Job 4:1-8
Job 4:1-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden? Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt; Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieën hebt gij vastgesteld; Maar nu komt het aan u, en gij zijt verdrietig; het raakt tot u, en gij wordt beroerd. Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting? Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? Maar gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve.
Job 4:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen antwoordde Elifaz, de Temaniet, en zei: Als wij een woord tot jou trachten te richten, bezwijk je dan? Echter, wie zou nu zijn woorden kunnen inhouden? Zie, je hebt velen onderwezen, en je hebt slappe handen versterkt. Je woorden hebben degene die struikelde, opgericht, en de knikkende knieën heb je sterk gemaakt. Maar nu overkomt het jezelf, en je bezwijkt; het treft je, en je wordt door schrik overmand. Is je vrezen van God dan niet je verwachting, de oprechtheid van je wegen je hoop? Denk er toch aan: wie is ooit als onschuldige omgekomen, en waar zijn er ooit oprechten uitgeroeid? Maar zoals ik gezien heb: zij die onrecht ploegen en moeite zaaien, oogsten dat ook.
Job 4:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen nam de Temaniet Elifaz het woord en zeide: Zou het u verdrieten, wanneer men beproeft een woord tot u te spreken? Wie toch zou zijn woorden kunnen inhouden? Zie, gij hebt velen vermaand, en slappe handen hebt gij gesterkt, uw woorden hebben de struikelende opgericht, en knikkende knieën hebt gij gestevigd; maar nu komt het tot u, en gij zijt moedeloos, het treft u, en gij staat verbijsterd. Is dan niet uw godsvrucht uw toevlucht, uw onberispelijke wandel uw hoop? Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig om, en waar werden oprechten verdelgd? Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het.
Job 4:1-8 Het Boek (HTB)
Op deze klacht antwoordde Elifaz uit Teman: ‘Kun je het verdragen als iemand in deze situatie tegen je spreekt? Maar wie zou nu kunnen zwijgen? Jij bent altijd iemand geweest die mensen die in moeilijkheden zaten, vertelde dat zij op God moesten vertrouwen. Je bemoedigde mensen die zwak waren of op het punt stonden te struikelen, die wanhopig waren of van vertwijfeling niet meer wisten wat zij moesten doen. Maar nu de tegenslagen jou treffen, ben je verdrietig en geef je de moed op. Moet jij in een tijd als deze niet juist steun zoeken bij God en op Hem vertrouwen? Heb je dan niets aan het geloof dat God de oprechte mens helpt? Denk eens goed na! Heb je ooit gehoord van een werkelijk oprecht en onschuldig mens die werd gestraft? De ervaring leert dat zij die zonde en moeilijkheden zaaien, die ook oogsten.
Job 4:1-8 BasisBijbel (BB)
Toen antwoordde Elifaz, de vriend uit Teman, het volgende: Vind je het erg als ik ook iets zeg? Want ik kan niet langer mijn mond houden. Luister, je hebt altijd heel veel mensen bemoedigd. Mensen die zich geen raad meer wisten, heb je weer moed ingesproken. Uit jouw woorden hebben mensen weer kracht geput. Mensen die geen hoop meer hadden, heb jij weer hoop gegeven. Maar nu jou zelf iets overkomt, verlies je gelijk de moed. Er overkomt je iets, en je bent gelijk radeloos. Heb je nu ineens geen vertrouwen meer in God? Als je altijd zo eerlijk hebt geleefd, mag je toch hulp van Hem verwachten? Denk eens na: wordt er wel eens een onschuldig mens door God gestraft? Doodt Hij mensen die leven zoals Hij het wil? Ik heb het zelf gezien: mensen die kwaad doen, worden door het kwaad getroffen.