Jeremia 3:14-18
Jeremia 3:14-18 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion. En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand. En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart. In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israël; en zij zullen te zamen komen uit het land van het noorden, in het land, dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.
Jeremia 3:14-18 Herziene Statenvertaling (HSV)
Keer terug, afkerige kinderen, spreekt de HEERE, want Ík heb u getrouwd. Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en Ik zal u naar Sion brengen. Ik zal u herders geven naar Mijn hart, die u zullen weiden met kennis en verstand. En het zal gebeuren in die dagen, wanneer u zich vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land, spreekt de HEERE, dan zal men niet meer zeggen: de ark van het verbond van de HEERE. Zij zal niet meer in het hart opkomen. Men zal er niet meer aan denken en niet meer naar haar omzien. Zij zal niet opnieuw gemaakt worden. In die tijd zal men Jeruzalem de Troon van de HEERE noemen. Alle heidenvolken zullen er samenstromen, tot de Naam van de HEERE, tot Jeruzalem. Zij zullen niet meer hun verharde, boosaardige hart achternagaan. In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan. Tezamen zullen zij komen uit het land in het noorden naar het land dat Ik uw vaderen in erfelijk bezit heb gegeven.
Jeremia 3:14-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des HEREN, want Ik ben heer over u; Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en u brengen te Sion, en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord des HEREN, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des HEREN; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des HEREN, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des HEREN te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart. In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb.
Jeremia 3:14-18 Het Boek (HTB)
O zondige kinderen, kom tot inkeer, want Ik ben uw meester en zal u terugbrengen naar het land Israël, één uit elke stad en twee uit elk geslacht, waar u ook bent. Ik zal u leiders naar mijn hart geven, die u zullen leiden met kennis en verstand. Dan, als uw land opnieuw bevolkt is,’ zegt de HERE, ‘zult u niet langer verlangen naar die goede oude tijd, toen u de ark van Gods verbond in uw midden had. Niemand zal die tijd missen of eraan terugdenken en er zal ook geen nieuwe ark worden gemaakt, want de HERE zal Zelf bij u zijn en de hele stad Jeruzalem zal bekendstaan als de Troon van de HERE en alle volken zullen daar samenkomen om de naam van de HERE te loven. Zij zullen niet langer hun eigen zondige verlangens volgen. In die tijd zullen de volken Israël en Juda gezamenlijk terugkeren uit de ballingschap naar het land dat Ik hun voorouders als een eeuwige erfenis heb gegeven.
Jeremia 3:14-18 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
[ De Heer zei: ] "Kom terug, mijn weggelopen kinderen, zegt de Heer. Want jullie horen bij Mij. Mijn volk, Ik ben met jou getrouwd. Ik zal een heel klein aantal van jullie naar Jeruzalem terugbrengen. Eén uit een hele stad, twee uit een hele familie. Ik zal jullie goede herders geven, herders die jullie leiden zoals Ik het wil. Ze zullen jullie met wijsheid leiden. Ooit zullen jullie weer een groot volk geworden zijn in het land. In die tijd zal er niet meer gesproken worden over de kist van het verbond . Niemand zal er nog aan denken. Niemand zal er nog heen willen gaan. Hij zal vergeten zijn. Daarom zal er ook geen nieuwe kist meer gemaakt worden. In die tijd zal Jeruzalem 'Troon van de Heer' worden genoemd. Alle volken zullen Mij in Jeruzalem komen aanbidden. Ze zullen geen slechte dingen meer doen. In die tijd zal Juda naar Israël gaan. Ze zullen samen uit het land in het noorden terugkomen naar het land dat Ik aan jullie voorouders gegeven heb.