Lucas 23:39-56
Lucas 23:39-56 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons. Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. En de zon werd verduisterd, en het voorhangsel des tempels scheurde middendoor. En Jezus, roepende met grote stemme, zeide: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest. Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig. En al de scharen, die samengekomen waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied waren, keerden wederom, slaande op hun borsten. En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galiléa, en zagen dit aan. En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man, (Deze had niet mede bewilligd in hun raad en handel) van Arimathéa, een stad der Joden, en die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; Deze ging tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. En als hij hetzelve afgenomen had, wond hij dat in een fijn lijnwaad, en legde het in een graf, in een rots gehouwen, waarin nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag der voorbereiding, en de sabbat kwam aan. En ook de vrouwen, die met Hem gekomen waren uit Galiléa, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd. En wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op den sabbat rustten zij naar het gebod.
Lucas 23:39-56 Herziene Statenvertaling (HSV)
En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons. Maar de andere antwoordde en bestrafte hem: Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. En het was ongeveer het zesde uur en er kwam duisternis over heel de aarde tot het negende uur toe. En de zon werd verduisterd en het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. Toen de hoofdman over honderd zag wat er gebeurd was, verheerlijkte hij God en zei: Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig. En al de menigten die samengekomen waren om dit te zien, zagen wat er gebeurd was en keerden terug, terwijl ze zich op de borst sloegen. En al Zijn bekenden stonden op een afstand, ook de vrouwen die Hem samen gevolgd waren van Galilea, en zagen dit aan. En zie, daar was een man van wie de naam Jozef was, een raadsheer, een goed en rechtvaardig man. Deze had niet ingestemd met hun voornemen en handelwijze. Hij kwam uit Arimathea, een stad van de Joden, en verwachtte ook zelf het Koninkrijk van God. Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. En toen hij het van het kruis afgenomen had, wikkelde hij het in fijn linnen en legde het in een graf dat in een rots uitgehouwen was, waarin nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag van de voorbereiding en de sabbat brak aan. En ook de vrouwen die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en zagen het graf en hoe Zijn lichaam erin gelegd werd. En toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. En op de sabbat rustten ze overeenkomstig het gebod.
Lucas 23:39-56 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Eén der gehangen misdadigers lasterde Hem: Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons! Maar de andere antwoordde en zeide, hem bestraffende: Vreest zelfs gij God niet, nu gij hetzelfde vonnis ontvangen hebt? En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt. En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. En het was reeds ongeveer het zesde uur en er kwam duisternis over het gehele land tot het negende uur, want de zon werd verduisterd. En het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. Toen de hoofdman zag, wat er geschiedde, verheerlijkte hij God, zeggende: Inderdaad, deze mens was rechtvaardig! En al de scharen, die voor dit schouwspel samengekomen waren, keerden terug, toen zij aanschouwd hadden, wat er geschied was, en sloegen zich op de borst. Al zijn bekenden nu stonden van verre, ook vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd waren en dit aanzagen. En zie, een man, genaamd Jozef, die raadsheer was, een goed en rechtvaardig man – deze had niet ingestemd met hun raad en bedrijf –, van Arimatea, een stad der Joden, die het Koninkrijk Gods verwachtte, deze ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. En na het te hebben afgenomen, wikkelde hij het in linnen en legde Hem in een rotsgraf, waarin nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag der voorbereiding en de sabbat brak aan. En de vrouwen, die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en zij bezagen het graf en hoe zijn lichaam gelegd werd; en toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed.
Lucas 23:39-56 Het Boek (HTB)
Een van de misdadigers die naast Hem hing, zei spottend: ‘Zo, U bent dus de Christus? Bewijs dat eens. Red Uzelf en ons.’ Maar de ander snoerde hem de mond. ‘Heb je geen ontzag voor God, terwijl je hetzelfde vonnis hebt gekregen? En wij krijgen ons verdiende loon, maar deze man heeft niets verkeerds gedaan.’ Hij zei tegen Jezus: ‘Jezus, denk aan mij als U in uw koninkrijk komt.’ Jezus antwoordde: ‘Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.’ Tegen de middag werd het in het hele land donker. Dat duurde tot een uur of drie. Het zonlicht was weg. Plotseling scheurde het zware gordijn in de tempel doormidden. Op dat moment riep Jezus: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest!’ En met die woorden blies Hij zijn laatste adem uit. De Romeinse officier begreep dat God de hand in dit alles had en zei vol ontzag: ‘Deze mens was werkelijk rechtvaardig.’ De vele mensen die naar de kruisiging waren komen kijken, gingen naar huis nadat ze dit allemaal hadden gezien. Ze sloegen zich op de borst van berouw en verdriet. Jezusʼ vrienden en ook de vrouwen die met Hem uit Galilea waren meegekomen, stonden op een afstand te kijken. Een zekere Jozef, die lid was van de Hoge Raad en uit de stad Arimathea kwam, was het helemaal niet eens geweest met de beslissing en het optreden van de andere Joodse leiders. Hij was een goed en rechtvaardig man, die verwachtte dat het Koninkrijk van God zou komen. Hij ging naar Pilatus en vroeg of hij het lichaam van Jezus mocht hebben. Nadat hij het lichaam van het kruis had afgenomen, wikkelde hij het in een lang stuk linnen. Daarna legde hij het in een nog niet eerder gebruikt graf dat in de rotsen was uitgehakt. De vrijdagmiddag was bijna voorbij. De sabbat zou beginnen. De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren meegekomen, gingen mee naar het graf en zagen hoe het lichaam erin werd gelegd. Daarna gingen ze naar huis en maakten speciale kruiden en olie klaar om Hem te balsemen. Op de sabbat namen ze rust. Dat is volgens de Joodse wet verplicht.
Lucas 23:39-56 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Eén van de gekruisigde misdadigers schold Jezus ook uit. Hij zei: "Jij bent toch de Messias? Red dan Jezelf én ons!" Maar de andere zei tegen hem: "Ben jij zelfs niet bang voor God nu je dezelfde straf krijgt als Hij? Het is rechtvaardig dat wíj deze straf krijgen. Het is onze straf voor wat we hebben gedaan. Maar Híj heeft helemaal geen kwaad gedaan." En hij zei tegen Jezus: "Jezus, denk aan mij als U in uw Koninkrijk komt." Jezus zei tegen hem: "Ik zeg je dat je vandaag nog met Mij in het paradijs zal zijn." Het was ongeveer twaalf uur 's middags. Toen werd het in het hele land donker, tot drie uur 's middags. Want er kwam een zonsverduistering. En het gordijn in de tempel scheurde doormidden. En Jezus riep luid: "Vader, Ik vertrouw mijn geest aan U toe." Toen Hij dat had gezegd, stierf Hij. De Romeinse hoofdman zag wat er gebeurde. Hij prees God en zei: "Inderdaad, deze Man was onschuldig!" De grote groepen mensen die waren komen kijken, gingen naar huis terug toen alles voorbij was. Ze wrongen hun handen van verdriet. Al zijn kennissen stonden op een afstand. Ook de vrouwen die Hem vanaf Galilea waren gevolgd, stonden daar te kijken en zagen alles wat er gebeurde. Er was een man uit Arimatea die Jozef heette. Hij was een goed mens die leefde zoals God het wil. Hij hoorde bij de Vergadering. Hij was het niet eens met wat de Vergadering had gedaan. Hijzelf keek uit naar het Koninkrijk van God. Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hij haalde het lichaam van het kruis. Daarna wikkelde hij het in linnen doeken en legde Hem in een rotsgraf waarin nog nooit een dode was gelegd. Het was de dag van de voorbereiding en de heilige rustdag begon bijna. De vrouwen die met Hem uit Galilea waren gekomen, volgden hem. Ze zagen hoe Hij in het graf werd gelegd. Toen ze thuisgekomen waren, maakten ze zalf-olie klaar van mirre en specerijen [ om later zijn lichaam mee te zalven ]. En op de heilige rustdag rustten zij, zoals dat moet van de wet van Mozes.