Jozua 24:7-15

Jozua 24:7-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn gewoond. Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht. Ook maakte zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israël; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou. Maar Ik wilde Bileam niet horen; dies zegende hij u gestadig, en Ik verloste u uit zijn hand. Toen gij over de Jordaan getrokken waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden de burgers van Jericho tegen u, de Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Girgazieten, de Hevieten en de Jebusieten; doch Ik gaf hen in ulieder hand. En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, gelijk de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog. Dus heb Ik u een land gegeven, waaraan gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd hebt, en gij woont in dezelve; gij eet van de wijngaarden en olijfbomen, die gij niet geplant hebt. En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE. Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!

Jozua 24:7-15 Herziene Statenvertaling (HSV)

Toen riepen zij tot de HEERE, en Hij maakte een duisternis tussen u en de Egyptenaren; en Hij deed de zee over hen komen en bedekte hen. En uw ogen hebben gezien wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt u vele dagen in de woestijn gewoond. Toen bracht Ik u in het land van de Amorieten, die aan de overzijde van de Jordaan woonden. Die streden tegen u, maar Ik gaf hen in uw hand. U nam hun land in bezit, en Ik vaagde hen weg van voor uw ogen. Vervolgens maakte Balak, de zoon van Zippor, de koning van Moab, zich gereed en streed hij tegen Israël. Hij zond boden en liet Bileam, de zoon van Beor, roepen om u te vervloeken. Maar Ik wilde niet naar Bileam luisteren; daarom zegende hij u steeds weer, en Ik redde u uit zijn hand. Toen u over de Jordaan getrokken was en bij Jericho kwam, streden de burgers van Jericho tegen u, en de Amorieten, de Ferezieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Hevieten en de Jebusieten, maar Ik gaf hen in uw hand. En Ik zond horzels voor u uit, die hen van voor uw ogen verdreven, zoals eerder de beide koningen van de Amorieten verdreven werden. Dat gebeurde niet door uw zwaard en ook niet door uw boog. Zo heb Ik u een land gegeven waarvoor u zich niet ingespannen hebt, en steden die u niet gebouwd hebt, en u woont erin. U eet van wijngaarden en olijfbomen die u niet geplant hebt. Nu dan, vrees de HEERE, dien Hem in oprechtheid en trouw, doe de goden weg die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde van de rivier en in Egypte, en dien de HEERE. Maar als het in uw ogen kwalijk is de HEERE te dienen, kies voor u heden wie u zult dienen: óf de goden die uw vaderen, die aan de overzijde van de rivier woonden, gediend hebben, óf de goden van de Amorieten, van wie u het land bewoont. Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!

Jozua 24:7-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Daarom riepen zij tot de HERE, en Hij stelde duisternis tussen u en de Egyptenaren en liet de zee over hen komen, die hen overdekte. En uw eigen ogen hebben gezien, wat Ik Egypte aandeed. Daarna hebt gij lange tijd in de woestijn vertoefd. Ik bracht u in het land der Amorieten, die aan de overzijde van de Jordaan woonden, en toen zij tegen u streden, gaf Ik hen in uw macht; gij naamt hun land in bezit, terwijl Ik hen voor u heen verdelgde. Toen maakte Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab, zich op en streed tegen Israël. Hij ontbood Bileam, de zoon van Beor, om u te vervloeken. Maar Ik wilde naar Bileam niet horen, zodat hij u integendeel gezegend heeft. Zo redde Ik u uit zijn macht. Nadat gij de Jordaan overgestoken en bij Jericho gekomen waart, streden tegen u de burgers van Jericho, de Amorieten, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten, maar Ik gaf hen in uw macht. Toen zond Ik hoornaars voor u heen, en deze dreven hen voor u uit, zoals de twee koningen der Amorieten; waarlijk niet door uw zwaard, noch door uw boog. Zo gaf Ik u een land waarvoor gij niet gezwoegd hebt, en steden die gij niet gebouwd hebt, en waarin gij toch woont; en gij eet van wijngaarden en olijfbomen die gij niet geplant hebt. Welnu, vreest dan de HERE en dient Hem oprecht en getrouw; doet weg de goden die uw vaderen gediend hebben aan de overzijde der Rivier en in Egypte, en dient de HERE. Maar indien het kwaad is in uw ogen, de HERE te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: òf de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, òf de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen!

Jozua 24:7-15 Het Boek (HTB)

Ik legde duisternis tussen u en de Egyptenaren. De zee liet Ik op die Egyptenaren los, zodat zij verdronken. U zag wat Ik deed. De Israëlieten brachten daarna vele jaren door in de woestijn. Ten slotte bracht Ik u naar het land van de Amorieten aan de overzijde van de Jordaan. Zij vielen u aan, maar Ik vernietigde hen en gaf hun land aan u. Toen verklaarde koning Balak van Moab u de oorlog en hij vroeg Bileam, de zoon van Beor, of hij u wilde vervloeken. Maar Ik weigerde naar hem te luisteren. In plaats daarvan zorgde Ik ervoor dat hij u zegende, zo redde Ik Israël uit zijn macht. Daarna stak u de Jordaan over en bereikte Jericho. De mannen van Jericho streden tegen u, evenals vele anderen, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten. Eén voor één bonden zij de strijd met u aan, maar Ik vernietigde hen allemaal. Ik stuurde horzels voor u uit die de twee Amoritische koningen en hun onderdanen verdreven. Het waren niet uw eigen wapens die u de overwinning bezorgden! Ik gaf u land, waarvoor u niet had gewerkt en steden die u niet zelf had gebouwd, dezelfde steden waarin u nu woont. Ik gaf u wijngaarden en tuinen met olijfbomen om u van voedsel te voorzien, ook al plantte u ze niet.” Heb daarom diep ontzag voor de HERE en dien Hem oprecht en trouw. Doe de afgodsbeelden die uw voorouders aan de Eufraat en in Egypte vereerden, voor altijd weg. Aanbid alleen de HERE. Maar als u de HERE niet wilt gehoorzamen, besluit dan vandaag nog wie u wel wilt gehoorzamen. Zullen dat de goden van uw voorouders aan de overzijde van de Eufraat zijn of de goden van de Amorieten in dit land? Maar ik en mijn gezin, wij zullen de HERE dienen.’

Jozua 24:7-15 BasisBijbel (BB)

Ze riepen Mij om hulp. Toen zorgde Ik ervoor dat er een zwarte wolk hing tussen hen en de Egyptenaren. En Ik zorgde ervoor dat de Egyptenaren door de zee werden weggespoeld. Jullie hebben gezien wat Ik met Egypte heb gedaan. Daarna hebben jullie lange tijd in de woestijn gewoond. Ik bracht jullie in het land van de Amorieten, die aan de overkant van de Jordaan woonden. Toen zij jullie aanvielen, zorgde Ik ervoor dat jullie hen overwonnen. Ik vernietigde hen voor jullie en jullie veroverden hun land. Toen maakte koning Balak van Moab zich klaar voor de strijd tegen Israël. Hij liet Bileam komen om jullie te vervloeken. Maar Ik wilde niet naar Bileam luisteren. Ik zorgde ervoor dat hij jullie zegende in plaats van vervloekte. Zo redde Ik jullie uit zijn macht. Toen jullie de Jordaan waren overgestoken en bij Jericho kwamen, moesten jullie Jericho veroveren. Ook moesten jullie strijden tegen de bewoners van het land: de Amorieten, de Perezieten, de Kanaänieten, de Hetieten, de Girgasieten, de Hevieten en de Jebusieten. Maar Ik zorgde ervoor dat jullie hen overwonnen. Ik stuurde grote wespen voor jullie uit die hen voor jullie wegjoegen. Zo moesten de twee koningen van de Amorieten vluchten. Ze zijn dus niet gevlucht voor jullie wapens! Zo heb Ik jullie een land gegeven dat jullie niet hadden bewerkt, en steden die jullie niet hadden gebouwd. Jullie eten druiven en olijven van wijngaarden en olijfbomen die jullie niet hebben geplant.' Heb dus diep ontzag voor de Heer. Dien Hem eerlijk en trouw. Doe de afgoden weg die jullie voorvaders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben gediend. Dien alleen de Heer. Als jullie denken dat het verkeerd is om de Heer te dienen, kies dan vandaag wie jullie wél willen dienen. De goden die jullie voorvaders aan de overkant van de Rivier aanbaden, of de goden van de Amorieten van het land hier. Maar ík en mijn familie zullen de Heer dienen!"