Johannes 1:35-51

Johannes 1:35-51 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods! En die twee discipelen hoorden hem dat spreken, en zij volgden Jezus. En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi! (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure. Andréas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus. En hij leidde hem tot Jezus. En Jezus, hem aanziende, zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt Petrus. Des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galiléa, en vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij. Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andréas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van Welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth. En Nathanaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. Jezus zag Nathanaël tot Zich komen, en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is. Nathanaël zeide tot Hem: Van waar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer u Filippus riep, daar gij onder den vijgenboom waart, zag Ik u. Nathanaël antwoordde en zeide tot Hem: Rabbi! Gij zijt de Zone Gods, Gij zijt de Koning Israëls. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder den vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan deze.

Johannes 1:35-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods! En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus. Maar Jezus keerde Zich om en zag, dat zij Hem volgden, en Hij zeide tot hen: Wat zoekt gij? Zij zeiden tot Hem: Rabbi – wat, vertaald, wil zeggen: Meester –, waar houdt Gij verblijf? Hij sprak tot hen: Komt en gij zult het zien. Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem; het was omstreeks het tiende uur. Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren; deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus. Hij leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Johannes, gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus. De volgende dag wilde Hij naar Galilea vertrekken en Hij vond Filippus. En Jezus zeide tot hem: Volg Mij. Filippus nu was uit Betsaïda, de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Natanaël en zeide tot hem: Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret. En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazaret iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! Natanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom. Natanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël! Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze.

Johannes 1:35-51 Herziene Statenvertaling (HSV)

De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. En toen hij Jezus zag lopen, zei hij: Zie, het Lam van God! En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en zij volgden Jezus. En toen Jezus Zich omkeerde en zag dat zij volgden, zei Hij tegen hen: Wat zoekt u? En zij zeiden tegen Hem: Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont U? Hij zei tegen hen: Kom en zie! Zij kwamen en zagen waar Hij woonde en bleven die dag bij Hem. En het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond als eerste zijn eigen broer Simon en zei tegen hem: Wij hebben de Messias gevonden, wat vertaald wordt als de Christus. En hij leidde hem tot Jezus. Jezus keek hem aan en zei: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden, wat vertaald wordt met Petrus. De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tegen hem: Volg Mij. Filippus nu kwam uit Bethsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth. En Nathanaël zei tegen hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie. Jezus zag Nathanaël naar Zich toe komen en zei over hem: Zie, werkelijk een Israëliet in wie geen bedrog is. Nathanaël zei tegen Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u. Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël. Jezus antwoordde en zei tegen hem: Omdat Ik tegen u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft u. U zult grotere dingen zien dan deze.

Johannes 1:35-51 Het Boek (HTB)

De volgende dag was Johannes op dezelfde plaats met twee van zijn leerlingen. Hij zag Jezus voorbijgaan en zei: ‘Kijk, Hij is het Lam van God!’ Toen zijn twee leerlingen dat hoorden, gingen zij Jezus achterna. Jezus merkte dat zij Hem volgden. Hij keerde Zich om en vroeg: ‘Wat willen jullie?’ Zij vroegen: ‘Rabbi, waar woont U?’ Rabbi betekent leermeester. ‘Kom maar kijken,’ zei Hij. Dus gingen zij met Hem mee, zagen waar Hij woonde en bleven de rest van de dag bij Hem. Dit gebeurde rond vier uur ʼs middags. Een van deze twee mannen was Andreas, de broer van Simon Petrus. Hij ontmoette zijn broer Simon en zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden.’ Messias betekent Christus, Gezalfde. En hij bracht Simon bij Jezus. Jezus keek Simon aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Jij krijgt een andere naam, Ik noem je voortaan Kefas.’ Kefas betekent Petrus, rots. De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Onderweg ontmoette Hij Filippus. ‘Kom,’ zei Hij, ‘ga met Mij mee.’ Filippus kwam, net als Andreas en Petrus, uit Betsaïda. Filippus ging naar Natanaël en zei tegen hem: ‘Wij hebben degene gevonden over wie Mozes en de profeten hebben geschreven. Hij heet Jezus en is de zoon van een zekere Jozef uit Nazareth.’ ‘Uit Nazareth? Kan daar iets goeds vandaan komen?’ zei Natanaël. ‘Kom maar mee,’ antwoordde Filippus, ‘dan kun je Hem zien.’ Toen Jezus Natanaël zag aankomen, zei Hij: ‘Kijk, een eerlijke, oprechte man, een echte Israëliet!’ ‘Kent U mij dan?’ vroeg Natanaël verbaasd. Jezus antwoordde: ‘Voordat Filippus je vroeg mee te gaan, zag Ik je al onder de vijgeboom zitten.’ ‘Meester,’ zei Natanaël, ‘U bent de Zoon van God! De koning van Israël!’ Jezus antwoordde: ‘Dat geloof je omdat Ik zei dat Ik je onder de vijgeboom zag zitten? Je zult nog grotere daden zien! Werkelijk, jullie zullen zelfs de hemel open zien en de engelen van God die heen en weer gaan tussen God en Mij, de Mensenzoon.’

Johannes 1:35-51 BasisBijbel (BB)

De volgende dag stond Johannes daar weer, met twee van zijn leerlingen. Toen hij Jezus zag lopen, zei hij: "Kijk, daar gaat het Offerlam van God." De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus draaide Zich om en zag dat de twee mannen Hem volgden. Hij vroeg hen: "Wat zoeken jullie?" Ze zeiden tegen Hem: "Meester, waar woont U?" Hij zei tegen hen: "Kom mee, dan kunnen jullie het zien." Ze gingen mee en zagen waar Hij woonde. De rest van de dag bleven ze bij Hem. Het was toen ongeveer vier uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van hen. Hij zocht zijn broer Simon op en zei tegen hem: "We hebben de Messias gevonden!" 'Messias' wordt vertaald met 'Christus'. En hij bracht hem naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Jona. Ik ga jou voortaan Cefas noemen." Vertaald is dat: Petrus. De volgende dag wilde Jezus naar Galilea vertrekken. Maar eerst zocht Hij Filippus op. Jezus zei tegen hem: "Volg Mij." Filippus woonde in Betsaïda, de stad waar ook Andreas en Petrus woonden. Filippus ging naar Natanaël en zei tegen hem: "We hebben de Man gevonden over wie Mozes en de profeten hebben geschreven! Hij heet Jezus en Hij is de zoon van Jozef uit Nazaret!" Maar Natanaël zei: "Kan er uit Nazaret dan iets goeds komen?" Filippus antwoordde hem: "Kom zelf maar kijken." Toen Jezus Natanaël zag komen, zei Hij tegen hem: "Kijk, dit is nou een echte Israëliet: een werkelijk eerlijk en oprecht man." Natanaël zei: "Waar kent U mij van?" Jezus antwoordde: "Nog voordat Filippus je haalde, zag Ik je al onder je vijgenboom zitten." Toen antwoordde hij Hem: "Meester, U bent de Zoon van God! U bent de Koning van Israël!" Maar Jezus zei tegen hem: "Geloof je dat, omdat Ik tegen je zei dat Ik je onder je vijgenboom zag zitten? Je zal nog veel geweldiger dingen zien! Luister goed! Ik zeg jullie dat jullie vanaf vandaag de hemel zullen zien openstaan en dat jullie de engelen van God zullen zien opstijgen en neerdalen tussen God en de Mensenzoon."

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid