Jeremia 2:1-3
Jeremia 2:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Het woord des HEREN nu kwam tot mij: Ga, predik ten aanhoren van Jeruzalem: Zo zegt de HERE: Ik gedenk de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land; Israël was de HERE geheiligd, de eersteling zijner opbrengst; allen die daarvan wilden eten, zouden schuld op zich laden, onheil zou over hen komen, luidt het woord des HEREN.
Jeremia 2:1-3 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: Ga en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land. Israël was den HEERE een heiligheid, de eerstelingen Zijner inkomste; allen, die hem opaten, werden voor schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE.
Jeremia 2:1-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het woord van de HEERE kwam tot mij: Ga ten aanhoren van Jeruzalem prediken: Zo zegt de HEERE: Ik denk aan u, aan de genegenheid van uw jeugd, aan de liefde van uw bruidsdagen, toen u achter Mij aan ging in de woestijn, in een land waarin niet wordt gezaaid. Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst. Allen die deze opaten, werden schuldig, onheil kwam over hen, spreekt de HEERE.
Jeremia 2:1-3 Het Boek (HTB)
De HERE sprak opnieuw tegen mij en zei: ‘Zeg tegen de mensen van Jeruzalem: de HERE zegt: Ik herinner Mij dat u lang geleden als een jonge bruid uw best deed Mij een genoegen te doen. U hield van Mij en volgde Mij zelfs dwars door onherbergzame woestijnen. In die tijd was Israël een heilig volk, het eerste van mijn kinderen. Iedereen die het iets aandeed, maakte zich ernstig schuldig en er kwam groot onheil over ieder die maar een vinger naar hem uitstak.
Jeremia 2:1-3 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De Heer zei tegen mij: "Ga naar buiten. Zeg tegen de bewoners van Jeruzalem: Dit zegt de Heer: Mijn volk, vroeger toen je nog jong was, toen je nog maar pas met Mij was getrouwd, hield je heel veel van Mij. Dat weet Ik nog heel goed. Je was Mij gevolgd in de woestijn, in een land waar nog nooit gezaaid was. Je was van Mij, net zoals het eerste deel van elke oogst van Mij is. Iemand die het eerste deel van zijn oogst zelf opeet, is schuldig. Ik zal hem straffen. En net zo zou iedereen die jou kwaad zou doen, schuldig zijn. Ik zou hem straffen.