Mattheüs 16:13-20
Mattheüs 16:13-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen. Toen verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus.
Mattheüs 16:13-20 Het Boek (HTB)
Toen Jezus in Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie ben Ik, de Mensenzoon, volgens de mensen?’ ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden zij. ‘Anderen denken dat U Elia bent. Of Jeremia of een van de andere profeten.’ ‘En jullie dan?’ vroeg Hij. ‘Wat denken jullie over Mij? Wie ben Ik?’ Simon Petrus zei: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God.’ ‘Gelukkig ben jij, Simon, zoon van Jona! Mijn hemelse Vader heeft je dit persoonlijk duidelijk gemaakt. Je hebt dit niet van een mens van vlees en bloed. Jij bent Petrus, de rots waarop Ik mijn Gemeente zal bouwen. De poorten van het dodenrijk zullen nooit macht over haar krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het Koninkrijk van de hemelen. Alles wat je op aarde bindend verklaart, zal ook in de hemel bindend zijn. En alles wat je op aarde ontbindt, zal ook in de hemel ontbonden worden.’ Hij verbood zijn leerlingen ten strengste iemand te vertellen dat Hij de Christus was.
Mattheüs 16:13-20 BasisBijbel (BB)
Ze kwamen in de buurt van de stad Cesarea Filippi. Daar vroeg Hij aan zijn leerlingen: "Wat zeggen de mensen over de Mensenzoon? Wie ben Ik volgens hen?" Ze antwoordden: "Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent. Andere mensen zeggen de profeet Elia. Weer andere mensen zeggen Jeremia, of één van de andere profeten." Maar Jezus zei tegen hen: "Maar Wie ben Ik volgens júllie?" Simon Petrus antwoordde: "U bent de Messias, de Zoon van de levende God." Jezus antwoordde: "Simon, zoon van Jona, wat heerlijk voor je dat je dit begrijpt! Want je weet dat niet doordat een mens je dat heeft laten zien. Maar mijn hemelse Vader heeft jou dat laten zien. Ik zeg je dat jij Petrus (= 'steen') bent. En op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen. De machten van het dodenrijk zullen de gemeente niet kunnen tegenhouden. Ik zal jullie de sleutels geven van het Koninkrijk van God. Jullie kunnen op de aarde alles binden, wat al gebonden is in de hemel. En jullie kunnen op de aarde alles vrijlaten, wat al is vrijgelaten in de hemel." En Hij verbood zijn leerlingen om ook maar tegen íemand te zeggen dat Hij de Messias was.
Mattheüs 16:13-20 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen Jezus gekomen was in het gebied van Caesarea Filippi, vroeg Hij aan Zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben? Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten. Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn. Toen verbood Hij Zijn discipelen dat zij tegen iemand zouden zeggen dat Hij, Jezus, de Christus, was.