Johannes 4:27-54
Johannes 4:27-54 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge. Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait. Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil; En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld. En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar Galiléa; Want Jezus heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft. Als Hij dan in Galiléa kwam, ontvingen Hem de Galileërs, gezien hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan. Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galiléa, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaüm. Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judéa in Galiléa kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven. Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven. De koninklijke hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft. Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de mens geloofde het woord, dat Jezus tot hem zeide, en ging heen. En als hij nu afging, kwamen hem zijn dienstknechten tegemoet, en boodschapten, zeggende: Uw kind leeft! Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke het beter met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts. De vader bekende dan, dat het in dezelve ure was, in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde zelf, en zijn gehele huis. Dit tweede teken heeft Jezus wederom gedaan, als Hij uit Judéa in Galiléa gekomen was.
Johannes 4:27-54 Herziene Statenvertaling (HSV)
En op dat moment kwamen Zijn discipelen en zij verwonderden zich dat Hij met een vrouw sprak. Toch zei niemand: Wat zoekt U? of: Wat spreekt U met haar? De vrouw nu liet haar waterkruik staan en ging weg naar de stad en zei tegen de mensen: Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn? Zij dan gingen de stad uit en kwamen naar Hem toe. En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets. Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt. De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng. Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten. En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst. Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst. Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald. En velen van de Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft alles tegen mij gezegd wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen bij Hem gekomen waren, vroegen zij Hem bij hen te blijven, en Hij bleef daar twee dagen. En er kwamen er nog veel meer tot geloof, vanwege Zijn woord, en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Híj werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus. En na die twee dagen vertrok Hij vandaar en ging naar Galilea, want Jezus heeft Zelf getuigd dat een profeet in zijn eigen vaderstad geen eer ontvangt. Toen Hij dan in Galilea kwam, ontvingen de Galileeërs Hem, omdat zij alles gezien hadden wat Hij in Jeruzalem gedaan had op het feest; want ook zijzelf waren naar het feest gegaan. Jezus dan kwam opnieuw te Kana in Galilea, waar Hij van water wijn gemaakt had. En er was een zekere koninklijke hoveling, wiens zoon ziek lag in Kapernaüm. Toen deze hoorde dat Jezus uit Judea in Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe en vroeg Hem te komen en zijn zoon gezond te maken, want hij lag op sterven. Jezus dan zei tegen hem: Als u geen tekenen en wonderen ziet, zult u beslist niet geloven. De koninklijke hoveling zei tegen Hem: Heere, kom voordat mijn kind sterft. Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de man geloofde het woord dat Jezus tegen hem zei, en ging heen. En reeds terwijl hij afdaalde, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en berichtten hem: Uw kind leeft! Hij informeerde dan bij hen naar het uur waarop de beterschap was ingetreden. En zij zeiden tegen hem: Gisteren op het zevende uur is de koorts van hem geweken. De vader dan zag in dat het op dat uur was waarop Jezus tegen hem gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde, hijzelf en zijn hele huis. Dit deed Jezus als nieuw teken, het tweede, toen Hij uit Judea in Galilea gekomen was.
Johannes 4:27-54 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En daarop kwamen zijn discipelen en waren verbaasd, dat Hij met een vrouw in gesprek was, en toch zeide niemand: Wat zoekt Gij, of: Waarom spreekt Gij met haar? De vrouw dan liet haar kruik staan, en ging naar de stad en zeide tot de mensen: Komt mede en ziet een mens, die gezegd heeft alles wat ik gedaan heb: zou deze niet de Christus zijn? Zij gingen de stad uit en kwamen tot Hem. Intussen vroegen zijn discipelen Hem, zeggende: Rabbi, eet. Hij zeide echter tot hen: Ik heb een spijs te eten, waarvan gij niet weet. De discipelen dan zeiden tot elkander: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten. Reeds ontvangt de maaier loon en verzamelt hij vrucht ten eeuwigen leven, opdat de zaaier zich tegelijk met de maaier verblijde. Want hier is de spreuk waarachtig: De een zaait, de ander maait. Ik heb u uitgezonden om datgene te maaien, wat u geen arbeid heeft gekost; anderen hebben gearbeid en gij hebt de vrucht van hun arbeid geplukt. En uit die stad geloofden vele der Samaritanen in Hem om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen tot Hem kwamen, verzochten zij Hem bij hen te blijven; en Hij bleef daar twee dagen. En nog veel meer werden er gelovig om zijn woord, en zij zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk de Heiland der wereld is. En na die twee dagen vertrok Hij vandaar naar Galilea, want Jezus zelf had getuigd, dat een profeet in zijn vaderland niet in ere is. Toen Hij dan in Galilea kwam, ontvingen de Galileeërs Hem, omdat zij gezien hadden, al wat Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had, want zij waren ook zelf naar het feest geweest. Hij kwam dan weder te Kana in Galilea, waar Hij het water tot wijn gemaakt had. En er was te Kafarnaüm een hoveling, wiens zoon ziek was. Toen deze hoorde, dat Jezus uit Judea naar Galilea gekomen was, ging hij tot Hem en verzocht Hem te komen en zijn zoon te genezen; want deze lag op sterven. Jezus zeide dan tot hem: Indien gijlieden geen tekenen en wonderen ziet, zult gij niet geloven. De hoveling zeide tot Hem: Heer, kom af, eer mijn kind sterft. Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft! De man geloofde het woord, dat Jezus tot hem sprak, en ging heen. En reeds terwijl hij afdaalde, kwamen zijn slaven hem tegemoet en zeiden, dat zijn kind leefde. Hij vroeg hun naar het uur, waarop de beterschap was ingetreden; zij zeiden tot hem: Gisteren op het zevende uur werd hij vrij van koorts. De vader dan bemerkte, dat het dat uur was, waarop Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft, en hij werd zelf gelovig en zijn gehele huis. En dit deed Jezus weder als tweede teken, toen Hij uit Judea naar Galilea gekomen was.
Johannes 4:27-54 Het Boek (HTB)
Op dat moment kwamen zijn leerlingen eraan. Zij vonden het vreemd dat Hij met een vrouw sprak, maar geen van hen zei er iets van. De vrouw liet haar kruik bij de put staan en ging de stad in. ‘Kom mee!’ riep zij naar de mensen. ‘Er is daar Iemand die mij wist te vertellen wat ik mijn leven allemaal gedaan heb. Zou Hij de Christus kunnen zijn?’ De mensen liepen de stad uit om Hem te zien. Ondertussen vroegen de leerlingen of Jezus iets wilde eten. ‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?’ vroegen ze elkaar. Jezus antwoordde: ‘Mijn voeding is het doen van de wil van God, die Mij gezonden heeft, en het volbrengen van zijn werk. Zegt men niet dat er pas vier maanden na de zaaitijd geoogst kan worden? Maar kijk eens rond! Overal liggen de velden rijp om te oogsten. De maaier krijgt zijn loon al en haalt de eerste opbrengst voor het eeuwige leven binnen. Nu zijn de zaaier én de maaier blij. Want de een zaait en de ander maait. Ik heb jullie erop uitgestuurd om te maaien wat je niet hebt gezaaid. Anderen hebben het voorbereidende werk gedaan en jullie mogen de oogst binnenhalen.’ Veel mensen uit de Samaritaanse stad geloofden in Jezus. Zij waren overtuigd geraakt omdat de vrouw vertelde dat Hij precies wist wat er in haar leven gebeurd was. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij of Hij bij hen bleef en Hij bleef nog twee dagen. Er gingen nog veel meer mensen in Hem geloven. ‘Wij geloven nu ook in Hem,’ zeiden zij tegen de vrouw, ‘maar niet alleen door wat u ons hebt verteld. We hebben Hem nu zelf gehoord en weten dat Hij werkelijk de Redder van de wereld is.’ Na die twee dagen ging Jezus weer op weg naar Galilea. Hij had gezegd dat een profeet in zijn vaderland niet geëerd wordt. Toch werd Hij in Galilea wel ontvangen, want de mensen die met Pesach, het Joodse Paasfeest, in Jeruzalem waren geweest, hadden zijn wonderen gezien. Op zijn reis door Galilea kwam Hij ook weer in Kana, waar Hij water in wijn had veranderd. Een hoge ambtenaar uit Kafarnaüm hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen en ging meteen naar Hem toe. Zijn zoon was doodziek en hij vroeg Jezus mee te gaan om de jongen te genezen. ‘U zult nooit in Mij geloven als u geen duidelijke bewijzen en wonderen ziet,’ zei Jezus tegen hem. Maar de man bleef aandringen: ‘Here, kom toch mee! Anders sterft mijn kind nog!’ ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus. ‘Uw zoon blijft leven.’ De man geloofde Hem en ging op weg naar huis. Zijn bedienden kwamen hem tegemoet. ‘Uw zoon is genezen!’ vertelden zij hem. Hij vroeg hun wanneer de jongen genezen was. ‘Gistermiddag om één uur was de koorts ineens weg,’ antwoordden zij. De vader besefte dat het precies het moment was waarop Jezus had gezegd: ‘Uw zoon blijft leven.’ Hij en al zijn huisgenoten kwamen tot het geloof dat Jezus inderdaad de Christus was. Dit was het tweede wonder dat Jezus deed toen Hij uit Judea naar Galilea was gekomen.
Johannes 4:27-54 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Op dat moment kwamen de leerlingen terug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw aan het praten was. Toch zeiden ze er geen van allen iets van. De vrouw liet haar waterkruik staan, ging naar de stad en zei tegen iedereen: "Kom mee. Ik wil jullie iemand laten zien die mij precies wist te vertellen wat ik allemaal heb gedaan. Hij móet wel de Messias zijn." En iedereen kwam de stad uit, naar Hem toe. Intussen zeiden zijn leerlingen tegen Hem: "Meester, eet iets." Maar Hij zei: "Nee, Ik heb al iets te eten waar jullie niets van weten." De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Heeft iemand Hem dan al eten gebracht?" Jezus zei: "Het doen van Gods wil is als eten voor Mij. Ik wil doen waarvoor Hij Mij heeft gestuurd. Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voor je kan oogsten? Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het graan op de velden al rijp is en geoogst kan worden. De maaier krijgt alvast zijn loon en hij haalt de oogst binnen voor het eeuwige leven. Zo kan de zaaier tegelijk met de maaier blij zijn over de oogst. Want het spreekwoord klopt: 'De één zaait, de ander maait.' Ik heb jullie gestuurd om een oogst binnen te halen waar jullie helemaal niets voor hebben gedaan. Anderen hebben vóór jullie gezaaid en bewerkt. Nu kunnen júllie oogsten waarvoor zíj hebben gewerkt." Veel Samaritanen uit die stad gingen in Hem geloven. Dat kwam doordat de vrouw tegen hen had gezegd dat Hij alles wist wat ze had gedaan. Ze vroegen Hem om bij hen te blijven. Daarom bleef Hij daar twee dagen. Nog veel meer mensen gingen in Hem geloven. Nu door de dingen die ze zelf van Hem hoorden. En ze zeiden tegen de vrouw: "We geloven Hem nu niet alleen maar om wat jij hebt gezegd. We hebben Hem nu ook zelf gehoord. En weten zeker dat Hij de Messias is, de Redder van de mensen." Na die twee dagen vertrok Hij weer naar Galilea. Jezus had eerder Zelf gezegd dat er niet naar een profeet wordt geluisterd in de streek waar hij vandaan komt. Maar toen Hij in Galilea kwam, luisterden de Galileërs wel naar Hem. Dat kwam omdat ze hadden gezien wat Hij in Jeruzalem op het Paasfeest had gedaan. Ze waren namelijk zelf ook naar het Paasfeest geweest. Jezus ging in Galilea ook weer naar Kana. Daar had Hij water in wijn veranderd. In Kapernaüm in Galilea woonde een hofdienaar van de koning. Zijn zoontje was ziek. Toen de man hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe. Hij smeekte Hem om met hem mee te komen om zijn zoontje te genezen, omdat het kind anders zou sterven. Jezus zei tegen hem: "Jullie willen Mij alleen maar geloven als jullie wonderen zien!" De man zei tegen Hem: "Heer, kom nu alstublieft gauw mee, voordat mijn kind sterft!" Jezus zei tegen hem: "Ga naar huis. Je zoon leeft!" De man geloofde wat Jezus zei en ging naar huis. Toen hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en vertelden hem dat het goed was met zijn kind. Hij vroeg hoe laat zijn zoon was begonnen op te knappen. Ze antwoordden: "Gistermiddag om één uur verdween de koorts." Dat was precies het moment dat Jezus gezegd had: 'Je zoon leeft.' En hij en iedereen die in zijn huis woonde, geloofden in Jezus. Dit was het tweede wonder dat Jezus in Galilea deed toen Hij uit Judea was teruggekomen.