Johannes 11:1-17
Johannes 11:1-17 Het Boek (HTB)
Lazarus uit Bethanië, de broer van Maria en Martha, was ziek. Maria was de vrouw die kostbare parfumolie over de voeten van Jezus uitgegoten en met haar haren afgedroogd had. De twee zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Here, uw vriend Lazarus is ziek.’ Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: ‘Hij zal niet sterven. Deze ziekte is tot eer van God. Hierdoor zal de Zoon zijn grootheid en macht bewijzen.’ Jezus hield veel van Martha, Maria en Lazarus. Toch maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan. Pas twee dagen later zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, wij gaan terug naar Judea.’ De leerlingen protesteerden: ‘Kort geleden probeerden de Joden daar U te stenigen, Meester. En nu wilt U er weer naar toe?’ Jezus antwoordde: ‘Een dag heeft toch twaalf uur. Als u overdag loopt, struikelt u niet, omdat het overal licht is. Maar wie ʼs nachts loopt, struikelt omdat het donker is.’ Even later zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga hem wakker maken.’ ‘De slaap zal hem goed doen, dan wordt hij vlug beter,’ zeiden de leerlingen. Zij dachten dat Jezus had gezegd dat Lazarus lag te slapen. Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was. Daarom zei Hij ronduit: ‘Lazarus is gestorven. Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Kom, we gaan naar hem toe.’ Thomas, die ook wel Didymus werd genoemd, zei tegen de andere leerlingen: ‘Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.’ Toen Jezus in Bethanië aankwam, bleek Lazarus al vier dagen daarvoor begraven te zijn.
Johannes 11:1-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus, van Bethanië, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha. (Maria nu was degene, die den Heere gezalfd heeft met zalf, en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus krank was.) Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank. En Jezus, dat horende, zeide: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods; opdat de Zone Gods door dezelve verheerlijkt worde. Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was. Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judéa gaan. De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden hebben U nu onlangs gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien iemand in den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet; Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is. Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken. Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden. Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps. Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven. En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan. Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. Jezus dan, gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf geweest was.
Johannes 11:1-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
En er was iemand ziek, Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha. Maria nu was het die de Heere gezalfd heeft met mirre en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; haar broer Lazarus was ziek. Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek. En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt. Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan gehoord had dat hij ziek was, bleef Hij nog twee dagen in de plaats waar Hij was. Daarna zei Hij tegen de discipelen: Laten wij weer naar Judea gaan. De discipelen zeiden tegen Hem: Rabbi, de Joden hebben U onlangs nog geprobeerd te stenigen, en gaat U daar weer heen? Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet, maar als iemand 's nachts loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet bij hem is. Dit sprak Hij, en daarna zei Hij tegen hen: Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken. Zijn discipelen dan zeiden: Heere, als hij slaapt, zal hij gezond worden. Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de natuurlijke slaap sprak. Toen zei Jezus dan openlijk tegen hen: Lazarus is gestorven. En Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan. Thomas dan, die Didymus genoemd werd, zei tegen zijn medediscipelen: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven. Toen Jezus dan gekomen was, bleek dat hij al vier dagen in het graf lag.
Johannes 11:1-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Er was iemand ziek, Lazarus van Betanië, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te stenigen en gaat Gij weder daarheen? Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld kan zien; maar wanneer iemand bij nacht loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is. Zo sprak Hij en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken. De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen. Doch Jezus had het bedoeld van zijn dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde. Toen zeide Jezus ronduit tot hen: Lazarus is gestorven, en het verblijdt Mij om u, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij tot geloof komt; maar laten wij tot hem gaan. Tomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laten wij ook gaan om met Hem te sterven. Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag.
Johannes 11:1-17 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
In Betanië woonde een man die Lazarus heette. Hij woonde daar met zijn zussen Maria en Marta. Lazarus was ziek. (Maria was de vrouw die later Jezus' voeten met parfum zalfde en met haar haren afdroogde.) De zussen lieten Jezus waarschuwen: "Heer, uw vriend Lazarus is ziek." Toen Jezus dat hoorde, zei Hij: "Deze ziekte zal niet dodelijk aflopen. Maar door deze ziekte zal [ straks ] te zien zijn hoe goed en machtig God is. De Zoon van God zal hierdoor laten zien hoe machtig Hij is." Jezus hield veel van Marta, Maria en Lazarus. Toen Hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef Hij eerst nog twee dagen in de plaats waar Hij op dat moment was. Daarna zei Hij tegen zijn leerlingen: "We gaan weer naar Judea." De leerlingen zeiden tegen Hem: "Meester, laatst probeerden de Joodse leiders U daar te doden. En nu wilt U daar weer heen gaan?" Jezus antwoordde: "Een dag duurt toch twaalf uur? Als je overdag loopt, kun je zien waar je loopt. Je struikelt niet, doordat je in het daglicht loopt. Maar als je 's nachts loopt, struikel je, omdat je zelf geen licht in je hebt." Daarna zei Hij: "Onze vriend Lazarus slaapt. Maar Ik ga naar hem toe om hem weer wakker te maken." De leerlingen antwoordden Hem: "Heer, als hij slaapt, wordt hij weer beter." Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was. Maar zijn leerlingen dachten dat Jezus bedoelde dat Lazarus gewoon sliep. Toen zei Jezus het duidelijk tegen hen: "Lazarus is gestorven. En Ik ben blij voor jullie dat Ik daar niet was. Want nu zullen jullie werkelijk in Mij geloven. Kom, we gaan naar hem toe." Tomas, die ook wel Didymus [ (= 'tweeling') ] werd genoemd, zei tegen de andere leerlingen: "Kom, we gaan met Hem mee om samen met Hem te worden gedood." Toen Jezus aankwam, hoorde Hij dat Lazarus al vier dagen in het graf lag.