Jeremia 22:20-30

Jeremia 22:20-30 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Klim op den Libanon en roep, en verhef uw stem op den Basan; roep ook van de veren; maar al uw liefhebbers zijn verbroken. Ik sprak u aan in uw groten voorspoed, maar gij zeidet: Ik zal niet horen. Dit is uw weg van uw jeugd af, dat gij Mijner stem niet hebt gehoorzaamd. De wind zal al uw herders weiden, en uw liefhebbers zullen in de gevangenis gaan; dan zult gij zekerlijk beschaamd en te schande worden, vanwege al uw boosheid. O gij, die nu op den Libanon woont, en in de cederen nestelt! hoe begenadigd zult gij zijn, als u de smarten zullen aankomen, het wee als ener barende vrouw! Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan Mijn rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken. En Ik zal u geven in de hand dergenen, die uw ziel zoeken, en in de hand dergenen, voor welker aangezicht gij schrikt, namelijk in de hand van Nebukadnezar, den koning van Babel, en in de hand der Chaldeën. En Ik zal u, en uw moeder, die u gebaard heeft, uitwerpen in een ander land, waarin gijlieden niet geboren zijt, en daar zult gij sterven. En in het land, naar hetwelk hun ziel verlangt om daar weder te komen, daarhenen zullen zij niet wederkomen. Is dan deze man Chonia een veracht, verstrooid, afgodisch beeld? Of is hij een vat, waaraan men geen lust heeft? Waarom zijn hij en zijn zaad uitgeworpen, ja, weggeworpen in een land, dat zij niet kennen? O land, land, land! hoor des HEEREN woord! Zo zegt de HEERE: Schrijft dezen zelfden man kinderloos, een man, die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, zittende op den troon Davids, en heersende meer in Juda.

Jeremia 22:20-30 Herziene Statenvertaling (HSV)

Klim op de Libanon, roep om hulp, laat op de Basan uw stem klinken, roep om hulp van Abarim af, want al uw minnaars zijn gebroken! Ik sprak in uw zorgeloze rust tot u, maar u zei: Ik wil niet luisteren. Dit is uw weg van uw jeugd af, dat u niet naar Mijn stem geluisterd hebt. De wind zal al uw herders weiden, uw minnaars zullen in gevangenschap gaan. Ja, dan zult u beschaamd worden en te schande worden vanwege al uw kwaad. U die zetelt op de Libanon, genesteld in de ceders, hoe zult u zuchten als weeën u overkomen, smart als van een barende vrouw. Zo waar Ik leef, spreekt de HEERE, zelfs al was Chonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, een zegelring aan Mijn rechterhand, toch zou Ik u daarvan afrukken, en u geven in de hand van hen die u naar het leven staan, en in de hand van hen voor wie u met schrik bevangen bent, namelijk in de hand van Nebukadrezar, de koning van Babel, en in de hand van de Chaldeeën. Ik zal u en uw moeder, die u gebaard heeft, wegwerpen naar een ander land waar u niet geboren bent, en daar zult u sterven. Naar het land waarnaar zij smachten om daar terug te keren, daarheen zullen zij niet terugkeren. Is deze man, Chonia, een afgedankte, stukgeslagen kruik? Of is hij een pot waaraan niemand waarde hecht? Waarom zijn hij en zijn nageslacht weggeslingerd, ja, weggeworpen naar een land dat zij niet kenden? Land, land, land, hoor het woord van de HEERE! Zo zegt de HEERE: Schrijf deze man in als kinderloos, een man die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen. Niemand van zijn nageslacht zal immers voorspoedig zijn, zitten op de troon van David en weer heersen in Juda.

Jeremia 22:20-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Beklim de Libanon en hef geschreeuw aan, laat op de Basan uw stem horen, hef geschreeuw aan van Abarim uit, want al uw minnaars zijn verpletterd. Ik heb tot u gesproken, toen gij in rust verkeerdet; gij hebt gezegd: Ik wil niet horen. Dat was uw weg van uw jeugd af aan, want gij hebt naar mijn stem niet gehoord. Al uw herders zal de wind weiden en uw minnaars zullen in gevangenschap gaan. Want dan zult gij beschaamd staan en te schande worden om al uw boosheid. Gij, die gezeten zijt op de Libanon, u nestelt in de ceders, hoe zult gij zuchten, als u weeën overkomen, smart als van een barende! Zo waar Ik leef, luidt het woord des HEREN, al was Konjahu, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, een zegelring aan mijn rechterhand, toch zou Ik u daar afrukken en u geven in de macht van wie u naar het leven staan, in de macht van hen voor wie gij vrees koestert, in de macht van Nebukadressar, de koning van Babel, en de Chaldeeën; en Ik zal u met uw moeder, die u gebaard heeft, wegslingeren naar een ander land, waar gij niet geboren zijt, en daar zult gij sterven; en naar het land waarop zij hun hart zetten om daar terug te keren, daarheen zullen zij niet terugkeren. Is hij een versmade, verbrijzelde pot, deze man, Konjahu, of een waardeloos stuk aardewerk? Waarom zijn zij weggeslingerd, hij en zijn geslacht, verworpen naar een land, dat zij niet kenden? Land, land, land, hoor des HEREN woord: Zo zegt de HERE: Schrijf deze man in als kinderloos, een man die in zijn dagen geen geluk heeft, want het zal aan geen van zijn nakomelingen gelukken om te zitten op de troon van David en weer over Juda te regeren.

Jeremia 22:20-30 BasisBijbel (BB)

De Heer zegt: "Vrouwe Jeruzalem, klim op de Libanon en schreeuw het uit! Roep luid vanaf de Basan en de Abarim! Want al de mannen op wie je vertrouwde, zijn verslagen. Ik heb tegen je gesproken toen het nog vrede was. Maar je wilde niet luisteren. Zo ben je altijd al geweest. Je hebt nooit naar Mij willen luisteren. Nu zullen al je leiders uit elkaar gejaagd worden. De mannen op wie je vertrouwde, zullen gevangen meegenomen worden. Je zal bedrogen uitkomen en voor schut komen te staan. Dat is je straf, omdat je door en door slecht bent. Je zit daar wel hoog op de Libanon, Jeruzalem. En je hebt je wel veilig genesteld tussen de cederbomen. Maar je zal zuchten en kreunen van ellende als de rampen over je komen. Koning Jojachin (de zoon van koning Jojakim van Juda) was als een zegelring aan mijn vinger. Maar Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer, dat Ik hem daar zal wegrukken. Ik zal hem in de macht van zijn vijanden geven, vijanden voor wie hij bang is: koning Nebukadnezar van Babel en zijn leger. Ik zal hem en zijn moeder wegslingeren naar een ander land, een land waar ze niet geboren zijn. Daar zullen ze sterven. En het land waar ze zo naar terug verlangen, zullen ze nooit meer terugzien. Is die man, die Jojachin, soms een afgekeurd en weggesmeten godenbeeld? Een kruik die niet meer nodig is? Waarom zijn hij en zijn kinderen dan weggesmeten naar een ver en onbekend land? Alsjeblieft, mijn land, luister naar wat Ik zeg! Ik zeg over Jojachin: in de namenlijsten van Israël zal staan dat deze man geen kinderen had. Er zal staan dat het slecht met hem afliep. Want geen van zijn zonen zal nog koning van Juda worden."

Jeremia 22:20-30 Het Boek (HTB)

Huil, want uw bondgenoten zijn verdwenen. Zoek hen in de Libanon, roep hen in Basan en kijk naar hen uit bij de doorwaadbare plaatsen in de Jordaan. Kijk, zij zijn allemaal vernietigd. Er is er niet één overgebleven die u kan helpen! Toen het u goed ging, heb Ik u gewaarschuwd, maar u gaf als antwoord: “Val mij niet lastig.” Sinds uw jeugd bent u zo geweest, u wilde gewoon niet luisteren! En nu zijn alle leiders van het volk verdwenen als door een windvlaag, al uw bondgenoten zijn als slaven weggevoerd. Uiteraard zult u ten slotte uw goddeloosheid inzien en u diep schamen. Nu voelt u zich nog veilig en leeft u comfortabel in een paleis tussen het cederhout van de Libanon, maar over niet al te lange tijd zult u schreeuwen en kreunen van pijn, als een vrouw die een kind ter wereld brengt. “Zo zeker als Ik leef,” zegt de HERE, “Jechonja, zoon van Jojakim, de koning van Juda, zelfs al was u de zegelring aan mijn rechterhand, dan nog zou Ik u afdoen en in handen geven van hen die van plan zijn u te doden en voor wie u zo doodsbang bent: in handen van Nebukadnezar en de Chaldeeën. Ik zal u en uw moeder dit land uitgooien en u zult sterven in een ver land. U zult nooit meer terugkeren naar het land waar u zo naar verlangt. Deze Chonja lijkt op een onbruikbare, beschadigde pot. Hij en zijn kinderen zullen worden verbannen naar verre landen. O aarde, aarde! Luister naar het woord van de HERE!” De HERE zegt: “Noteer deze Chonja als mislukt en kinderloos, want geen van zijn kinderen zal ooit op Davids troon zitten en het land Juda regeren.” ’

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid