Jeremia 33:1-9
Jeremia 33:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen kwam het woord des HEREN ten tweeden male tot Jeremia, terwijl hij nog in de gevangenhof opgesloten was: Zo zegt de HERE, die dat doet, de HERE, die dat formeert, om het in vervulling te doen gaan, wiens naam HERE is: Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en u grote, ondoorgrondelijke dingen verkondigen, waarvan gij niet weet. Want, zo zegt de HERE, de God van Israël, aangaande de huizen dezer stad en de huizen van de koningen van Juda, die afgebroken zijn voor de wallen en voor het zwaard; men komt om de Chaldeeën te bestrijden, om ze te vullen met de lijken der mensen die Ik in mijn toorn en mijn gramschap verslagen heb, en om al wier boosheid Ik mijn aangezicht voor deze stad verborgen heb: Zie, Ik zal haar genezing schenken en herstel, Ik zal hen genezen en hun een schat van bestendige vrede ontsluiten; ja, Ik zal een keer brengen in het lot van Juda en Israël en hen opbouwen als weleer; Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben en van Mij afvallig geworden zijn. Dan zal zij Mij tot een blijde naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe.
Jeremia 33:1-9 Het Boek (HTB)
Jeremia zat nog steeds gevangen, toen de HERE hem daar deze tweede boodschap stuurde: ‘De HERE, die de schepper van hemel en aarde is en wiens naam HERE is, zegt: “Vraag Mij en Ik zal u enkele wonderlijke geheimen vertellen. Want ook al is het paleis van de koning en huizen in de stad gesloopt voor materiaal om de muren te versterken tegen de aanvallen van de vijand, toch zullen de Babyloniërs binnenkomen. Alle huizen van deze stad zullen vol liggen met de lijken van de mannen van wie ik besloten heb hen in mijn vreselijke toorn te vernietigen. Ik heb Mij afgekeerd van deze stad om haar goddeloosheid en zal geen medelijden tonen als zij om hulp schreeuwt. Maar toch komt er een tijd dat Ik de schade die aan Jeruzalem is toegebracht, zal herstellen en haar weer welvaart en vrede zal geven. Ik zal de steden van Juda en Israël weer opbouwen, de mensen weer terugbrengen en hun bezittingen herstellen. Ik zal hen reinigen van alles wat zij tegen Mij hebben misdaan en al hun zonden vergeven. Dan zal deze stad Mij de eer geven. Zij zal Mij vreugde geven en lofprijzing die alle volken op aarde kunnen horen! De volken van de wereld zullen het goede zien dat Ik voor mijn volk doe en zij zullen beven van angst en verbazing!”
Jeremia 33:1-9 BasisBijbel (BB)
De Heer sprak een tweede keer tegen mij in de tijd dat ik in de gevangenis op de binnenplaats van het paleis zat. De Heer zei: "Dit zegt de Heer: Ik ga dit allemaal doen. Ik doe alles wat Ik heb gezegd. Ik ben de Heer. Als je Mij om hulp roept, zal Ik je antwoorden. Ik zal je grote en geweldige dingen laten zien, waarvan je nu nog niets weet. Want dit zegt de Heer, de God van Israël: De huizen van deze stad en de paleizen van de koningen van Juda worden afgebroken. De stenen worden gebruikt in de strijd tegen de Babyloniërs. Er zijn wel mannen naar de stad gekomen om die tegen de Babyloniërs te verdedigen, maar het zal niets helpen. De stad zal vol liggen met hun lijken. Ik heb hen in mijn woede laten doden. Want de mensen doen zulke vreselijke dingen, dat Ik niets meer met deze stad te maken wil hebben. Maar Ik zal deze stad herstellen. Ik zal de mensen herstellen. Ik zal hun grote vrede en waarheid geven. Ik zal een einde maken aan de gevangenschap van Juda en Israël. Ik zal weer goed voor hen zijn. Ik zal hun volk weer net zo groot maken als vroeger. Ik zal hen schoonwassen van alles wat ze verkeerd gedaan hebben, alles waarin ze Mij ongehoorzaam zijn geweest. Ik zal hun vergeven dat ze niet naar Mij hebben willen luisteren. Dan zal het een volk worden waar Ik blij mee ben. Een volk dat door alle andere volken geprezen zal worden. Want alle volken zullen horen over de goede dingen die Ik voor mijn volk doe. Ze zullen zich erover verbazen. En ze zullen vol ontzag zijn over alle goeds en alle vrede die Ik aan mijn volk geef.
Jeremia 33:1-9 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jeremia, toen hij nog opgesloten zat op het binnenplein van de wacht: Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die het vormt om het te bevestigen – HEERE is Zijn Naam: Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, Ik zal u grote en onbegrijpelijke dingen bekendmaken, die u niet weet. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël, van de huizen van deze stad en van de huizen van de koningen van Juda die zijn afgebroken voor de belegeringsdammen en voor het zwaard, waar ze zijn gekomen om te strijden tegen de Chaldeeën: Het is om ze te vullen met de dode lichamen van mensen die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid, en omdat Ik Mijn aangezicht voor deze stad verborgen heb om al hun kwaad. Zie, Ik ga haar herstel en genezing bevorderen, Ik zal hen genezen: een overvloed van duurzame vrede zal Ik hun bekendmaken. Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Juda en in de gevangenschap van Israël, en hen opbouwen als vroeger. Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden vergeven, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen. Het zal voor Mij worden tot een vreugdevolle naam, tot roem en tot luister bij alle heidenvolken van de aarde, die al het goede zullen horen dat Ik hun doe. Zij zullen beangst zijn en sidderen vanwege al het goede en vanwege al de vrede die Ik het verschaf.