Lucas 7:36-49

Lucas 7:36-49 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En een der Farizeën bad Hem, dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des Farizeërs huis, zat Hij aan. En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeërs huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf. En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf. En de Farizeër, die Hem genood had, zulks ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares. En Jezus antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester! zeg het. Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig; En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van dezen zal hem meer liefhebben? En Simon, antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld. En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd. Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die mede aanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?

Lucas 7:36-49 Herziene Statenvertaling (HSV)

En een van de Farizeeën vroeg of Hij bij hem kwam eten; en toen Hij het huis van de Farizeeër binnengegaan was, lag Hij aan. En zie, een vrouw in de stad die een zondares was, kwam te weten dat Hij in het huis van de Farizeeër aanlag, en zij bracht een albasten fles met zalf mee. En staande achter Zijn voeten, begon zij huilend Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en zij kuste Zijn voeten en zalfde ze met de zalf. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had, dat zag, zei hij bij zichzelf: Deze Man zou, als Hij een profeet was, wel weten wie en wat voor vrouw het is die Hem aanraakt, want zij is een zondares. Maar Jezus antwoordde en zei tegen hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zei: Meester, zeg het. Jezus zei: Een zekere schuldeiser had twee schuldenaars; de één was vijfhonderd penningen schuldig en de ander vijftig. Toen zij niets hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan: Wie van hen zal hem meer liefhebben? Simon antwoordde en zei: Ik denk dat hij het is aan wie hij het meeste kwijtgescholden heeft. Hij zei tegen hem: U hebt juist geoordeeld. En Hij keerde Zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: Ziet u deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen: water voor Mijn voeten hebt u niet gegeven, maar zij heeft Mijn voeten met tranen natgemaakt en met het haar van haar hoofd afgedroogd; u hebt Mij geen kus gegeven, maar vanaf het moment dat zij binnengekomen is, heeft zij niet opgehouden Mijn voeten te kussen; met olie hebt u Mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft Mijn voeten met zalf gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden, die veel waren, zijn haar vergeven, want zij heeft veel liefgehad; maar aan wie weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. En Hij zei tegen haar: Uw zonden zijn u vergeven. En zij die mee aanlagen, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is Deze Die ook zonden vergeeft?

Lucas 7:36-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aanliggen. En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze [de] profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het. Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft?

Lucas 7:36-49 Het Boek (HTB)

Een van de Farizeeën nodigde Jezus uit bij hem thuis te komen eten. Jezus nam die uitnodiging aan en ging aan tafel. Er was in die stad een vrouw met een slechte reputatie, die hoorde dat Jezus bij de Farizeeër aan tafel aanlag. Ze ging naar Hem toe met een flesje kostbare parfum en knielde achter Hem neer bij zijn voeten. De tranen liepen haar over de wangen en zij vielen op de voeten van Jezus. Ze droogde zijn voeten met haar lange haren af, kuste ze en goot er de parfum over uit. De Farizeeër zag dit allemaal aan en dacht bij zichzelf: ‘Nee, Jezus is geen profeet. Als Hij door God was gestuurd, zou Hij wel weten wat voor een slechte vrouw zij is. Dan zou Hij Zich niet door haar hebben laten aanraken.’ Jezus gaf meteen antwoord op wat in de Farizeeër omging. ‘Simon,’ zei Hij, ‘Ik moet u iets zeggen.’ ‘Ja,’ antwoordde de Farizeeër. ‘Ik luister.’ ‘Iemand gaf twee mannen geld te leen, de een vijfhonderd zilverstukken en de ander vijftig. Maar geen van beiden kon hem terugbetalen. Daarom schold hij hun de schuld kwijt. Wie van de twee zal daarna het meeste van hem houden?’ ‘Ik denk de man die hem het meeste geld schuldig was,’ antwoordde Simon. ‘Precies,’ zei Jezus. Daarna keek Hij naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Toen Ik uw huis binnenkwam, hebt u niet de moeite genomen het stof van mijn voeten af te wassen. Maar deze vrouw heeft mijn voeten gewassen met haar tranen en afgedroogd met haar haren. U hebt Mij niet begroet met een kus. Maar zolang Ik hier binnen ben, heeft deze vrouw mijn voeten gekust. U hebt niet het gebruik in acht genomen mijn hoofd met olie te zalven. Maar deze vrouw heeft mijn voeten gezalfd. Met kostbare parfum nog wel. Zij had veel zonden, maar die zijn haar vergeven. Dat blijkt wel uit haar grote liefde. Iemand die voor weinig zonden vergeving heeft gekregen, geeft ook weinig liefde.’ Jezus zei daarop tegen de vrouw: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De andere mannen aan de tafel zeiden tegen elkaar: ‘Wie is Hij, dat Hij denkt zonden te kunnen vergeven?’

Lucas 7:36-49 BasisBijbel (BB)

Eén van de Farizeeërs nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten. Jezus kwam in het huis van de Farizeeër en ging aan tafel. Er kwam een vrouw naar Hem toe. Iedereen wist dat ze een hoer was. Ze had gehoord dat Jezus bij die Farizeeër in huis was. Ze had een kostbaar kruikje vol dure parfum bij zich. Ze knielde huilend bij Jezus neer en liet haar tranen op zijn voeten vallen. Daarna droogde zij ze af met haar haren. Ze kuste zijn voeten en zalfde ze met de parfum. De Farizeeër die Jezus had uitgenodigd, zag dat. En hij zei bij zichzelf: "Als deze Man echt een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat die vrouw is die Hem aanraakt. Dan zou Hij wel hebben geweten dat ze een hoer is." Jezus zei tegen hem: "Simon, ik moet je iets zeggen." Hij zei: "Zeg het, Meester." Jezus zei: "Er waren twee mensen die van iemand geld hadden geleend. De één moest 500 zilverstukken terug betalen, de ander 50 zilverstukken. Maar ze konden hem die niet terug betalen. Toen zei hij tegen hen allebei dat ze het hem niet terug hoefden te betalen. Hij schold hun die schuld kwijt. Wie van die twee zal nu het meest van hem houden?" Simon antwoordde: "Ik neem aan de man die de grootste schuld had." Jezus zei tegen hem: "Dat heb je goed gezien." Toen draaide Hij Zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: "Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis gekomen, maar je hebt Me geen water gegeven om mijn voeten te wassen. Maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Jij hebt Mij geen kus als welkomstgroet gegeven. Maar zij heeft vanaf het moment dat ze binnenkwam aldoor mijn voeten gekust. Jij hebt mijn hoofd niet met olijf-olie gezalfd. Maar zij heeft met dure parfum mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik je dat zij vergeving heeft gekregen voor alles waarin ze ongehoorzaam aan God is geweest, al was het nog zo veel. Want ze heeft Mij laten zien hoeveel ze van Mij houdt. Maar iemand aan wie weinig wordt vergeven, laat ook niet veel liefde zien." En Hij zei tegen haar: "Ik vergeef je dat je ongehoorzaam aan God bent geweest." De mensen die met Hem aan tafel zaten, vroegen zich af: "Wie is Hij toch, dat Hij zelfs de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeeft?"