Job 39:34-37
Job 39:34-37 Herziene Statenvertaling (HSV)
En de HEERE antwoordde Job en zei: Zal hij die een rechtszaak voert met de Almachtige, Hem onderwijzen? Laat hij die God ter verantwoording roept, daarop antwoorden. Toen antwoordde Job de HEERE en zei: Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
Job 39:34-37 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de HEERE antwoordde Job, en zeide: Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop. Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
Job 39:34-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En de HERE antwoordde Job: Wil de bediller twisten met de Almachtige? De aanklager van God antwoorde daarop! Toen antwoordde Job de HERE: Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven? Ik leg de hand op mijn mond.
Job 39:34-37 Het Boek (HTB)
De HERE vervolgde: ‘Wilt u nog steeds redetwisten met de Almachtige en Hem verbeteren? Of is dit genoeg? Kan de man die Mij wilde bekritiseren, Mij nu ook de antwoorden geven?’ Job antwoordde God: ‘Ik ben een onwaardig mens, hoe zou ik U kunnen antwoorden?
Job 39:34-37 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
En de Heer zei tegen Job: Wil jij die alles zo goed weet, de Almachtige God beschuldigen? Antwoord Mij! Toen antwoordde Job: Ik ben helemaal niemand. Hoe zou ik U kunnen antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond en zwijg.