Lucas 22:60-71
Lucas 22:60-71 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar Petrus zei: Mens, ik weet niet wat u zegt. En onmiddellijk, terwijl hij nog sprak, kraaide de haan. En de Heere keerde Zich om en keek Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord van de Heere, hoe Hij tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochend hebben. En Petrus ging naar buiten en huilde bitter. En de mannen die Jezus vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem. En nadat ze Zijn gezicht bedekt hadden, sloegen zij Hem in het gezicht en vroegen Hem: Profeteer, wie is het die U geslagen heeft? En vele andere lasterlijke dingen zeiden zij tegen Hem. En toen het dag geworden was, kwam de Raad van oudsten van het volk bijeen – overpriesters en schriftgeleerden – en leidden Hem in hun raadsvergadering. En zij zeiden: Bent U de Christus? Zeg het ons. En Hij zei tegen hen: Als Ik het u zeg, zult u het zeker niet geloven. En als Ik een vraag zal stellen, zult u Mij zeker niet antwoorden, of Mij loslaten. Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand van de kracht van God. En zij zeiden allen: Bent U dan de Zoon van God? En Hij zei tegen hen: U zegt dat Ik het ben. En zij zeiden: Welk getuigenis hebben wij nog nodig? Want wij hebben het zelf uit Zijn mond gehoord.
Lucas 22:60-71 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maar Petrus zeide: Mens, ik weet niet, wat gij zegt. En terstond, als hij nog sprak, kraaide de haan. En de Heere, Zich omkerende, zag Petrus aan; en Petrus werd indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En Petrus, naar buiten gaande, weende bitterlijk. En de mannen, die Jezus hielden, bespotten Hem, en sloegen Hem. En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft? En vele andere dingen zeiden zij tegen Hem, lasterende. En als het dag geworden was, vergaderden de ouderlingen des volks, en de overpriesters en Schriftgeleerden, en brachten Hem in hun raad, Zeggende: Zijt Gij de Christus, zeg het ons. En Hij zeide tot hen: Indien Ik het u zeg, gij zult het niet geloven; En indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of loslaten; Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand der kracht Gods. En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben. En zij zeiden: Wat hebben wij nog getuigenis van node? Want wijzelven hebben het uit Zijn mond gehoord.
Lucas 22:60-71 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar Petrus zei: Mens, ik weet niet wat u zegt. En onmiddellijk, terwijl hij nog sprak, kraaide de haan. En de Heere keerde Zich om en keek Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord van de Heere, hoe Hij tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochend hebben. En Petrus ging naar buiten en huilde bitter. En de mannen die Jezus vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem. En nadat ze Zijn gezicht bedekt hadden, sloegen zij Hem in het gezicht en vroegen Hem: Profeteer, wie is het die U geslagen heeft? En vele andere lasterlijke dingen zeiden zij tegen Hem. En toen het dag geworden was, kwam de Raad van oudsten van het volk bijeen – overpriesters en schriftgeleerden – en leidden Hem in hun raadsvergadering. En zij zeiden: Bent U de Christus? Zeg het ons. En Hij zei tegen hen: Als Ik het u zeg, zult u het zeker niet geloven. En als Ik een vraag zal stellen, zult u Mij zeker niet antwoorden, of Mij loslaten. Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand van de kracht van God. En zij zeiden allen: Bent U dan de Zoon van God? En Hij zei tegen hen: U zegt dat Ik het ben. En zij zeiden: Welk getuigenis hebben wij nog nodig? Want wij hebben het zelf uit Zijn mond gehoord.
Lucas 22:60-71 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar Petrus zeide: Mens, ik weet niet, wat gij zegt! En terstond, terwijl hij nog sprak, kraaide een haan. En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord des Heren, hoe Hij tot hem gezegd had: Eer de haan heden kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter. En de mannen, die Hem vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem; en zij wierpen een doek over zijn hoofd en vroegen en zeiden: Profeteer, wie is het, die U geslagen heeft? En nog meer lasterlijke taal spraken zij tegen Hem. En toen het dag geworden was, kwam de Raad van de oudsten van het volk bijeen, overpriesters en schriftgeleerden, en zij leidden Hem voor hun Raad, en zeiden: Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan. Hij zeide tot hen: Al zeide Ik het u, gij zoudt het toch niet geloven; en al zou Ik u vragen, gij zoudt toch niet antwoorden. Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods. En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon van God? Hij zeide tot hen: Gij zegt zelf, dat Ik het ben. En zij zeiden: Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Zelf hebben wij het immers uit zijn mond gehoord.
Lucas 22:60-71 Het Boek (HTB)
Maar Petrus antwoordde: ‘Man, ik weet niet waar je het over hebt.’ Op dat moment kraaide ergens een haan. Jezus keerde Zich om en keek Petrus aan. Petrus herinnerde zich wat Hij had gezegd: ‘Voordat de haan kraait, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.’ Huilend liep Petrus de binnenplaats af. Hij was er kapot van. De soldaten die Jezus moesten bewaken, begonnen een gemeen spel met Hem te spelen. Zij blinddoekten Hem, sloegen Hem met hun vuisten en zeiden spottend: ‘Wel, profeet, zeg eens: wie heeft U geslagen?’ Zij beledigden Hem op de meest grove manier. Bij het aanbreken van de dag kwam de Hoge Raad bijeen. Jezus werd voorgeleid en moest zeggen of Hij de Christus was of niet. Hij antwoordde: ‘Als Ik het u zeg, gelooft u Mij toch niet. U wilt zelfs geen antwoord geven op mijn vragen. Maar vanaf nu zal Ik, de Mensenzoon, zitten aan de rechterhand van de almachtige God.’ ‘U bent dus de Zoon van God?’ vroeg de Hoge Raad. Hij antwoordde: ‘Nu u het zelf zegt: ja, dat ben Ik.’ ‘Waarom zouden we er nu nog getuigen bij halen?’ schreeuwden ze. ‘We hebben het uit zijn eigen mond gehoord!’
Lucas 22:60-71 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar Petrus zei: "Man, ik weet niet waar je het over hebt!" Op datzelfde moment kraaide er een haan. De Heer Jezus draaide Zich om en keek Petrus aan. Toen herinnerde Petrus zich wat Jezus gezegd had: 'Voordat de haan kraait, zul je drie keer gezegd hebben dat je Mij niet kent.' Hij liep naar buiten en begon vreselijk te huilen. De mannen die Jezus vasthielden, maakten Hem belachelijk en sloegen Hem. Ze gooiden een doek over zijn hoofd en zeiden: "Profeteer eens! Wie heeft Je geslagen?" En ze zeiden nog veel meer dingen om Hem te beledigen. Zodra het dag werd, kwam de Vergadering van de leiders van het volk bij elkaar. Dat waren de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Ze brachten Jezus voor de Vergadering. Ze zeiden: "Als Jij de Messias bent, zeg het ons dan." Jezus antwoordde: "Al zou Ik dat zeggen, dan zouden jullie het toch niet geloven. En al zou Ik jullie ernaar vragen, jullie zouden toch niet antwoorden en Mij niet vrijlaten. Vanaf dit moment zal de Mensenzoon naast God zitten." Ze zeiden: "Ben Jij dan de Zoon van God?" Hij zei tegen hen: "Jullie zeggen zelf dat IK dat BEN ." Toen riepen ze: "Wat hebben we verder nog voor bewijs nodig [ dat Hij de doodstraf verdient ]? We hebben zelf gehoord wat Hij heeft gezegd!"