Johannes 6:5-15

Johannes 6:5-15 Herziene Statenvertaling (HSV)

Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar Hem toe kwam, zei Hij tegen Filippus: Waar zullen wij broden kopen, opdat deze mensen kunnen eten? Maar dit zei Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist Zelf wat Hij zou gaan doen. Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor hen niet genoeg, zodat ieder van hen een beetje zou kunnen krijgen. Een van Zijn discipelen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei tegen Hem: Hier is een jongetje dat vijf gerstebroden en twee visjes heeft, maar wat betekenen die voor zovelen? En Jezus zei: Laat de mensen gaan zitten. En er was veel gras op die plaats. Dus gingen de mannen zitten, ongeveer vijfduizend in getal. En Jezus nam de broden, en nadat Hij gedankt had, deelde Hij ze uit aan de discipelen, en de discipelen aan hen die daar zaten; op dezelfde manier werden ook de visjes uitgedeeld, zoveel zij wilden. En toen zij verzadigd waren, zei Hij tegen Zijn discipelen: Verzamel de overgebleven stukken, zodat er niets verloren gaat. Zij verzamelden ze nu en vulden twaalf manden met stukken van de vijf gerstebroden die overgebleven waren bij hen die gegeten hadden. Toen de mensen dan het teken dat Jezus gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: Híj is werkelijk de Profeet, Die in de wereld komen zou. Omdat Jezus nu wist dat zij zouden komen en Hem met geweld mee zouden nemen om Hem koning te maken, trok Hij Zich opnieuw terug op de berg, Hij Zelf alleen.

Johannes 6:5-15 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Toen Jezus opkeek, zag Hij dat er een grote groep mensen naar Hem toe kwam. Hij zei tegen Filippus: "Waar kunnen we brood kopen om al deze mensen te eten te geven?" Dat zei Hij om te zien wat Filippus zou zeggen. Want Hij wist Zelf al wat Hij zou gaan doen. Filippus antwoordde Hem: "Zelfs als we voor 200 zilverstukken brood zouden kopen, zou dat nog niet genoeg zijn voor al die mensen. Zelfs niet als iedereen een heel klein beetje kreeg." Eén van zijn leerlingen, Andreas (de broer van Simon Petrus), zei tegen Hem: "Hier is een jongetje dat vijf broden en twee vissen bij zich heeft. Maar dat is natuurlijk lang niet genoeg voor zoveel mensen." Jezus zei: "Zorg dat de mensen gaan zitten." Er was op die plek veel gras. De mannen, ongeveer 5000, gingen dus zitten. Toen nam Jezus de broden, dankte God ervoor en verdeelde ze onder de leerlingen. En de leerlingen verdeelden het brood onder de mensen die daar zaten. Hetzelfde deed Hij met de vissen. En Hij gaf alle mensen zoveel als ze wilden. Toen iedereen genoeg had gegeten, zei Hij tegen zijn leerlingen: "Verzamel de stukken brood die zijn overgebleven, zodat er niets wordt weggegooid." Dat deden ze. Toen iedereen klaar was met eten, vulden ze twaalf manden met de stukken die waren overgebleven van de vijf broden. De mensen zagen wat voor wonder Jezus had gedaan. En ze zeiden tegen elkaar: "Dit moet wel de profeet zijn die naar de aarde zou komen." Jezus wist dat de mensen zouden komen om Hem met geweld koning te maken. Daarom ging Hij weg en klom helemaal alleen de berg op.