Johannes 4:32-34
Johannes 4:32-34 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.
Johannes 4:32-34 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt. De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.
Johannes 4:32-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Hij zeide echter tot hen: Ik heb een spijs te eten, waarvan gij niet weet. De discipelen dan zeiden tot elkander: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen.
Johannes 4:32-34 Het Boek (HTB)
‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?’ vroegen ze elkaar. Jezus antwoordde: ‘Mijn voeding is het doen van de wil van God, die Mij gezonden heeft, en het volbrengen van zijn werk.
Johannes 4:32-34 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar Hij zei: "Nee, Ik heb al iets te eten waar jullie niets van weten." De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Heeft iemand Hem dan al eten gebracht?" Jezus zei: "Het doen van Gods wil is als eten voor Mij. Ik wil doen waarvoor Hij Mij heeft gestuurd.