Mattheüs 14:13-29
Mattheüs 14:13-29 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En als Jezus dit hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats alleen; en de scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. En als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijs kopen. Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te eten. Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet, dan vijf broden en twee vissen. En Hij zeide: Brengt Mij dezelve hier. En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen. En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, twaalf volle korven. Die nu gegeten hadden, waren omtrent vijf duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen. En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten. En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen. En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen. Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vreze. Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet. En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water. En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.
Mattheüs 14:13-29 Herziene Statenvertaling (HSV)
En toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar met een schip naar een eenzame plaats, alleen; en de menigte, die dat hoorde, volgde Hem te voet vanuit de steden. En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken. Toen het avond werd, kwamen Zijn discipelen naar Hem toe en zeiden: Deze plaats is eenzaam en de tijd is nu verstreken; stuur de menigte weg, zodat zij naar de dorpen kunnen gaan om voor zichzelf voedsel te kopen. Jezus zei echter tegen hen: Het is niet nodig dat zij weggaan, geeft u hun te eten. Maar zij zeiden tegen Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen. Hij zei: Breng ze hier bij Mij. En Hij gaf de menigte opdracht op het gras te gaan zitten; en Hij nam de vijf broden en de twee vissen, en terwijl Hij opkeek naar de hemel, zegende Hij ze. En toen Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden aan de discipelen, en de discipelen gaven ze aan de menigte. En zij aten allen en werden verzadigd, en ze raapten het overschot van de stukken brood op, twaalf manden vol. Zij die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, de vrouwen en de kinderen niet meegeteld. En meteen dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan en voor Hem uit te varen naar de overkant, terwijl Hij de menigte weg zou sturen. En toen Hij de menigte weggestuurd had, klom Hij de berg op om er in afzondering te bidden. Toen het avond was geworden, was Hij daar alleen. Het schip was al midden op de zee en verkeerde in nood door de golven, want ze hadden de wind tegen. Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, lopend over de zee. En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst. Maar meteen sprak Jezus hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd. Petrus antwoordde Hem en zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen. Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen.
Mattheüs 14:13-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen Jezus dit hoorde, trok Hij Zich vandaar in een schip terug naar een eenzame plaats, alleen. En toen de scharen dit hoorden, volgden zij Hem te voet uit de steden. En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken. Bij het vallen van de avond kwamen de discipelen tot Hem en zeiden: De plaats (hier) is eenzaam en de tijd is reeds verstreken; zend dan de scharen weg, dan kunnen zij naar de dorpen gaan om spijzen voor zich te kopen. Maar Jezus zeide tot hen: Zij behoeven niet weg te gaan, geeft gij hun te eten. Zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen. Hij zeide: Brengt Mij die hier. En Hij beval de scharen, dat zij in het gras zouden gaan zitten, nam de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit, brak de broden en gaf ze aan zijn discipelen en de discipelen gaven ze aan de scharen. En zij aten allen en werden verzadigd en zij raapten het overschot der brokken op, twaalf manden vol. Zij, die gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen, vrouwen en kinderen niet medegerekend. En [terstond] dwong Hij de discipelen in het schip te gaan en Hem vooruit te varen naar de overkant, totdat Hij de scharen zou hebben weggezonden. En toen Hij de scharen weggezonden had, ging Hij de berg op om in de eenzaamheid te bidden. Bij het vallen van de avond was Hij daar alleen. Doch het schip was reeds vele stadiën van het land verwijderd, geteisterd door de golven, want de wind was tegen. In de vierde nachtwake kwam Hij tot hen, gaande over de zee. Toen de discipelen Hem over de zee zagen gaan, werden zij verbijsterd en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van vrees. Terstond sprak [Jezus] hen aan en zeide: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd! Petrus antwoordde Hem en zeide: Here, als Gij het zijt, beveel mij dan tot U te komen over het water. En Hij zeide: Kom! En Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus.
Mattheüs 14:13-29 Het Boek (HTB)
Bij het horen van dit nieuws stapte Jezus in een boot en ging naar een afgelegen plaats om alleen te zijn. Maar de mensen zagen waar Hij naar toe ging en vanuit de steden liepen zij Hem achterna. Toen Jezus terugkwam, stonden al die mensen Hem op te wachten. Hij kreeg medelijden met hen en genas allen die ziek waren. Tegen de avond kwamen zijn leerlingen bij Hem en zeiden: ‘Het is al lang tijd om te eten en hier is niets te krijgen. Er woont hier niemand. U moet de mensen maar wegsturen. Dan kunnen zij naar de dorpen gaan en daar eten kopen.’ Jezus antwoordde: ‘Dat hoeft niet. Geven júllie hun maar te eten.’ ‘Hoe dan?’ vroegen zij. ‘Het enige wat wij hebben, zijn vijf broden en twee vissen.’ ‘Breng die maar hier,’ zei Hij. Hij zei tegen de mensen dat zij in het gras moesten gaan zitten. Daarna nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek naar de hemel en dankte God. Hij brak de broden in stukken en gaf deze aan zijn leerlingen. En zij gaven ze weer aan de mensen. Iedereen kon zoveel eten als hij wilde. Er bleef zelfs nog over: twaalf manden vol. En er waren maar liefst vijfduizend mannen, dus vrouwen en kinderen niet meegerekend. Hierna zei Hij tegen zijn leerlingen dat zij met de boot moesten overvaren naar de andere kant van het meer. Hij zou komen wanneer Hij de mensen zou hebben weggestuurd. Toen iedereen weg was, ging Hij alleen de berg op om te bidden. Het werd donker en de leerlingen waren al ver op het meer. Zij kwamen niet erg vooruit door de harde tegenwind en de hoge golven. Tegen het eind van de nacht liep Jezus over het water naar hen toe. Zij schreeuwden van angst en dachten dat het een spook was. Hij stelde hen gerust. ‘Wees maar niet bang, Ik ben het.’ Petrus riep: ‘Here, als U het werkelijk bent, zeg dan dat ik over het water naar U toe moet komen!’ ‘Kom maar!’ riep Jezus.
Mattheüs 14:13-29 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen Jezus dit hoorde, voer Hij naar een eenzame plek. Hij wilde alleen zijn. Maar toen de grote groepen mensen dit hoorden, volgden ze Hem te voet uit de steden. Toen Hij uit de boot stapte, zag Hij dat daar al een grote groep mensen was. Hij kreeg medelijden met hen en maakte alle zieke mensen gezond. Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen naar Hem toe. Ze zeiden: "Heer, het is hier eenzaam en het is al laat. Stuur de mensen nu maar weg. Dan kunnen ze naar de dorpen gaan om eten te kopen." Maar Jezus antwoordde: "Ze hoeven niet weg te gaan. Geven jullie hun maar te eten." Ze zeiden tegen Hem: "We hebben hier alleen maar vijf broden en twee vissen." Hij zei: "Breng ze hier." En tegen de mensen zei Hij dat ze op het gras moesten gaan zitten. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en zegende ze. Toen brak Hij de broden in stukken. Zijn leerlingen deelden de stukken uit. Alle mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol. Er hadden ongeveer 5000 mannen gegeten. Vrouwen en kinderen waren daarbij nog niet meegeteld. Onmiddellijk daarna zei Jezus tegen de leerlingen dat ze alvast voor Hem uit naar de overkant moesten varen. Zelf wilde Hij eerst de mensen naar huis sturen. Daarna ging Hij helemaal alleen de berg op om te bidden. Toen het avond werd, was Hij daar alleen. De boot was intussen midden op het meer. Ze hadden veel last van de golven, want ze hadden de wind tegen. Om ongeveer 4 uur 's morgens kwam Jezus naar hen toe, lopend over het meer. Toen de leerlingen Hem over het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: "Een spook!" en ze schreeuwden van angst. Onmiddellijk zei Jezus tegen hen: "Rustig maar! IK BEN het, wees maar niet bang." Petrus antwoordde: "Heer, als U het bent, beveel mij dan om over het water naar U toe te komen!" Jezus zei: "Kom!" Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.