem?’ De mannen van de Hoge Raad schreeuwden allemaal: ‘Hij verdient de doodstraf!’ Daarna spuugden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem.

Mattheüs 26:57-67 BasisBijbel (BB)

De mannen die Jezus gevangen hadden genomen, brachten Hem naar de hogepriester Kajafas. Daar waren de wetgeleerden en leiders bij elkaar gekomen. Petrus volgde Hem op een afstand. Hij liep mee tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar ging hij tussen de dienaren zitten om te zien hoe het zou aflopen. De leiders van de priesters en de leiders van het volk zochten iets om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Daarom kwamen ze met gelogen beschuldigingen. Er waren genoeg mensen die leugens over Hem kwamen vertellen. Maar voor geen van die beschuldigingen konden ze Jezus de doodstraf geven. Tenslotte kwamen er twee mannen die ook iets zeiden wat niet helemaal waar was: "Hij heeft gezegd dat Hij de tempel van God kan afbreken en in drie dagen weer opbouwen." Toen stond de hogepriester op en vroeg: "Waarom antwoord Je niets op deze beschuldiging?" Maar Jezus zweeg. De hogepriester zei tegen Hem: "Ik beveel Je bij de levende God dat Je moet zeggen of Je de Messias bent, de Zoon van God." Jezus zei tegen hem: "U zegt het zelf. Maar Ik zeg u, vanaf dit moment zult u de Mensenzoon zien zitten naast Degene die de macht heeft, en u zult Hem zien komen op de wolken." Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en hij riep uit: "Hij heeft God beledigd! We hebben verder geen beschuldigingen meer nodig! Jullie hebben zelf gehoord dat Hij God heeft beledigd! Wat vinden jullie?" Ze antwoordden: "Hij verdient de doodstraf!" Ze spuugden Hem in zijn gezicht en stompten Hem.