Johannes 12:37-43
Johannes 12:37-43 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet; Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard? Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze. Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag, en van Hem sprak. Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeën wil beleden zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden. Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.
Johannes 12:37-43 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem; opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak. En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden. Want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God.
Johannes 12:37-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En hoewel Hij zovele tekenen voor hun ogen gedaan had, geloofden zij niet in Hem, opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd, dat hij sprak: Here, wie heeft geloofd, wat hij van ons hoorde? En aan wie is de arm des Heren geopenbaard? Hierom konden zij niet geloven, omdat Jesaja elders gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze. Dit zeide Jesaja, omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeën kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.
Johannes 12:37-43 Het Boek (HTB)
Ondanks de vele wonderen die Hij voor hun ogen had gedaan, geloofden de meeste mensen niet dat Hij de Christus was. Op hen waren de woorden van de profeet Jesaja van toepassing: ‘Here, wie heeft geloofd wat wij vertelden? Aan wie heeft U uw macht geopenbaard?’ Jesaja heeft geschreven dat zij niet konden geloven. ‘God heeft hun ogen blind en hun hart ongevoelig gemaakt. Hij wilde niet dat zij inzicht en begrip zouden krijgen. Anders zouden zij naar Hem terugkeren en Hij hen genezen.’ Jesaja schreef hier over Jezus, want hij had zijn schitterende heerlijkheid gezien. Toch waren er heel wat vooraanstaande Joden die wel geloofden dat Jezus de Christus was. Maar zij durfden er niet voor uit te komen, omdat zij bang waren dat de Farizeeën hen uit de synagoge zouden verjagen. Zij vonden het belangrijker wat de mensen van hen zeiden, dan wat God van hen dacht.
Johannes 12:37-43 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De mensen hadden met eigen ogen Jezus heel veel wonderen zien doen. Maar toch geloofden ze niet in Hem. Zo werd werkelijkheid wat de profeet Jesaja van tevoren had gezegd: 'Heer, wie gelooft wat hij van mij heeft gehoord? En wie heeft werkelijk begrepen hoe machtig de Heer is?' Ze konden niet geloven, omdat Jesaja ergens anders had gezegd: 'Ik heb hun ogen blind gemaakt en hun hart koppig gemaakt. Zo kunnen hun ogen het niet zien en kan hun hart het niet begrijpen. Daardoor zullen ze niet bij Mij terugkomen en zal Ik hen niet genezen.' Dit had Jesaja gezegd omdat hij tóen al had gezien hoe goed en machtig God is. Hij sprak toen over Jezus. Toch waren er ook veel mensen die wél in Hem geloofden. Zelfs veel van de leiders. Maar ze durfden dat niet te laten merken, omdat ze bang waren voor de Farizeeërs. Ze waren bang dat die hen dan zouden verbieden om nog in de synagoge te komen. Want ze vonden het belangrijker wat de mensen van hen dachten, dan wat God van hen dacht.