Johannes 7:32-53

Johannes 7:32-53 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

De Farizeën hoorden, dat de schare dit van Hem murmelde; en de Farizeën en de overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden. Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene, Die Mij gezonden heeft. Gij zult Mij zoeken, en gij zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren? Wat is dit voor een rede, die Hij gezegd heeft: Gij zult Mij zoeken, en zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen? En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.) Velen dan uit de schare, deze rede horende, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus. En anderen zeiden: Zal dan de Christus uit Galiléa komen? Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was? Er werd dan tweedracht onder de schare, om Zijnentwil. En sommigen van hen wilden Hem grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem. De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeën; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht? De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens alzo gesproken, gelijk deze Mens. De Farizeën dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid? Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeën? Maar deze schare, die de wet niet weet, is vervloekt. Nicodémus zeide tot hen, welke des nachts tot Hem gekomen was, zijnde een uit hen: Oordeelt ook onze wet den mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft, en verstaat, wat hij doet? Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galiléa? Onderzoek en zie, dat uit Galiléa geen profeet opgestaan is. En een iegelijk ging heen naar zijn huis.

Johannes 7:32-53 Herziene Statenvertaling (HSV)

De Farizeeën hoorden dat de menigte dit over Hem mompelde, en de Farizeeën en de overpriesters stuurden dienaars om Hem te grijpen. Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft. U zult Mij zoeken maar niet vinden, en waar Ik ben, kunt u niet komen. De Joden dan zeiden tegen elkaar: Waar zal Hij naartoe gaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Hij zal toch niet naar de Grieken in de verstrooiing gaan en de Grieken onderwijzen? Wat is dit voor een woord dat Hij gezegd heeft: U zult Mij zoeken maar niet vinden; en waar Ik ben, kunt u niet komen? En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. Velen dan uit de menigte die dit woord hoorden, zeiden: Híj is werkelijk de Profeet. Anderen zeiden: Híj is de Christus. En weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht van David en uit het dorp Bethlehem, waar David was? Er ontstond dan verdeeldheid onder de menigte vanwege Hem. En sommigen van hen wilden Hem grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem. De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeeën, en die zeiden tegen hen: Waarom hebt u Hem niet meegebracht? De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze Mens. De Farizeeën dan antwoordden hun: Bent u soms ook misleid? Heeft iemand van de leiders soms in Hem geloofd, of van de Farizeeën? Maar deze menigte, die de wet niet kent, is vervloekt. Nicodemus, die 's nachts bij Hem gekomen was, die één van hen was, zei tegen hen: Veroordeelt soms onze wet de mens, als zij hem niet eerst hoort en kennis genomen heeft van wat hij doet? Zij antwoordden en zeiden tegen hem: Bent u soms ook uit Galilea? Onderzoek en zie dat in Galilea geen profeet is opgestaan. En ieder ging naar zijn huis.

Johannes 7:32-53 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

De Farizeeën hoorden de schare dit over Hem mompelen en de overpriesters en de Farizeeën zonden dienaars om Hem te grijpen. Jezus dan zeide: Nog korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft. Gij zult Mij zoeken en niet vinden en waar Ik ben, kunt gij niet komen. De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal deze heengaan, dat wij Hem niet zullen kunnen vinden? Hij is toch niet van plan naar de Griekse verstrooiing te gaan en de Grieken te leren? Wat is dit voor een woord, dat Hij gesproken heeft: Gij zult Mij zoeken en niet vinden, en: Waar Ik ben, kunt gij niet komen? En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. Sommigen dan uit de schare, die naar deze woorden geluisterd hadden, spraken: Deze is waarlijk de profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus; weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? Zegt de Schrift niet, dat de Christus komt uit het geslacht van David en van het dorp Betlehem, waar David was? Er ontstond dan verdeeldheid bij de schare om Hem; en sommigen van hen wilden Hem grijpen, maar niemand sloeg de handen aan Hem. De dienaars dan gingen naar de overpriesters en Farizeeën en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet medegebracht? De dienaars nu antwoordden hun: Nooit heeft een mens zó gesproken, als deze mens spreekt! De Farizeeën dan antwoordden hun: Zijt gij soms ook verleid? Heeft soms één van de oversten in Hem geloofd, of van de Farizeeën? Maar die schare, die de wet niet kent, vervloekt zijn zij! Nikodemus, die vroeger tot Hem was gekomen, een van hen, zeide tot hen: Veroordeelt onze wet dan een mens, tenzij men zich eerst van hem op de hoogte gesteld heeft en kennis genomen van wat hij doet? Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij soms ook uit Galilea? Ga maar na en zie, dat uit Galilea geen profeet opstaat. [En zij begaven zich een ieder naar zijn huis

Johannes 7:32-53 Het Boek (HTB)

De Farizeeën hoorden wat er onder de mensen over Hem gefluisterd werd. Daarom stuurden zij, in overleg met de leidende priesters, enkele tempeldienaars om Hem gevangen te nemen. ‘Ik blijf nog maar een korte tijd bij u,’ zei Jezus, ‘maar daarna ga Ik terug naar Hem die Mij gestuurd heeft. U zult Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik ben, kunt u niet komen.’ De Joden keken elkaar verwonderd aan. ‘Waar wil die man naartoe dat wij Hem niet zouden kunnen vinden? Is Hij misschien van plan naar de Joden in het buitenland te gaan en de andere volken zijn leer te brengen? Wat zou Hij bedoelen met: “U zult Mij zoeken, maar niet vinden,” en met “Waar Ik ben, kunt u niet komen?” ’ Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus op en sprak de mensen toe: ‘Als u dorst hebt, kom dan bij Mij om te drinken. Er staat geschreven dat stromen van levend water uit uw binnenste zullen komen als u in Mij gelooft.’ Hij sprak hier over de Geest die gegeven zou worden aan de mensen die in Hem geloofden. Want de Geest was nog niet gekomen, omdat Jezus nog niet naar zijn Vader was teruggegaan. Sommige toehoorders zeiden: ‘Inderdaad! Hij is de Profeet!’ ‘Hij is de Christus!’ meenden anderen. Maar er waren er ook die zeiden: ‘De Christus komt toch niet uit Galilea? Er staat geschreven dat de Christus voortkomt uit het geslacht van David. Uit Bethlehem, Davids geboortestad.’ De meningen over Hem waren verdeeld. Sommigen wilden Hem grijpen, maar niemand deed het. Toen de tempeldienaars bij de leidende priesters en de Farizeeën terugkwamen, vroegen die: ‘Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?’ ‘Het is zo bijzonder wat die man zegt,’ antwoordden de tempeldienaars. ‘Zoiets hebben wij nog nooit gehoord.’ ‘Heeft Hij jullie ook al omgepraat?’ vroegen de Farizeeën. ‘De leden van de Hoge Raad en de Farizeeën geloven toch ook niet dat Hij de Christus is? Maar al die mensen die niet eens weten wat er in de wet staat! Vervloekt zijn zij!’ Op dat moment nam een van hen het woord. Het was Nikodemus, die al eens bij Jezus was geweest om met Hem te praten. ‘Volgens onze wet mogen wij niemand zomaar veroordelen,’ zei hij. ‘Wij moeten Hem eerst verhoren en nagaan wat Hij gedaan heeft.’ ‘Komt u soms ook uit Galilea?’ vroegen de anderen spottend. ‘Lees maar na wat er geschreven staat. U zult nergens vinden dat er een profeet uit Galilea komt.’ De discussie werd gesloten en iedereen ging naar huis.

Johannes 7:32-53 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

De Farizeeërs hoorden dat de mensen dit over Hem fluisterden. Daarom stuurden de leiders van de priesters en de Farizeeërs een aantal mannen van de tempelbewaking naar Hem toe. Zij moesten Hem gevangen nemen. Jezus zei: "Ik ben nog maar korte tijd bij jullie. Daarna ga Ik terug naar Hem die Mij heeft gestuurd. Dan zullen jullie Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik dan ben, kunnen jullie niet komen." De Joden zeiden tegen elkaar: "Waar zou Hij dan heen gaan, dat we Hem niet zullen kunnen vinden? Zou Hij van plan zijn om naar [ de Joden in ] Griekenland te gaan en hén over al deze dingen te gaan lesgeven? Wat bedoelt Hij dat we Hem zullen zoeken maar niet zullen kunnen vinden? En dat we niet kunnen komen waar Hij is?" Op de laatste dag van het feest, de belangrijkste dag, stond Jezus op en riep: "Als je dorst hebt, moet je naar Mij toe komen en drinken! Als je in Mij gelooft, zullen stromen van water dat leven geeft uit je binnenste stromen! Want dat is beloofd in de Boeken!" Met dit water bedoelde Hij de Heilige Geest. De mensen die in Hem zouden geloven, zouden de Heilige Geest krijgen. De Heilige Geest was er toen nog niet, omdat Jezus nog niet uit de dood was opgestaan en nog niet naar de hemel was teruggegaan. Veel van de mensen die dit hoorden, zeiden: "Deze Man is beslist de profeet." Anderen zeiden: "Hij is de Messias." Weer andere mensen zeiden: "De Messias komt toch niet uit Galilea? De Boeken zeggen toch dat de Messias iemand uit de familie van koning David zal zijn en dat hij net als David in het dorp Betlehem zal worden geboren?" Ze kregen er ruzie over. En sommige mensen wilden Hem gevangen nemen, maar niemand durfde Hem iets te doen. De mannen van de tempelbewaking gingen weer terug naar de leiders van de priesters en de Farizeeërs. Die vroegen hen: "Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?" Ze antwoordden: "Nog nooit heeft iemand zulke bijzondere dingen gezegd als Hij!" De Farizeeërs zeiden tegen hen: "Heeft Hij jullie ook al omgepraat? Jullie leiders en de Farizeeërs geloven toch ook niet dat Hij de Messias is? Alleen de gewone mensen geloven dat, doordat ze de wet van Mozes niet goed kennen. Vervloekt zijn ze!" Nikodemus, die vroeger eens 's nachts naar Jezus was gekomen, zei tegen hen: "Volgens onze wet mag je iemand niet zomaar veroordelen. Eerst moet er goed uitgezocht worden wat er aan de hand is." Ze antwoordden hem: "Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar op in de Boeken: uit Galilea zal geen profeet komen." En ze gingen allemaal naar huis.