Leviticus 6:1-5
Leviticus 6:1-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Als een mens gezondigd, en tegen den HEERE door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn naaste onthoudt; Of dat hij het verlorene gevonden, en daarover gelogen, en met valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat de mens doet, daarin zondigende. Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den roof, dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij met geweld onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden heeft; Of van al, waarover hij valselijk gezworen heeft, dat hij hetzelve in zijn hoofdsom wedergeve, en nog het vijfde deel daarenboven toedoen zal; wiens dat is, dien zal hij dat geven op den dag zijner schuld.
Leviticus 6:1-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
De HEERE sprak tot Mozes: Wanneer een persoon zondigt en trouwbreuk pleegt tegen de HEERE, doordat hij tegenover zijn naaste ontkent dat hem iets in bewaring gegeven of ter hand gesteld is, of dat hij iets geroofd heeft, of zijn naaste iets met geweld afgeperst heeft, of een verloren voorwerp gevonden heeft, en hij ontkent dat en legt een valse eed af over één ding van alles wat een mens kan doen om zich daarmee te bezondigen, dan moet het zó zijn – omdat hij gezondigd heeft en schuldig bevonden is – dat hij het geroofde, dat hij wegroofde, terugbrengt, of het afgeperste, dat hij met geweld afhandig maakte, of het in bewaring gegevene, dat hem in bewaring gegeven was, of het verloren voorwerp, dat hij gevonden had, of alles waarover hij een valse eed afgelegd heeft. Daarvan moet hij de volle waarde vergoeden en er nog een vijfde deel aan toevoegen. Hij moet het geven aan degene die het toebehoorde, op de dag dat hij zijn schuldoffer brengt.
Leviticus 6:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De HERE sprak tot Mozes: Wanneer iemand zonde doet en ontrouw wordt jegens de HERE, en tegenover zijn volksgenoot ontkent, dat hij iets in bewaring heeft, of dat hem iets is ter hand gesteld, of dat hij iets weggeroofd heeft; of hij heeft zijn volksgenoot iets afgeperst, of hij heeft iets dat verloren was, gevonden en hij ontkent het, en doet een valse eed ten opzichte van enige zaak die een mens doen kan, zodat hij zich daaraan bezondigt, wanneer hij zo zonde doet en schuldig wordt, dan zal hij teruggeven het geroofde dat hij wegroofde, of het afgeperste dat hij afperste, of het in bewaring gegevene dat hem in bewaring gegeven was, of het verlorene dat hij gevonden had, of alles, ten opzichte waarvan hij een valse eed zwoer. Hij zal de volle waarde ervan vergoeden en nog een vijfde daaraan toevoegen; aan degene wie het behoorde, die zal hij het geven, op de dag wanneer hij zijn schuldoffer brengt.
Leviticus 6:1-5 Het Boek (HTB)
Vervolgens zei de HERE tegen Mozes: ‘Als iemand tegen Mij zondigt door te weigeren iets dat hij heeft geleend of gehuurd, terug te geven of door te weigeren iets terug te geven dat hem is toevertrouwd of door roof of door zijn volksgenoot af te persen, of door een verloren voorwerp te vinden en daarover te liegen en te zweren dat hij het niet heeft, dan zal zo iemand op de dag dat hij schuldig is bevonden aan zoʼn zonde, moeten vergoeden wat hij zich heeft toegeëigend, met een extra boete van een vijfde deel en het teruggeven aan degene die hij heeft benadeeld. Op diezelfde dag zal hij zijn schuldoffer naar de tabernakel brengen.
Leviticus 6:1-5 BasisBijbel (BB)
De Heer zei tegen Mozes: "Iemand is ook schuldig als hij een van de volgende dingen doet: als hij iets geleend of gehuurd heeft, maar zegt dat hij het niet heeft. Of als hij iets gestolen heeft, of iemand ergens mee bedrogen heeft. Of als hij iets gevonden heeft wat iemand verloren had, maar zweert dat hij het niet heeft gevonden. Als dat ontdekt wordt, dan moet hij teruggeven wat hij gestolen, geleend, gehuurd of gevonden heeft of waarin hij iemand heeft bedrogen. Of hij moet er de volle prijs voor betalen. En hij moet een vijfde deel van de waarde ervan als boete betalen. Op de dag dat hij zijn schuld-offer aan Mij offert, moet hij ook aan de man teruggeven wat van hem was en hem de boete betalen.