Johannes 4:21-42

Johannes 4:21-42 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek. En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge. Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait. Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil; En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Johannes 4:21-42 Het Boek (HTB)

Jezus antwoordde: ‘Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten wie wij aanbidden, wij kennen God, want de Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Maar er komt een tijd, en die is er nu al, dat iedereen die de Vader echt wil aanbidden, dat overal kan doen, door de Geest die Waarheid schenkt. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is.’ De vrouw zei: ‘Ik weet dat de Messias komt,’ Messias betekent namelijk Christus, ‘Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen.’ Jezus antwoordde haar: ‘Ik ben de Christus.’ Op dat moment kwamen zijn leerlingen eraan. Zij vonden het vreemd dat Hij met een vrouw sprak, maar geen van hen zei er iets van. De vrouw liet haar kruik bij de put staan en ging de stad in. ‘Kom mee!’ riep zij naar de mensen. ‘Er is daar Iemand die mij wist te vertellen wat ik mijn leven allemaal gedaan heb. Zou Hij de Christus kunnen zijn?’ De mensen liepen de stad uit om Hem te zien. Ondertussen vroegen de leerlingen of Jezus iets wilde eten. ‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?’ vroegen ze elkaar. Jezus antwoordde: ‘Mijn voeding is het doen van de wil van God, die Mij gezonden heeft, en het volbrengen van zijn werk. Zegt men niet dat er pas vier maanden na de zaaitijd geoogst kan worden? Maar kijk eens rond! Overal liggen de velden rijp om te oogsten. De maaier krijgt zijn loon al en haalt de eerste opbrengst voor het eeuwige leven binnen. Nu zijn de zaaier én de maaier blij. Want de een zaait en de ander maait. Ik heb jullie erop uitgestuurd om te maaien wat je niet hebt gezaaid. Anderen hebben het voorbereidende werk gedaan en jullie mogen de oogst binnenhalen.’ Veel mensen uit de Samaritaanse stad geloofden in Jezus. Zij waren overtuigd geraakt omdat de vrouw vertelde dat Hij precies wist wat er in haar leven gebeurd was. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij of Hij bij hen bleef en Hij bleef nog twee dagen. Er gingen nog veel meer mensen in Hem geloven. ‘Wij geloven nu ook in Hem,’ zeiden zij tegen de vrouw, ‘maar niet alleen door wat u ons hebt verteld. We hebben Hem nu zelf gehoord en weten dat Hij werkelijk de Redder van de wereld is.’

Johannes 4:21-42 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek. En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge. Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait. Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil; En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wijzelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Johannes 4:21-42 Herziene Statenvertaling (HSV)

Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden. Maar de tijd komt en is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die met u spreekt. En op dat moment kwamen Zijn discipelen en zij verwonderden zich dat Hij met een vrouw sprak. Toch zei niemand: Wat zoekt U? of: Wat spreekt U met haar? De vrouw nu liet haar waterkruik staan en ging weg naar de stad en zei tegen de mensen: Kom, zie Iemand Die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; zou Híj niet de Christus zijn? Zij dan gingen de stad uit en kwamen naar Hem toe. En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets. Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt. De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng. Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten. En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst. Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst. Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald. En velen van de Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord van de vrouw, die getuigde: Hij heeft alles tegen mij gezegd wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen bij Hem gekomen waren, vroegen zij Hem bij hen te blijven, en Hij bleef daar twee dagen. En er kwamen er nog veel meer tot geloof, vanwege Zijn woord, en zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Híj werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.

Johannes 4:21-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer die komt, zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik, die met u spreek, ben het. En daarop kwamen zijn discipelen en waren verbaasd, dat Hij met een vrouw in gesprek was, en toch zeide niemand: Wat zoekt Gij, of: Waarom spreekt Gij met haar? De vrouw dan liet haar kruik staan, en ging naar de stad en zeide tot de mensen: Komt mede en ziet een mens, die gezegd heeft alles wat ik gedaan heb: zou deze niet de Christus zijn? Zij gingen de stad uit en kwamen tot Hem. Intussen vroegen zijn discipelen Hem, zeggende: Rabbi, eet. Hij zeide echter tot hen: Ik heb een spijs te eten, waarvan gij niet weet. De discipelen dan zeiden tot elkander: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen. Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten. Reeds ontvangt de maaier loon en verzamelt hij vrucht ten eeuwigen leven, opdat de zaaier zich tegelijk met de maaier verblijde. Want hier is de spreuk waarachtig: De een zaait, de ander maait. Ik heb u uitgezonden om datgene te maaien, wat u geen arbeid heeft gekost; anderen hebben gearbeid en gij hebt de vrucht van hun arbeid geplukt. En uit die stad geloofden vele der Samaritanen in Hem om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen tot Hem kwamen, verzochten zij Hem bij hen te blijven; en Hij bleef daar twee dagen. En nog veel meer werden er gelovig om zijn woord, en zij zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk de Heiland der wereld is.

Johannes 4:21-42 Het Boek (HTB)

Jezus antwoordde: ‘Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten wie wij aanbidden, wij kennen God, want de Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Maar er komt een tijd, en die is er nu al, dat iedereen die de Vader echt wil aanbidden, dat overal kan doen, door de Geest die Waarheid schenkt. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is.’ De vrouw zei: ‘Ik weet dat de Messias komt,’ Messias betekent namelijk Christus, ‘Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen.’ Jezus antwoordde haar: ‘Ik ben de Christus.’ Op dat moment kwamen zijn leerlingen eraan. Zij vonden het vreemd dat Hij met een vrouw sprak, maar geen van hen zei er iets van. De vrouw liet haar kruik bij de put staan en ging de stad in. ‘Kom mee!’ riep zij naar de mensen. ‘Er is daar Iemand die mij wist te vertellen wat ik mijn leven allemaal gedaan heb. Zou Hij de Christus kunnen zijn?’ De mensen liepen de stad uit om Hem te zien. Ondertussen vroegen de leerlingen of Jezus iets wilde eten. ‘Nee,’ zei Hij. ‘Ik heb iets te eten dat jullie niet kennen.’ ‘Zou iemand Hem iets te eten hebben gebracht?’ vroegen ze elkaar. Jezus antwoordde: ‘Mijn voeding is het doen van de wil van God, die Mij gezonden heeft, en het volbrengen van zijn werk. Zegt men niet dat er pas vier maanden na de zaaitijd geoogst kan worden? Maar kijk eens rond! Overal liggen de velden rijp om te oogsten. De maaier krijgt zijn loon al en haalt de eerste opbrengst voor het eeuwige leven binnen. Nu zijn de zaaier én de maaier blij. Want de een zaait en de ander maait. Ik heb jullie erop uitgestuurd om te maaien wat je niet hebt gezaaid. Anderen hebben het voorbereidende werk gedaan en jullie mogen de oogst binnenhalen.’ Veel mensen uit de Samaritaanse stad geloofden in Jezus. Zij waren overtuigd geraakt omdat de vrouw vertelde dat Hij precies wist wat er in haar leven gebeurd was. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij of Hij bij hen bleef en Hij bleef nog twee dagen. Er gingen nog veel meer mensen in Hem geloven. ‘Wij geloven nu ook in Hem,’ zeiden zij tegen de vrouw, ‘maar niet alleen door wat u ons hebt verteld. We hebben Hem nu zelf gehoord en weten dat Hij werkelijk de Redder van de wereld is.’

Johannes 4:21-42 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Jezus zei: "Geloof Mij, vrouw, er komt een dag dat de mensen niet meer hier op de berg of in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie[ , de Samaritanen, ] aanbidden God zonder Hem echt te kennen. Maar wij [ Joden ] weten Wie we aanbidden, want wij kennen God. Want de Redder van de mensen komt uit het Joodse volk. Nu is de tijd begonnen dat echte aanbidders de Vader zullen aanbidden met hun geest en vol van waarheid. Want dat is het soort aanbidders waar de Vader naar verlangt. God is een geest. Als je Hem wil aanbidden, moet je Hem aanbidden met je geest en vol van waarheid." De vrouw zei tegen Hem: "Ik weet dat op een dag de Messias komt. (Hij wordt ook wel de Christus genoemd.) Als Hij er eenmaal is, zal Hij ons alles vertellen en uitleggen." Jezus antwoordde: "IK BEN dat, Ik die nu met jou praat." Op dat moment kwamen de leerlingen terug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw aan het praten was. Toch zeiden ze er geen van allen iets van. De vrouw liet haar waterkruik staan, ging naar de stad en zei tegen iedereen: "Kom mee. Ik wil jullie iemand laten zien die mij precies wist te vertellen wat ik allemaal heb gedaan. Hij móet wel de Messias zijn." En iedereen kwam de stad uit, naar Hem toe. Intussen zeiden zijn leerlingen tegen Hem: "Meester, eet iets." Maar Hij zei: "Nee, Ik heb al iets te eten waar jullie niets van weten." De leerlingen zeiden tegen elkaar: "Heeft iemand Hem dan al eten gebracht?" Jezus zei: "Het doen van Gods wil is als eten voor Mij. Ik wil doen waarvoor Hij Mij heeft gestuurd. Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voor je kan oogsten? Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het graan op de velden al rijp is en geoogst kan worden. De maaier krijgt alvast zijn loon en hij haalt de oogst binnen voor het eeuwige leven. Zo kan de zaaier tegelijk met de maaier blij zijn over de oogst. Want het spreekwoord klopt: 'De één zaait, de ander maait.' Ik heb jullie gestuurd om een oogst binnen te halen waar jullie helemaal niets voor hebben gedaan. Anderen hebben vóór jullie gezaaid en bewerkt. Nu kunnen júllie oogsten waarvoor zíj hebben gewerkt." Veel Samaritanen uit die stad gingen in Hem geloven. Dat kwam doordat de vrouw tegen hen had gezegd dat Hij alles wist wat ze had gedaan. Ze vroegen Hem om bij hen te blijven. Daarom bleef Hij daar twee dagen. Nog veel meer mensen gingen in Hem geloven. Nu door de dingen die ze zelf van Hem hoorden. En ze zeiden tegen de vrouw: "We geloven Hem nu niet alleen maar om wat jij hebt gezegd. We hebben Hem nu ook zelf gehoord. En weten zeker dat Hij de Messias is, de Redder van de mensen."