Lucas 13:10-35
Lucas 13:10-35 Het Boek (HTB)
Toen Jezus op een sabbat in een synagoge sprak, viel zijn oog op een vrouw die helemaal krom liep. Zij had deze ziekte al achttien jaar en kon helemaal niet rechtop lopen. Jezus riep haar bij Zich en zei: ‘U bent van uw ziekte verlost.’ Hij legde zijn handen op haar en op hetzelfde moment werd haar rug recht. De vrouw loofde en dankte God. Maar de leider van de synagoge was boos, omdat Jezus de vrouw op de sabbat had genezen. ‘De week heeft zes dagen om te werken!’ zei hij tegen de mensen. ‘Dan kunt u komen om genezen te worden. Maar niet op de sabbat!’ ‘Huichelaar!’ antwoordde Jezus. ‘U werkt nota bene zelf op de sabbat! Maakt u soms niet op de sabbat uw vee los van de voerbak om het buiten te laten drinken? Mocht Ik deze gelovige vrouw dan niet verlossen uit de greep van Satan, die haar achttien jaar gevangen heeft gehouden? Enkel en alleen omdat het sabbat is?’ Zijn tegenstanders schaamden zich. Maar de andere mensen waren heel blij over de geweldige dingen die Hij deed. Hij zei tegen de mensen: ‘Hoe kan Ik u duidelijk maken wat het Koninkrijk van God is? Ik zal het doen aan de hand van een vergelijking. Het Koninkrijk van God is als een mosterdzaadje dat door iemand in de tuin wordt gezaaid. Het begint te groeien en wordt ten slotte een grote boom waarin de vogels kunnen nestelen.’ Hij gaf nog een vergelijking. ‘Het Koninkrijk van God is als gist. Je doet een beetje in een hoop meel en na een tijdje is het deeg door en door gegist.’ Hij reisde verder naar Jeruzalem. Onderweg, in de steden en dorpen, sprak Hij met de mensen. Iemand zei tegen Hem: ‘Here, er komen zeker niet veel mensen in Gods koninkrijk?’ ‘De deur naar de hemel is smal,’ antwoordde Jezus. ‘Doe uw uiterste best er binnen te komen. Want vele mensen zullen het tevergeefs proberen. Nadat de huiseigenaar de deur gesloten heeft, zal het te laat zijn. Dan zult u buiten blijven staan. En als u aanklopt en smeekt: “Here, doe de deur voor ons open,” zal Hij zeggen: “Ik ken u niet.” “Maar we hebben samen met U gegeten en gedronken. U hebt in onze straten gesproken.” En Hij zal antwoorden: “Ik zeg het nog eens: Ik weet niet waar u vandaan komt. Ga weg! U hebt niet willen doen wat God zei.” U zult huilen en knarsetanden als u ziet dat Abraham, Isaak en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zijn, maar u zelf niet. Uit alle delen van de wereld zullen mensen plaatsnemen in het Koninkrijk van God. En let op: sommigen die nu vooraan staan, zullen dan met de laatste plaats genoegen moeten nemen.’ Op dat moment kwamen enkele Farizeeën bij Hem en zeiden: ‘Ga hier zo vlug mogelijk vandaan, want Herodes wil U laten doden!’ Jezus antwoordde: ‘Zeg maar tegen die vos dat Ik vandaag en morgen gewoon doorga met het wegjagen van boze geesten en het genezen van zieken. Het duurt niet lang meer tot Ik klaar ben. Hoe dan ook, Ik moet nog een paar dagen verder reizen. Want het is niet mogelijk dat een profeet van God ergens anders wordt gedood dan in de stad Jeruzalem. Och, Jeruzalem, Jeruzalem! De stad die de profeten vermoordt. De stad die stenen gooit naar de mannen die gestuurd zijn om haar te helpen. Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen als kuikens onder de vleugels van de moeder? Maar u wilde niet. Daarom wordt u nu aan uw lot overgelaten. En Mij zult u niet meer zien. U zult Mij pas weer zien op de dag dat u zegt: “Gelukkig is Hij die namens de Here komt.” ’
Lucas 13:10-35 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En Hij leerde op den sabbat in een der synagogen. En ziet, er was een vrouw, die een geest der krankheid achttien jaren lang gehad had, en zij was samengebogen, en kon zich ganselijk niet oprichten. En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid. En Hij legde de handen op haar; en zij werd terstond weder recht, en verheerlijkte God. En de overste der synagoge, kwalijk nemende, dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in dezelve, en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. De Heere dan antwoordde hem en zeide: Gij geveinsde, maakt niet een iegelijk van u op den sabbat zijn os of ezel van de kribbe los, en leidt hem heen om te doen drinken? En deze, die een dochter Abrahams is, welke de satan, ziet, nu achttien jaren gebonden had, moest die niet losgemaakt worden van dezen band, op den dag des sabbats? En als Hij dit zeide, werden zij allen beschaamd, die zich tegen Hem stelden; en al de schare verblijdde zich over al de heerlijke dingen, die van Hem geschiedden. En Hij zeide: Wien is het Koninkrijk Gods gelijk, en waarbij zal Ik hetzelve vergelijken? Het is gelijk aan een mostaardzaad, hetwelk een mens genomen en in zijn hof geworpen heeft; en het wies op, en werd tot een groten boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. En Hij zeide wederom: Waarbij zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? Het is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam, en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was. En Hij reisde van de ene stad en vlek tot de andere, lerende, en richtende Zijn reis naar Jeruzalem. En er zeide een tot Hem: Heere, zijn er ook weinigen, die zalig worden? En Hij zeide tot hen: Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen; Namelijk nadat de Heer des huizes zal opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt. Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid! Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. En daar zullen er komen van Oosten en Westen, en van Noorden en Zuiden, en zullen aanzitten in het Koninkrijk Gods. En ziet, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn; en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn. Te dienzelfden dage kwamen er enige Farizeën, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want Herodes wil U doden. En Hij zeide tot hen: Gaat heen, en zegt dien vos: Zie, Ik werp duivelen uit, en maak gezond, heden en morgen, en ten derden dage worde Ik voleindigd. Doch Ik moet heden, en morgen, en den volgenden dag reizen; want het gebeurt niet, dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem. Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert; en gijlieden hebt niet gewild? Ziet, uw huis wordt ulieden woest gelaten. En voorwaar, Ik zeg u, dat gij Mij niet zult zien, totdat de tijd zal gekomen zijn, als gij zult zeggen: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren!
Lucas 13:10-35 Herziene Statenvertaling (HSV)
En Hij gaf onderwijs op de sabbat in één van de synagogen. En zie, er was een vrouw die achttien jaar lang een geest had die haar ziek maakte en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten. En toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich en zei tegen haar: Vrouw, u bent verlost van uw ziekte. En Hij legde de handen op haar en zij werd onmiddellijk weer opgericht en verheerlijkte God. En het hoofd van de synagoge, die verontwaardigd was dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zei tegen de menigte: Er zijn zes dagen waarop men moet werken. Kom dan daarop en laat u genezen, maar niet op de dag van de sabbat. De Heere dan antwoordde hem en zei: Huichelaar, maakt niet ieder van u op de sabbat zijn os of ezel van de voederbak los en leidt hem weg om hem te laten drinken? En moest dan deze vrouw, die een dochter van Abraham is en die de satan, zie, nu achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de dag van de sabbat? En toen Hij dit zei, stonden al Zijn tegenstanders beschaamd en de hele menigte was blij om alle heerlijke dingen die door Hem gebeurden. En Hij zei: Waaraan is het Koninkrijk van God gelijk en waarmee zal Ik het vergelijken? Het is gelijk aan een mosterdzaad, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide. En het groeide op en werd tot een grote boom en de vogels in de lucht maakten een nest in zijn takken. En Hij zei opnieuw: Waarmee zal Ik het Koninkrijk van God vergelijken? Het is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het helemaal doorzuurd was. En Hij trok door steden en dorpen heen, terwijl Hij onderwijs gaf en op weg was naar Jeruzalem. En iemand zei tegen Hem: Heere, zijn het weinigen, die zalig worden? En Hij zei tegen hen: Strijd om binnen te gaan door de nauwe poort, want velen, zeg Ik u, zullen proberen binnen te gaan en het niet kunnen, namelijk vanaf het ogenblik dat de Heer des huizes is opgestaan en de deur heeft gesloten. Dan zult u beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen en te zeggen: Heere, Heere, doe ons open. En Hij zal antwoorden en tegen u zeggen: Ik weet niet waar u vandaan komt. Dan zult u beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken en U hebt in onze straten onderwijs gegeven. En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik weet niet waar u vandaan komt. Ga weg van Mij, allen die ongerechtigheid bedrijven. Daar zal gejammer zijn en tandengeknars, wanneer u Abraham, Izak en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zult zien, maar u buitengeworpen. En daar zullen er komen van oost en west, van noord en zuid, en zij zullen aan tafel gaan in het Koninkrijk van God. En zie, er zijn laatsten die de eersten zullen zijn en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn. Op diezelfde dag kwamen er enige Farizeeën en zeiden tegen Hem: Ga weg en vertrek vanhier, want Herodes wil U doden. En Hij zei tegen hen: Ga heen en zeg die vos: Zie, Ik drijf demonen uit en verricht genezingen, vandaag en morgen, en op de derde dag word Ik voleindigd. Intussen moet Ik heden en morgen en de dag daarna reizen. Het gaat immers niet aan dat een profeet omkomt buiten Jeruzalem. Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt die naar u toe gezonden zijn, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt niet gewild! Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Voorwaar, Ik zeg u dat u Mij niet zult zien, totdat de tijd zal gekomen zijn dat u zult zeggen: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere.
Lucas 13:10-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden. Hij zeide dan: Waaraan is het Koninkrijk Gods gelijk en waarmede zal Ik het vergelijken? Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide, en het groeide en werd een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. En wederom sprak Hij: Waarmede zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? Het is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. En Hij trok verder langs steden en dorpen, predikende en reizende naar Jeruzalem. En iemand zeide tot Hem: Here, zijn het weinigen, die behouden worden? Hij zeide tot hen: Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen, zeg Ik u, zullen trachten in te gaan, doch het niet kunnen. Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Here, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar gij zijt. Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd. En Hij zal tot u spreken, zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij Abraham en Isaak en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buitengeworpen. En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn. Terzelfder tijd kwamen enige Farizeeën en zeiden tot Hem: Ga heen en vertrek vanhier, want Herodes wil U doden. En Hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt die vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezingen, heden en morgen, en op de derde dag ben Ik gereed. Doch Ik moet heden en morgen en de volgende dag reizen, want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Maar Ik zeg u, gij zult Mij niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!
Lucas 13:10-35 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Op een keer was Jezus weer aan het lesgeven in een synagoge. Er was daar ook een vrouw die al 18 jaar een geest van zwakte had. Daardoor was ze helemaal krom gegroeid. Ze kon niet meer rechtop staan. Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij Zich. En Hij zei tegen haar: "Vrouw, je bent bevrijd van je zwakte." Hij legde haar de handen op. Onmiddellijk ging ze rechtop staan en ze prees God. Maar de leider van de synagoge was boos omdat Jezus dit op de heilige rustdag deed. Hij zei tegen de mensen: "Er zijn zes dagen in de week om te werken. Kom dán om je te laten genezen, maar níet op de heilige rustdag!" Maar de Heer Jezus zei: "Wat ben je toch schijnheilig! [ Jullie werken zelf óók op de heilige rustdag! ] Iedereen maakt toch op de heilige rustdag zijn os of zijn ezel los van de voerbak om hem mee te nemen om hem te laten drinken? Deze vrouw, die een dochter van Abraham is, werd al 18 jaar door de duivel gebonden gehouden. Moest ze daar dan niet van losgemaakt worden op de heilige rustdag?" Toen Hij dit zei, schaamden de mensen zich die het er eerst niet mee eens waren dat Jezus de vrouw genas. En iedereen was blij over de geweldige dingen die Hij deed. Toen zei Jezus: "Waar lijkt het Koninkrijk van God op? Waar zou Ik het mee kunnen vergelijken? Het lijkt op een mosterdzaadje dat door iemand in zijn tuin werd gezaaid. Het groeide en groeide en werd een boom. En de vogels bouwden hun nesten tussen de takken." Opnieuw zei Hij: "Waar zal Ik het Koninkrijk van God mee vergelijken? Het lijkt op een beetje gist dat door een vrouw in een grote hoeveelheid meel werd gedaan. Door dat kleine beetje gist, gistte al het deeg." En Hij reisde langs de steden en dorpen naar Jeruzalem en vertelde overal het goede nieuws aan de mensen. Iemand vroeg aan Jezus: "Heer, wordt er maar een klein aantal mensen gered?" Hij antwoordde: "Doe je uiterste best om het Koninkrijk binnen te gaan. Want de poort daarheen is maar smal. Ik zeg jullie dat heel veel mensen zullen proberen om naar binnen te gaan. Maar bij veel van hen zal dat niet lukken. Op een dag zal de Heer van het huis opstaan en de poortdeuren dichtdoen. Dan zullen jullie buiten staan. Jullie zullen op de deur gaan kloppen en zeggen: 'Heer, doe open!' Maar Hij zal tegen jullie zeggen: 'Ik ken jullie niet.' Dan zullen jullie zeggen: 'Heer, we hebben met U gegeten en gedronken! U gaf les in onze straten!' Maar Hij zal tegen jullie zeggen: 'Ik ken jullie niet. Ga weg! Jullie waren altijd ongehoorzaam aan God!' Dan zullen jullie huilen en met je tanden knarsen [ van spijt ]. Want jullie zullen Abraham en Izaäk en Jakob en alle profeten in het Koninkrijk van God zien, maar zelf niet naar binnen mogen. Er zullen mensen uit het oosten en westen en noorden en zuiden komen, en ze zullen aan tafel gaan in het Koninkrijk van God. En veel mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. En veel mensen die nu het laatst zijn, zullen straks het eerst zijn." Een paar Farizeeërs kwamen Jezus waarschuwen: "U moet hier weggaan, want [ koning ] Herodes wil U doden." Jezus zei tegen hen: "Zeg tegen die vos: 'Ik jaag duivelse geesten weg uit de mensen en genees zieken. Dat doe Ik vandaag en morgen en op de derde dag ben Ik klaar. Maar vandaag en morgen en overmorgen moet Ik reizen. Want het is niet goed als een profeet buiten Jeruzalem wordt gedood. Jeruzalem, Jeruzalem! Jij doodt de profeten. En de mensen die naar je toe gestuurd zijn, gooi jij met stenen dood! Ik heb zó vaak je bewoners bij Mij willen verzamelen, zoals een kip haar kuikens onder haar vleugels verzamelt! Maar je hebt nooit gewild. Daarom zal er niemand in je overblijven! Ik zeg je dat je Mij niet meer zal zien tot het moment dat je zal zeggen: 'Gods zegen op Hem die door de Heer is gestuurd!' "