Lucas 20:20-40

Lucas 20:20-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En om Hem na te gaan zonden zij spionnen uit, die zich voordeden als vrome mensen, om Hem op een woord te vatten, ten einde Hem te kunnen overleveren aan het gezag en de beschikking van de stadhouder. En zij vroegen Hem en zeiden: Meester, wij weten, dat Gij rechtuit spreekt en leert en niemand naar de ogen ziet, maar in waarheid de weg Gods leert; is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Doch Hij doorzag hun sluwheid en zeide tot hen: Toont Mij een schelling; wiens beeldenaar en opschrift draagt hij? Zij zeiden: Van de keizer. En Hij zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. En zij konden tegenover het volk op geen woord van Hem vat krijgen. En zij verwonderden zich over zijn antwoord en hielden zich stil. En tot Hem kwamen enige der Sadduceeën, die ontkennen, dat er een opstanding is, en zij ondervroegen Hem, en zeiden: Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, indien iemands broeder getrouwd is en kinderloos sterft, dat dan zijn broeder de vrouw nemen moet en voor zijn broeder nakomelingschap verwekken. Nu waren er zeven broeders. En de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos. En de tweede nam haar, en de derde, en zo alle zeven, en zij stierven zonder kinderen na te laten. Eindelijk stierf ook de vrouw. Die vrouw dan, van wie van hen zal zij in de opstanding de vrouw zijn? Want alle zeven hebben haar tot vrouw gehad. En Jezus zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw huwen en worden ten huwelijk genomen, maar die waardig gekeurd zijn deel te verkrijgen aan die eeuw en aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk genomen. Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn. Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij de braamstruik aangeduid, waar hij de Here noemt de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen. Enige van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, Gij hebt goed gesproken. Want zij durfden Hem niets meer vragen.

Lucas 20:20-40 Het Boek (HTB)

Daarom probeerden ze Hem iets te laten zeggen waarvoor de Romeinse gouverneur Hem gevangen kon nemen. Zij hielden Hem goed in de gaten en stuurden enkele handlangers op Hem af die zich voordeden als rechtvaardige mensen. ‘Meester,’ zeiden die tegen Jezus, ‘wij weten dat U eerlijk bent. Wat U de mensen leert, is de waarheid. U laat Zich niet beïnvloeden door wat anderen denken, maar zegt ronduit wat God wil. Is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’ Hij had hen echter door en zei: ‘Laat me eens een geldstuk zien. Wiens afbeelding staat erop?’ ‘Van de Romeinse keizer,’ antwoordden zij. ‘Welnu,’ zei Hij. ‘Geef dan aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.’ Daar wisten ze niets op te zeggen. Hun plan om Hem in het bijzijn van de mensen op een woord te vangen, was op niets uitgelopen. Wat later kwamen enkele Sadduceeën naar Hem toe. Volgens hun leer bestaat er geen opstanding uit de dood. ‘Meester,’ zeiden ze, ‘in de boeken van Mozes staat: “Als een getrouwde man sterft zonder kinderen na te laten, moet zijn broer met de weduwe trouwen. Die kan er dan voor zorgen dat zijn overleden broer toch nageslacht krijgt.” Nu weten wij van een familie met zeven broers. De oudste trouwde en stierf zonder kinderen na te laten. Zijn broer trouwde met de weduwe en hij stierf ook. Er waren nog steeds geen kinderen. En zo ging het verder. De een na de ander trouwde met de vrouw en stierf zonder kinderen na te laten. Ten slotte stierf de vrouw ook. Nu is onze vraag: wie zal bij de opstanding uit de dood haar man zijn? Want ze is met alle zeven getrouwd geweest.’ Jezus antwoordde: ‘Trouwen is iets voor de mensen van deze wereld. Maar de mensen die het waard zijn in Gods nieuwe wereld te komen, zullen opstaan uit de dood. In die nieuwe wereld zullen zij niet meer trouwen. Zij kunnen niet meer sterven. Wat dat betreft lijken zij op engelen. Zij zijn kinderen van God, kinderen die uit de dood zijn opgestaan. Dat de doden weer levend worden, staat overigens duidelijk in de boeken van Mozes. Als hij vertelt hoe hij God in de brandende braamstruik zag, spreekt hij over “de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” De Here is niet een God van doden, maar van levenden. God beschouwt iedereen als levend.’ ‘Dat hebt U goed gezegd, Meester,’ merkte een bijbelgeleerde op. Van toen af durfde niemand Jezus nog iets te vragen.

Lucas 20:20-40 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Ze stuurden mannen achter Jezus aan die Hem moesten bespioneren. Ze deden alsof ze heel godsdienstige mensen waren. Ze wilden Hem met een strikvraag in de val laten lopen. Dan zouden ze Hem gevangen kunnen nemen en aan de bestuurder van de provincie kunnen uitleveren. Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. En U bent voor niemand bang. U leert de mensen altijd de juiste dingen over God. Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de Romeinse keizer belasting te betalen?" Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was. Daarom zei Hij: "Waarom dagen jullie Mij uit? Laat Mij een munt zien. Van wie zijn het hoofd en de naam die er op staan?" Ze zeiden: "Van de keizer." Hij zei tegen hen: "Geef dan aan de keizer waar de keizer recht op heeft, en aan God waar God recht op heeft." En ze konden in zijn antwoord niets vinden waarvoor ze Hem gevangen zouden kunnen nemen. Ze waren verbaasd over zijn antwoord en zwegen. Er kwamen een paar Sadduceeërs naar Jezus toe. Sadduceeërs geloven niet dat de mensen later uit de dood zullen opstaan. Ze vroegen Hem: "Meester, Mozes heeft ons het volgende geleerd. Als een man sterft en een vrouw achterlaat zonder dat ze kinderen hebben gekregen, dan moet zijn broer met die vrouw trouwen. Het eerste kind dat ze dan krijgen, zal tellen als kind van de gestorven eerste man. Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw. Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen. De tweede broer trouwde met haar, en de derde broer trouwde met haar, en zo alle zeven. Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen. Ten slotte stierf ook de vrouw. Bij welke broer zal ze dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest." Jezus zei tegen hen: "De mensen van deze wereld trouwen met elkaar. Maar de mensen die in de komende wereld zullen mogen leven en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet. Want ze kunnen niet meer sterven. Want ze zijn wat dat betreft net als de engelen. Ze zijn kinderen van God. Want ze hebben deel aan de opstanding uit de dood. Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob'. God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal." Een paar van de wetgeleerden zeiden: "Meester, dat was een goed antwoord." En ze durfden Hem niets meer te vragen.

Lucas 20:20-40 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En zij namen Hem waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in Zijn rede vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren. En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. Is het ons geoorloofd den keizer schatting te geven, of niet? En Hij, hun arglistigheid bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers. En Hij zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is. En zij konden Hem in Zijn woord niet vatten voor het volk; en zich verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil. En tot Hem kwamen sommigen der Sadduceën, welke tegensprekende zeggen, dat er geen opstanding is, en vraagden Hem, Zeggende: Meester! Mozes heeft ons geschreven: Zo iemands broeder sterft, die een vrouw heeft, en hij sterft zonder kinderen, dat zijn broeder de vrouw nemen zal, en zijn broeder zaad verwekken. Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. En de tweede nam die vrouw, en ook deze stierf zonder kinderen. En de derde nam dezelve vrouw; en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. En ten laatste na allen stierf ook de vrouw. In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad. En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, en den God Jakobs. God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen. En sommigen der Schriftgeleerden, antwoordende, zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd. En zij durfden Hem niet meer iets vragen.

Lucas 20:20-40 Herziene Statenvertaling (HSV)

En zij hielden Hem nauwlettend in het oog en stuurden spionnen die zich voordeden alsof zij rechtvaardig waren, met de bedoeling Hem op een woord te vangen en Hem dan over te leveren aan de overheid en aan de macht van de stadhouder. En zij stelden Hem een vraag en zeiden: Meester, wij weten dat U juist spreekt en onderwijs geeft en niemand naar de ogen ziet, maar de weg van God naar waarheid onderwijst. Is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? En Hij merkte hun sluwheid en zei tegen hen: Waarom verzoekt u Mij? Laat Mij een penning zien. Van wie is het beeld en opschrift? Zij antwoordden en zeiden: Van de keizer. En Hij zei tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is. Zij nu konden Hem tegenover het volk op Zijn woord niet vangen en zij verwonderden zich over Zijn antwoord en zwegen. En sommigen van de Sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is, kwamen naar Hem toe, en vroegen Hem en zeiden: Meester, Mozes heeft ons geschreven: Als iemands broer die een vrouw heeft, sterft en deze sterft kinderloos, laat dan zijn broer de vrouw nemen en nageslacht voor zijn broer verwekken. Er waren nu zeven broers. En de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos. Toen nam de tweede de vrouw en ook hij stierf kinderloos. Ook de derde nam haar en evenzo alle zeven. Zij lieten geen van allen kinderen na en zijn gestorven. En ten slotte stierf na allen ook de vrouw. In de opstanding nu, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Want die zeven hebben haar tot vrouw gehad. En Jezus antwoordde en zei tegen hen: De kinderen van deze wereld trouwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die het waard geacht zijn die toekomstige wereld te verkrijgen, en de opstanding uit de doden, zullen niet trouwen en ook niet ten huwelijk gegeven worden. Want zij kunnen niet meer sterven, omdat zij gelijk zijn aan engelen. En zij zijn kinderen van God, omdat zij kinderen van de opstanding zijn. En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes duidelijk te kennen gegeven bij de doornstruik, toen hij de Heere de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob noemde. God nu is niet een God van de doden, maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen. En sommigen van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, dat hebt U goed gezegd. En zij durfden Hem verder niets meer te vragen.