Jozua 18:1-3
Jozua 18:1-3 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de ganse vergadering van de kinderen Israëls verzamelde zich te Silo, en zij richtten aldaar op de tent der samenkomst, nadat het land voor hen onderworpen was. En er bleven over onder de kinderen Israëls, aan dewelken zij hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen. En Jozua zeide tot de kinderen Israëls: Hoe lang houdt gij u zo slap, om voort te gaan, om het land te beërven, hetwelk de HEERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft?
Jozua 18:1-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
Vervolgens verzamelde zich heel de gemeenschap van de Israëlieten in Silo, en zij zetten daar de tent van ontmoeting op, nadat het land aan hen onderworpen was. Er bleven onder de Israëlieten zeven stammen over die nog geen erfelijk bezit als hun deel ontvangen hadden. Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: Hoelang bent u nog te traag om verder te trekken en het land in bezit te nemen dat de HEERE, de God van uw vaderen, u gegeven heeft?
Jozua 18:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En de gehele gemeente der Israëlieten werd samengeroepen te Silo, waar zij de tent der samenkomst oprichtten, aangezien de streek onderworpen was en te hunner beschikking stond. Toen waren er onder de Israëlieten zeven stammen over, die hun erfdeel nog niet gekregen hadden. Daarom zeide Jozua tot de Israëlieten: Hoelang zult gij traag blijven, om het land in bezit te nemen, dat de HERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft?
Jozua 18:1-3 Het Boek (HTB)
Alle Israëlieten kwamen bijeen in Silo en richtten daar de tabernakel op. Het land was nu aan hen onderworpen, maar er waren nog zeven stammen waaraan nog geen land was toegewezen. Daarom vroeg Jozua: ‘Waarom verdrijven jullie niet de mensen die nog in jullie gebied wonen? De HERE, onze God, heeft het land immers aan jullie gegeven?
Jozua 18:1-3 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Voor de verdeling van de rest van het land werd het hele volk van de Israëlieten bij elkaar geroepen bij Silo. Ze zetten er de tent van ontmoeting neer. In dat gebied konden ze alvast wonen, doordat ze dat al hadden veroverd. Maar er waren nog zeven stammen die hun eigen gebied nog niet hadden gekregen. Daarom zei Jozua tegen de Israëlieten: "Waar wachten jullie nog op? De Heer, de God van jullie voorvaders, heeft het land aan jullie gegeven! Waarom veroveren jullie het niet?