Jozua 14:6-14

Jozua 14:6-14 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods, gesproken heeft te Kades-Barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van u. Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht des HEEREN, mij uitgezonden heeft van Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik hem antwoord bracht, gelijk als het in mijn hart was. Maar mijn broeders, die met mij opgegaan waren, deden het hart des volks smelten; doch ik volhardde den HEERE, mijn God, na te volgen. Toen zwoer Mozes te dien zelven dage, zeggende: Indien niet het land, waarop uw voet getreden heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den HEERE, mijn God, na te volgen. En nu, zie, de HEERE heeft mij in het leven behouden, gelijk als Hij gesproken heeft; het zijn nu vijf en veertig jaren, sedert dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, toen Israël in de woestijn wandelde; en nu, zie, ik ben heden vijf en tachtig jaren oud. Ik ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo is nu mijn kracht, tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan. En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij ware, dat ik hen verdreef, gelijk als de HEERE gesproken heeft. Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. Daarom werd Hebron aan Kaleb, den zoon van Jefunne, den Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had den HEERE, den God Israëls, na te volgen.

Jozua 14:6-14 Herziene Statenvertaling (HSV)

Toen kwamen de nakomelingen van Juda bij Jozua in Gilgal. En Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zei tegen hem: U weet zelf van het woord dat de HEERE tegen Mozes, de man Gods, over mij en over u gesproken heeft in Kades-Barnea. Ik was veertig jaar oud toen Mozes, de dienaar van de HEERE, mij vanuit Kades-Barnea uitstuurde om het land te verkennen en toen ik hem verslag uitbracht zoals het in mijn hart was. Maar mijn broeders die met mij opgetrokken waren, deden het hart van het volk smelten; ikzelf echter volhardde erin de HEERE, mijn God, na te volgen. Toen zwoer Mozes op die dag: Het land dat uw voet betreden heeft, zal voor eeuwig voor u en uw kinderen tot erfelijk bezit zijn, omdat u erin volhard hebt de HEERE, mijn God, na te volgen. En zie, nu heeft de HEERE mij in het leven behouden, zoals Hij gesproken heeft. Het is nu vijfenveertig jaar geleden dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, toen Israël door de woestijn trok, en nu, zie, ik ben vandaag vijfentachtig jaar oud. Ik ben vandaag nog even sterk als ik was op de dag toen Mozes mij uitstuurde. Zoals mijn kracht toen was, zo is mijn kracht nu, om te strijden en om uit te gaan en om in te gaan. Nu dan, geef mij dit bergland, waarover de HEERE op die dag gesproken heeft. U hebt zelf immers op die dag gehoord dat daar de Enakieten waren, en grote versterkte steden. Misschien zal de HEERE met mij zijn, zodat ik hen verdrijf, zoals de HEERE gesproken heeft. Toen zegende Jozua hem en hij gaf Kaleb, de zoon van Jefunne, Hebron als erfelijk bezit. Daarom werd Hebron voor Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, tot erfelijk bezit tot op deze dag, omdat hij erin volhard had de HEERE, de God van Israël, na te volgen.

Jozua 14:6-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

De Judeeërs nu naderden tot Jozua te Gilgal; en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, zeide tot hem: Gij kent het woord, dat de HERE tot Mozes, de man Gods, aangaande mij en u te Kades-Barnea gesproken heeft. Veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de knecht des HEREN, mij van Kades-Barnea uitzond, om het land te verspieden; en ik bracht hem nauwgezet verslag uit. Terwijl mijn broeders, die met mij opgetrokken waren, het hart van het volk deden versmelten, bleef ik volkomen trouw aan de HERE, mijn God. Daarom heeft Mozes te dien dage gezworen: voorzeker zal het land, dat uw voet betreden heeft, voor altijd het erfdeel van u en uw zonen zijn, omdat gij volkomen trouw gebleven zijt aan de HERE, mijn God. Welnu, zie, de HERE heeft mij in het leven behouden, zoals Hij beloofd heeft. Het is nu vijfenveertig jaar, sedert de HERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, gedurende welke tijd Israël in de woestijn rondgetrokken heeft. Welnu, zie, ik ben heden vijfentachtig jaar oud; ik ben thans nog even sterk als toen Mozes mij uitzond; de kracht, die ik nu bezit is dezelfde als die ik toen had, kracht om te strijden en om uit en in te gaan. Geef mij daarom dit bergland, waarvan de HERE te dien dage gesproken heeft, want gij zelf hebt toen gehoord, dat daar Enakieten zijn met grote, versterkte steden; wellicht zal de HERE met mij zijn en zal ik hen verdrijven, zoals de HERE gesproken heeft. Toen zegende Jozua hem, en hij gaf aan Kaleb, de zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. Daarom is Hebron het erfdeel van Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, tot op de huidige dag, omdat hij volkomen trouw gebleven is aan de HERE, de God van Israël.

Jozua 14:6-14 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Op een dag gingen de mannen van de stam van Juda naar Jozua in Gilgal. Kaleb, de zoon van Jefunne, die een zoon was van Kenaz, was één van hen. Hij zei tegen Jozua: "Je weet wat de Heer tegen Mozes, de dienaar van God, over jou en mij gezegd heeft bij Kades-Barnea. Mozes stuurde mij bij Karnes-Barnea er op uit om het land te verkennen. Ik was toen 40 jaar. Ik vertelde hem precies wat we hadden gezien. De andere verkenners maakten het volk bang met hun verhalen. Maar ik bleef op mijn Heer God vertrouwen. Daarom zei Mozes toen tegen mij: 'Ik zweer dat het land waar je bent geweest, voor eeuwig van jou en je zonen zal zijn, omdat je trouw bent gebleven aan mijn Heer God.' En zoals de Heer beloofd had, heeft Hij mij in leven gelaten. Er is 45 jaar voorbij gegaan sinds de Heer dit tegen Mozes gezegd heeft. In die tijd heeft het volk Israël in de woestijn rondgetrokken. Nu ben ik 85 jaar. Maar ik ben nog even sterk en gezond als toen Mozes mij op weg stuurde om het land te gaan verkennen. Ik heb nog evenveel kracht om te strijden en met het leger mee te gaan. Geef mij daarom het bergland dat de Heer mij toen heeft beloofd. Je hebt gehoord dat daar nu nog Enakieten wonen in grote steden met muren er omheen. Maar misschien zal de Heer met mij zijn. Dan zal ik hen kunnen wegjagen, zoals de Heer gezegd heeft." Toen zegende Jozua hem en hij gaf hem Hebron als eigen gebied. Daarom is Hebron nu nog steeds het eigen gebied van Kaleb. Hij kreeg dat, omdat hij was blijven vertrouwen op de Heer, de God van Israël.