Lucas 24:13-33

Lucas 24:13-33 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een vlek, dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs; En zij spraken samen onder elkander van al deze dingen, die er gebeurd waren. En het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen kwam, en met hen ging. En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden. En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig? En de een, wiens naam was Kléopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn? En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus den Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk. En hoe onze overpriesters en oversten Denzelven overgeleverd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben. En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn. Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn; En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft. En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. En zij kwamen nabij het vlek, daar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou. En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven. En het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende? En zij, opstaande ter zelfder ure, keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de elven samenvergaderd, en die met hen waren

Lucas 24:13-33 Herziene Statenvertaling (HSV)

En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar een dorp dat zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd was en waarvan de naam Emmaüs was. En zij spraken met elkaar over al deze dingen die gebeurd waren. En het gebeurde, terwijl zij met elkaar spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen meeliep. Maar hun ogen werden gesloten gehouden, zodat zij Hem niet herkenden. En Hij zei tegen hen: Wat zijn dit voor gesprekken die u al lopend met elkaar voert en waarom ziet u er zo bedroefd uit? En de één, van wie de naam Kleopas was, antwoordde en zei tegen Hem: Bent U als enige een vreemdeling in Jeruzalem dat U niet weet welke dingen daar in deze dagen gebeurd zijn? En Hij zei tegen hen: Welke dan? En zij zeiden tegen Hem: De dingen met betrekking tot Jezus de Nazarener, Die een Profeet was, machtig in werken en woorden voor God en heel het volk; en hoe onze overpriesters en leiders Hem overgeleverd hebben om Hem ter dood te veroordelen, en Hem gekruisigd hebben. En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen. Maar al met al is het vandaag de derde dag sinds deze dingen gebeurd zijn. Maar ook hebben sommige vrouwen uit ons midden, die vroeg in de morgen bij het graf geweest zijn, ons versteld doen staan. En toen zij Zijn lichaam niet vonden, kwamen ze zeggen dat ze zelfs een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden dat Hij leeft. En sommigen van hen die bij ons waren, gingen naar het graf en troffen het ook zo aan als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet. En Hij zei tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was. En zij kwamen dicht bij het dorp waar ze naartoe gingen en Hij deed alsof Hij verder zou gaan. En zij drongen er bij Hem op aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is gedaald. En Hij ging naar binnen om bij hen te blijven. En het gebeurde, toen Hij met hen aan tafel aanlag, dat Hij het brood nam en het zegende. En toen Hij het gebroken had, gaf Hij het aan hen. En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. En zij zeiden tegen elkaar: Was ons hart niet brandend in ons, toen Hij onderweg tot ons sprak en voor ons de Schriften opende? En op datzelfde moment stonden zij op en keerden terug naar Jeruzalem, en vonden de elf discipelen en hen die bij hen waren, bijeen.

Lucas 24:13-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En zie, twee van hen waren juist op die dag op weg naar een dorp, zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd, genaamd Emmaüs, en zij spraken met elkander over al wat voorgevallen was. En het geschiedde, terwijl zij daarover spraken en van gedachten wisselden, dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen medeging. Maar hun ogen waren bevangen, zodat zij Hem niet herkenden. Hij zeide tot hen: Wat zijn dit voor gesprekken, die gij al wandelende met elkander voert? En zij bleven met somber gelaat staan. Eén dan van hen, genaamd Kleopas, antwoordde en zeide tot Hem: Zijt Gij de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen geschied is? En Hij zeide tot hen: Wat dan? Zij zeiden tot Hem: Hetgeen geschied is met Jezus de Nazarener, een man, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en het ganse volk, en hoe Hem onze overpriesters en oversten overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem gekruisigd hebben. Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou. Maar met dit al is het thans reeds de derde dag, sinds dit geschied is. Maar ook hebben enige vrouwen uit ons midden ons doen ontstellen: zij waren in de vroegte bij het graf geweest en hadden zijn lichaam niet gevonden en zijn toen komen zeggen, dat zij ook een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden, dat Hij leeft. En enigen van de onzen zijn naar het graf gegaan en hebben het zo bevonden, als de vrouwen ook gezegd hadden, maar Hém hebben zij niet gezien. En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had. En zij naderden het dorp, waar zij heengingen, en Hij deed, alsof Hij verder zou gaan. En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging binnen om bij hen te blijven. En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende? En zij stonden op en keerden terzelfder tijd terug naar Jeruzalem en zij vonden de elven en die bij hen waren, vergaderd

Lucas 24:13-33 Het Boek (HTB)

Diezelfde dag waren twee van Jezusʼ leerlingen op weg naar het dorp Emmaüs, tien kilometer buiten Jeruzalem. Ze spraken met elkaar over alle gebeurtenissen. Terwijl ze zo liepen te praten, haalde iemand hen in en liep met hen mee. Het was Jezus Zelf! Maar zij herkenden Hem niet. Ze waren verblind. ‘Waarover loopt u zo druk te praten?’ vroeg Hij. Ze bleven stilstaan en een van hen, Kleopas, zei: ‘U bent zeker de enige in heel Jeruzalem die niet weet wat voor verschrikkelijke dingen er de afgelopen dagen zijn gebeurd!’ ‘Wat voor dingen dan?’ vroeg Jezus. ‘Wel,’ zeiden ze, ‘wat ze hebben gedaan met Jezus van Nazareth. Die man was een profeet. Hij deed ongelooflijke wonderen en was een geweldige leraar. Hij stond hoog in aanzien bij God en de mensen. Maar de hogepriesters en leiders van ons volk hebben Hem gevangengenomen en uitgeleverd aan de Romeinen. En die hebben Hem gekruisigd. Wij dachten nog wel dat Hij de Christus was, de bevrijder van Israël. Maar het is nu al de derde dag sinds ze Hem hebben gedood. Een paar vrouwen van onze groep kwamen vandaag met een wonderlijk verhaal. Ze vertelden dat ze vanmorgen vroeg bij Jezusʼ graf waren geweest en dat zijn lichaam weg was. Ze hadden ook engelen gezien die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons gingen er onmiddellijk heen om te kijken. En inderdaad, het lichaam was weg, zoals de vrouwen hadden gezegd. Maar Jezus zagen ze niet.’ Jezus zei tegen hen: ‘Wat bent u toch dom! Wat hebt u moeite om alles te geloven wat door de profeten is gezegd. De Christus moest immers al die vreselijke dingen doormaken voor Hij zijn heerlijkheid zou binnengaan?’ Hij herinnerde hen aan allerlei gedeelten uit de boeken van Mozes en de profeten. Hij legde hun uit wat ze betekenden en wat ze over de Christus zeiden. Ondertussen waren ze bijna bij het dorp gekomen waar ze moesten zijn. Jezus deed alsof hij verder wilde lopen, maar zij lieten Hem niet gaan en zeiden: ‘Blijf vannacht bij ons. Het is al te laat geworden om nog verder te reizen.’ Hij ging met hen mee naar huis om er de nacht door te brengen. Terwijl ze met elkaar aan tafel zaten, nam Hij het brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het hun. Plotseling gingen hun ogen open en herkenden zij Hem. Op hetzelfde moment was Hij verdwenen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Weet je nog hoe diep we in ons hart geraakt werden, toen Hij met ons liep te praten en ons een glasheldere uitleg gaf over wat in de Boeken staat?’ Ze stonden onmiddellijk op en liepen vlug terug naar Jeruzalem. Daar vonden ze de elf leerlingen van Jezus en zijn andere volgelingen allemaal bij elkaar.

Lucas 24:13-33 BasisBijbel (BB)

Twee van de leerlingen gingen juist op die dag naar het dorp Emmaüs. Dat ligt op 60 stadiën (18 km) van Jeruzalem. Onderweg spraken ze met elkaar over alles wat er was gebeurd. Terwijl ze daar zo over liepen te praten, kwam Jezus Zelf bij hen. Hij liep met hen mee. Maar het was net alsof er iets met hun ogen was, want ze herkenden Hem niet. Hij vroeg hun: "Waar hebben jullie het over? En waarom kijken jullie zo verdrietig?" Eén van hen, Kleopas, antwoordde: "Bent U dan de enige in Jeruzalem die niet weet wat daar de afgelopen dagen is gebeurd?" Hij vroeg: "Wat dan?" Ze zeiden: "Nou, wat er is gebeurd met Jezus uit Nazaret. Hij was een profeet. Hij deed en zei machtige dingen voor God en alle mensen. De leiders van onze priesters en de leiders van ons volk hebben Hem gevangen genomen, de doodstraf gegeven en gekruisigd. Maar wíj hoopten dat Hij het zou zijn die Israël zou redden. Het is nu al weer drie dagen geleden dat dit allemaal is gebeurd. Maar nu hebben bovendien een paar vrouwen uit onze groep ons laten schrikken. Ze waren vanmorgen vroeg naar het graf gegaan. Maar ze hebben zijn lichaam daar niet gezien. Toen kwamen ze ons ook nog vertellen dat ze engelen hadden gezien. Die engelen hadden gezegd dat Hij leeft. En een paar van ons zijn naar het graf gegaan en zagen dat het waar was wat de vrouwen hadden verteld. Maar Hém hebben ze niet gezien." Toen zei Hij tegen hen: "Wat hebben jullie toch een onverstandig hart en wat begrijpen jullie het toch langzaam. Want jullie geloven niet wat de profeten allemaal hebben gezegd! De Messias móest dit allemaal lijden om zijn hemelse macht en majesteit te verkrijgen." En Hij legde hun uit wat er in de Boeken allemaal over Hem geschreven staat. Hij begon bij Mozes en alle profeten. Ze kwamen bij het dorp waarheen ze op weg waren. Hij deed alsof Hij verder wilde gaan. Maar ze drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond. De dag is bijna om." Hij ging met hen mee naar binnen en bleef bij hen. Toen Hij met hen aan tafel zat, nam Hij het brood, zegende het, brak het in stukken en deelde het aan hen uit. Toen was het alsof hun ogen open gingen en ze herkenden Hem. Op dat moment verdween Hij zomaar. En ze zeiden tegen elkaar: "Het was ook net alsof ons hart in brand stond toen Hij onderweg met ons praatte en ons uitlegde wat er in de Boeken staat!" Ze stonden op en gingen onmiddellijk terug naar Jeruzalem.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid